De schepping der dieren is prachtig
gelukt: vogels die vliegen, vissen die zwemmen
en poezen die spinnen. Het had echt
niet beter gekund.
Maar toch; ik had zo graag zeehazen
gezien, zeehazen die gezwind over de lange deining
naar de horizon rennen, haken slaande
tussen de schepen.
Laten we daarom de zeekoe inruilen of
de landkrab, de zandhaai kan ook wel gemist; zeker
als we er zeehazen voor terug krijgen,
zeehazen bij de vleet.
Waarschijnlijk bestaan ze al, waarschijnlijk
is er in een archeologisch museum aardewerk te vinden
waarop ze staan afgebeeld temidden
van Phoenicische schepen.
Epifanisch is de zeehaas; zoals de groene flits
bij zonsondergang over een windstille zee. De wereld
schijnt minuten oud en alle leven is nog
maar net begonnen.
Zij legt haar bril op de bananen
in de albasten schaal, hangt haar oor-
bellen aan de lamp en ziet haar groene
kralen door de wasbak rollen.
Buiten wordt het tuinbeeld uit-
gelicht in de namiddagzon terwijl
de magnoliaboom langzaam,
langzaam haar bloesem laat vallen.
Misschien wilden de oorbellen liever
bij de bananen liggen, verlangden de
kralen naar het gras en keek de bril
uit naar het water van de kraan.
Men kan dat niet allemaal weten;
buiten kakelt een kip over een ei.
Madame doet haar dansschoenen
aan en zet een hoed op haar hoofd.