Biografie van alja spaan

Alja Spaan (Sint Pancras, 1957), schrijft vanaf haar elfde dagelijks, was van alles maar vooral creatief. Haar huis in Alkmaar werd Atelier9en40 waarin ze tot 2013 kunst- en poëzieprojecten deed. Onder die naam gaf ze anderen en zichzelf uit. Ze verscheen ook in verzamelbundels maar werd bekend door de Turing 2015. Zij is voorzitter van de Stichting Literatuursite Meander en coördinator bij het literaire e-magazine, organiseert Reuring, een literair podium in Alkmaar, is als bestuurslid en dichter betrokken bij de Eenzame Uitvaart Alkmaar en is verbonden aan het Dagboekarchief. Oktober 2018 verscheen de bundel "Tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid" bij IndeKnipscheer, het is haar vijfde bundel. In november 2021 verscheen de gedichtenbundel Losse Honden bij uitgeverij Aspekt. September 2023 verschijnt een nieuwe bundel bij uitgeverij P - Dagelijks publiceert zij op http://aljaspaan.nl.
2021
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    3449

    dat verdedigen omdat dat alles is

    Top 1000
    Soms scheelt het maar een klein stukje. Een betonblok. Een richel.
    Een priemende wijsvinger. Een niesbui. Een tree die
     
    nog volgt. Een hak in de zoom van een jurk. Een fiets zonder licht.
    Rechts in plaats van links. Een deurbel die blijft
     
    hangen. Vergeten een knop om te draaien. Wel de vierde boom van
    het rijtje. Iemand overslaan bij het voeren. Een
     
    open bek als ongevaarlijk beschouwen. Een tong in je oor. Een kus
    in de lucht. Regendruppels die van een tak vallen.
     
    Door mist de overkant niet zien. Een schrille kreet van een meeuw.
    Een wormgaatje in het fruit. Een zachte plek in je hart.
     
    De geur van het bos. Haar dat los valt vanuit een staart. In je ogen
    waait. Te zacht je naam zeggen. Of dat wat je eigenlijk
     
    liever wilt. De verkeerde deur nemen. Iets voelen dat er niet is of
    misschien alleen als het heel licht wordt en dan ochtend.
     
  • 2
    1259

    een speciale status

    Top 1000
     
    Laten we wat afspreken, zegt hij. Ik denk aan niet praten
    terwijl ik eet, geen kruimels in het toetsenbord,
     
    niet drie toetjes in de ochtend, aan niet zijn hand grijpen
    en hengelen omdat hij dan zijn evenwicht
     
    verliest, aan niet mijn hand in zijn broekband stoppen of
    achter in zijn nek een krul verschuiven, aan
     
    het opvolgen van vaderlijke adviezen die altijd wat streng
    of overbodig zijn, aan het verwennen van de kat,
     
    aan het oeverloos houden van mijn kinderen, denken aan
    mijn mamma, aan het voortdurend denken
     
    eigenlijk, aan zijn liefdeloze jeugd, aan no 631 van zijn
    veroveringen, aan dat stof in zijn huis, ja?
     
    zeg ik, op de toon van dat ik wel alles al weet en toch niet
    zal doen. Dat je komt, zegt hij.
  • 3
    3272

    helden

    1e ronde
    Diegenen die achterblijven. Die alles van waarde in een
    doosje zetten in de garage. Dat doosje af en toe
     
    omkeren op de keukentafel. Rugpijn krijgen van het opnieuw
    bekijken. Uitdelen. Precies weten wat bij de een
     
    en bij de ander past. Wat voor betekenis iets heeft. Welke
    waarde. Kunnen zeggen wanneer het genoeg is.
     
    Afscheid nemen, afstand. Duidelijkheid, doosje terug op de
    plank. Dromen over een huis vol en dan alleen
     
    dat vierkantje bezitten. Dat verdedigen omdat dat alles is.
    Een gedicht niet in één keer schrijven. Van de
     
    garage naar een kuil in de grond, alles gewoon uitstorten.
    Boom planten. Kijken of er appels aan groeien.
     
