De dood heeft het koud onder je ruime huid
hij slaat je vel begerig om zich heen
verstijfd zie ik hoe ze jou weghalen
Alleen je afdruk blijft achter in ons bed
het kussen nog warm, de dekens lauw
wacht ik wanhopig in je geur
Op het nachtkastje je mok nog halfvol
het washandje waarmee ik je mond
voor het laatst voorzichtig afveegde
Waarom gebeurt er niets?
de zon schijnt vrolijk in de kamer
beneden hangt je jas aan de kapstok
Paddenstoelen zouden uit het washandje
moeten schieten, je mok zou moeten splijten
er zouden motten uit je jas moeten vliegen