    Of kersen. Of kleine figuurtjes die bewegend in de wind
    lijken op vermiste personen. Gaan zwaaien.
  • 4
    2104

    het vierkantje

    1e ronde
    Wat was het simpel toen we nog liefhadden. Elke ochtend
    een onderwerp, elke avond een welterusten.

    Zoals weten wat je aan moet op een onverwachte koude
    dag. Niet verkouden worden van een windvlaag.
     
    In de lach schieten bij het elkaar aankijken. Blozen. Botsen
    tegen. Onhandig zijn, niets zeker weten en toch.
     
    Zomaar in een auto stappen, boterhammen in de schoot of
    met onbekende bestemming en open einde
     
    verliezen van jezelf. Niet alleen die overgave missen, ook
    het ontbreken van een kader. Er was iets maar
     
    hoe noemden we dat ook alweer? Nu zouden we moeten zorgen
    voor afleiding. We denken teveel na.
     
    We zoeken een warmere jas, knijpen onze ogen samen, zien
    sterretjes, bukken bij elke knal, grijpen onze eigen hand.

     
  • 5
    1013

    in het echt

    Top 100
    Omdat hij over dood begint, ligt er ’s nachts een oude hond
    over mijn deken, half warm en half koud al,
     
    waaronder ik mijn voeten strek en me opkrul, een klein kind
    dat zich half een nieuwe knuffel verzint.
     
    Omdat hij over delen begint, denk ik aan de kadootjes die ik
    boven op de kast zette en waar ik eerst
     
    dagen naar keek alvorens ze uit te pakken, hij wil nu wel eens
    weten wat ik bezit en waarom ik het papier na
     
    afloop gladstrijk en in een lade leg. Omdat hij over intellect
    begint en hoe er bijna niemand meer is om mee
     
    te praten, denk ik aan het knopje ergens dat je kunt indrukken
    om alle gedachten te stoppen en eindelijk
     
    simpelweg gelukkig te worden. Ik streel de kop van het beest
    en vertel hem wat ik niet wil weten.
     
  • 6
    1871

    no 631

    1e ronde
    Het geluid kwam pas later, zoals de herkenning. Niets te
    verbergen dan de kleren zacht over de stoel,
     
    niets te doen dan aan te schuiven op de bank waarop hij
    ligt, niets te raden dan, vormen die
     
    zonder meer in de juiste kuil horen alsof de afdruk nog
    van gisteren was. Het is nog niet licht.
     
    Daar duurt de nacht langer, de warmte tussen de wanden,
    de damp boven de deken, daar vertragen
     
    de handelingen zich. Koffie wordt opgeschonken, water
    kookt, de fluitketel begint te zingen.
     
    Daar rolt een lijf weg, daar volgt gegrom, daar klinkt een
    stem van ver, daar ben ik zo dichtbij, daar
     
    herinnert hij zich. De kleren passen nog, niets te doen dan
    zacht de deur dicht te trekken bij vertrek.
  • 7
    1012

    vanaf de andere kant

    1e ronde
    We doen alsof. Zwiepen de benen over de rand alsof we
    een lichtstreep zien en weten hoe we moeten
     
    lopen. De temperatuur aangenaam, de voeten niet koud
    en kletsend. De muur niet hard en schurend,
     
    de ruimte een meegevend iets, we zouden ook hier gewoon
    verder kunnen slapen. Binnen en buiten
     
    is hetzelfde. Zwart huist overal. Als er een dier zou zijn,
    zouden we het niet vinden. Na uren eerst
     
    knippert er een lampje. Een stem zegt ‘toe nou’ en sleept
    een lange lijn mee. Iets botst tegen
     
    het hek beneden. Een auto start maar blijft op dezelfde hoek.
    Er is een echte streep licht. We doen nog steeds
     
    alsof. In het echt zijn we bloot. Maken we een regel of twee
    van niets. Zwart wijkt langzaam.
  • 8
    2103

    vier namen

    1e ronde
    Wat zullen we dan later zeggen en tegen wie? Is er dan nog
    iemand die hem kende, kunnen we dan grapjes
     
    maken over zijn ernst, de ruzies vergeten, zeggen we dan als
    verklaring dat hij al jaren voordien met het
     
    zwijgen begon? Met het stilvallen van de handen? Met het
    herhalen van alles? Met het lijken op onszelf?
     
    Verontschuldigen we hem bij voorbaat? Moeten we niet nu
    zijn stem opnemen en het hem zelf laten vertellen,
     
    is er iets te vertellen? Kunnen we op foto’s aantonen waar de
    kleur van zijn ogen verschoot, de blik anders werd?
     
    Merken alleen wij het? Zien we hoe mager hij wordt, hoe het
    haar steeds rechter valt? Horen we iemand
     
    roepen? Nauwelijks nog is er een wereld om hem heen. De
    zon schuilt achter de bomen, hij achter ons.
2020
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    1561

    een groots effect

    1e ronde
    Omdat er lang een trap was die mijn bezit in laagjes met elkaar
    verbond zoals het mijn kinderen deed of mijn

    jaren, kon ik zowel boven of beneden zijn of ergens halverwege,
    stel dat je me zocht. En hoewel het nu bijna
     
    altijd helemaal tegen de hemel aan is, we wonen in de lucht en
    zijn afhankelijk van de windrichting zoals een torenhaan
     
    in het dorp en er is nog maar één verdieping over, lopen we nog
    dagelijks de treden te tellen. We leggen ook
     
    steeds wat neer, een kat, wat jurken, onnodige proviand en altijd
    proberen we een sprongetje vanaf de derde en
     
    vergissen ons in de bocht, de pilaar, hoeveel je mee kan nemen
    en dat het uitzicht kleiner wordt bij de vracht
     
    in je armen. We rennen ook graag, gretiger dan toen, maar moeten
    nu vliegen leren en hoe we op de dakrand blijven staan.
  • 2
    1570

    een tovenaarsleerling

    Top 1000
    Heel soms, als mijn vingers het haar verdelen in twee en daarna
    in strengen van drie en zich verwarren in
     
    een eerlijke hoeveelheid die zich laat bedwingen in een vlecht
    waarvan het uiteinde altijd wat schever hangt,
     
    denk ik aan mijn grootmoeder die haar ongewassen haar elke
    dag en nacht zo droeg. Nooit zag ik haar met
     
    losse, volle schouders of in de spiegel kijken om nog even en
    nooit was haar meterslange staart slordig.
     
    Ook met andere dingen deed zij geen kunstjes, ze maakte geen
    schuddende zak goud op haar rechterknie,
     
    ze keek niet in de verte, haar mond veranderde nooit van streep
    tot boogje, alleen het krentenbrood en de kaas
     
    sneed ze met een draadje in plaats van het mes. Haar echtgenoot
    schonk hoge thee, bewaarde dichtregels, frivool genoeg.

     
  • 3
    1623

    het koortsachtig popelen

    Top 1000
    Om de hand te vinden die daar liggen zou, bijna per ongeluk,
    dat vinden, dat liggen en dan te voelen zonder
     
    te bewegen tot de onderste huid en de stijve spieren en de botten
    en het blauwachtige waas van de aderen
     
    zich keren en de vingers spreiden waartussen de bovenste hand
    de onderste wordt en een geheel tot weer
     
    even terloops losgelaten wordt. Om in dat vinden de rest te zien,
    hangend aan de arm, in de kromming van het lijf,
     
    bovenop de hals, tussen het laken verscholen, ogen die wennen
    aan het donker en voor het strelen uit
     
    de welvingen en plooien verkennen, de harde en zachte wegen,
    de droom of het doen alsof en eerst, alsof het
     
    nooit eerder gedaan is, van de neus afglijden en springen in de
    reeds half geopende mond.
  • 4
    1622

    het mooiste woord

    1e ronde
    Hij hoopt dat ze door de deur komt en zijn winkel binnen stapt
    net zoals ze dat een paar maanden geleden deed,
     
    haar haar naar achteren gooit en hem vraagt naar een titel en
    een schrijver die hij ergens in zijn stapels gekoesterd
     
    heeft, en hem daarbij lachend aankijkt. Hij zou gaan zoeken en
    stuit op zijn herinneringen aan zomerse fietstochtjes
     
    die eindigden in de berm, een eindeloos zachte val en de geur
    van het gras samen met een licht parfum. Hoeveel
     
    jaar geleden is dat en zou hij dat vallen nog beheersen en wat
    als ze nooit meer komt vragen naar een boek of
     
    zich hem niet meer herinnert of misschien te jong zou zijn voor
    fietsen met hem terwijl hij haar rokje al over
     
    het stuur ziet hangen en de tas openvallend en de bloemen licht
    geplet en de beesten los, o de beesten.
  • 5
    2317

    iets van gemis

    1e ronde
    Woorden beschouwen als een volk dat morrend aan je achterdeur
    staat, in opstand gekomen tegen, dat duwt en

    wrikt en schopt en gooit terwijl je weet dat de deur los is en niet
    eens van ijzer, licht bevend met maar een klein
     
    stoeltje onder de klink. Of ze zien als een feestende massa die vast
    voorop gaat, toeters, knallen, het hele
     
    fanfare orkest met meisje in te korte rokjes voorop die iets in de
    lucht houden, hun knieën hoog, en veel te dikke
     
    mannen met een trom voor hun buik, praalwagens te hoog opgetuigd.
    En onderweg dan tegenkomen: de beer, ontsnapt
     
    uit het circus, het hoelahoepmeisje, graatmager, de clown die steeds
    over zijn schoenen struikelt, je moeder met
     
    iets lekkers voor onderweg, de grote zwaaiende handen van je vader
    die zonder hoofd toch op de foto komt en jezelf.
  • 6
    1794

    klem zitten

    1e ronde
    Gedacht te hebben ooit dat er alle tijd van de wereld was of
    juist het omgekeerde, dat tijd geen begrip was,

    iets van oude mensen die voorbijgingen, vergeving die niet
    geschonken werd en het in bewaring stellen
     
    van begrippen, klokken, geheimen, overblijfselen en de hond
    die nooit aansloeg wanneer dat moest. Of

    wijsneuzerig beweren dat elke tijd hetzelfde was en net als
    de wijn op een bruiloft nooit opraakte of met water
     
    aangelengd nog even goed smaakte terwijl in haast alle wegen
    genomen werden, gulzig en onverteerd en ook nog
     
    zonder richting. Alsook die ene scene waarop je al dood in
    bed lag en de ouders huilend om je heen stonden,
     
    dat puberaal genoegen van de tijd stopzetten, hetzelfde als dat
    ene gedicht te schrijven waarmee je onsterfelijk werd.

     
  • 7
    2699

    om je te wijzen op iets dat nog mist

    Top 1000
    Van jou geleerd, zegt hij vaak. Ik herinner me geen lesgeven,
    geen voorbeeld, geen aanwijsstok of priemende

    vinger, geen overhoring of opgave, geen rode pen hoewel ik
    graag kruizen trek op bobbelig papier, geen
     
    uit elkaar vallende schooltas, geen schoolbel, hoge stoep en
    bukkend op het plein over elkaar springen en
     
    sowieso, wat herinner je je nu van al die rijtjes die je hardop
    stampte op de maat van je overstekende voeten,
     
    welk jaartal bij welke gebeurtenis hoorde, waarom de vlag uit
    hing of waarom je zondagse jurk alvast klaar lag,
     
    nee dan het schuim om de lippen van de razende leraar, je tong
    met het puntje uit de mond, je keurig rechtop en
     
    niet schuifelende houding, je galmende naam en jouw luisteren
    naar al die vreemde klanken terwijl je sliep.
  • 8
    2382

    ondersteboven

    1e ronde
    De route was hetzelfde. Alsof hij, flemend en nadrukkelijk,
    verzocht had om een ontmoeting. Alsof hij,

    de tafel dekkend, de kachel vol vlammend hout, een warm
    welkom bereidde en zij alleen nog maar hoefde

    aan te kloppen. Alsof de steden open waren en de mensen
    vrij en de wegen los en de treinen op tijd en zij
     
    niet bang was. Alsof de benen nog het ritme kenden van naar
    voren stappen en dan gelijktijdig stilhouden voor
     
    of openscharen en blijven liggen of omslaan en hem vasthouden
    of bewegen en boven het vuur uitstijgen en
     
    loslaten dan. Alsof hij haar bekende, iets van gemis en koude
    en langer dan toen. Alsof er nu geen obstakels
     
    waren, pijlen zelfs die wezen naar dezelfde richting en hij zou
    lachen, moeiteloos en schaterend en zij mee zou doen.
     
  • 9
    7182

    zijn ingewikkelde spel

    1e ronde
    Hoe moet het ook alweer, de deur uitgaan, op tijd ergens
    aanwezig zijn, onderweg zijn, medepassagiers te
     
    hebben, te knikken, goedemorgen te zeggen onderweg, van
    het ene raam te bewegen naar het andere, in wolken
     
    het beest te ontdekken, opgewonden te zijn over het doel en
    de route, ontvangen te worden, je voor te stellen
     
    en dan zonder hand, duidelijk te worden als opgeloste mist
    in een dampende dag, deel te nemen aan
     
    gesprek, ritueel, ronde, conclusie en samenvatting en op de
    weg terug alles te heroverwegen, daar dan
     
    een versje van te maken, ergens voor op te staan kortom en
    nooit meer te willen vertrekken, te ontmoeten,
     
    na te denken noch dat goedemorgen zangerig en vriendelijk te
    laten klinken voor die ene thuisblijver.
2019
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    4429

    de buurvrouw driehoog-achter

    1e ronde
    Ze telt met haar duim hoe vaak ze nog moet en drukt op de pillen
    in de strip, daarna roert ze die van vandaag door
     
    het lauwe water en slikt. Ze kijkt naar buiten terwijl ze het gordijn
    ophaalt, niets nog te zien. Dan noteert ze
     
    no 537 en kleedt zich aan. Heel soms denkt ze eraan alles in de
    vuilnisbak te gooien, het glas te breken,
     
    het venster te openen en hard te gillen, ze wil de tel kwijtraken en
    is er tegelijk bang voor. Daarom tikt ze ook
     
    op de voorraadpotten in de vensterbank, de knuffels op de bank,
    de cactussen op het tafeltje en de katten
     
    om haar benen. Ze blaast tegen de foto’s aan de wand, het stof
    op de lijstjes en telt op haar tenen de gele auto’s
     
    in de straat en als het er te weinig zijn, de witten. Vaag teleurgesteld
    dat er van haar lievelingskleur niets te vinden is.
  • 2
    4277

    de cirkel

    Top 1000
    De heer B. is dood. Hij droeg altijd een hoed, zegt mevrouw Z. en
    iedereen knikt maar ik zag mijn naam op zijn dunne pols,

    met ballpoint ingedrukt opdat hij me niet zou vergeten, zei hij. Hij
    spreidde zijn magere handen met de lange

    vingers en deed een vogel na, iets dat opsteeg en verdween zonder
    dat er een schaduw was of een stukje behang,

    een jongenskamer boven en het licht van een nachtlampje, ons voor
    het donker onderweg behoedend. Ondertussen

    zijn zes mannen hier beneden bezig in een hoekje donkere aarde van
    een vierkante meter, hun vrachtautootje op de hoek.

    Ze overleggen, hangen over hun spaden en praten, een sigaret in de
    mondhoek, muziek uit de open cabine. Het duurt

    een halve middag alvorens er pluimpjes groen verrijzen, her en der
    verspreid lijkt het. Een vogel landt.
  • 3
    4430

    de waarheid

    Top 1000
    In plaats van nieuwe woorden uit de wachtborden die boven of
    tegenover ons hangen, maak ik rekensommen.
     
    Had ik eerst nog zeven verschillende wijzen waarop ik haar
    naam spelde, nu weet ik precies hoe oud zij
     
    was toen ze naast me fietste, mijn dochter optilde, dennenappels
    spaarde voor mijn zonen of door het venster
     
    naar de maan gluurde en het weer voorspelde. Waren het eerst
    de klanken uit haar thuisland die ik
     
    oefende, nu zijn het de rijtjes in haar keurig handschrift in het
    schriftje zonder inktvlek, bijna de
     
    optelling van de boodschappen op het flintertje papier dat door
    mijn vader reeds beschreven haar slechts
     
    de achterkant laat. Bij dat alles is het gruwelijk koud alsof ik
    haar opgraaf uit bevroren grond, bloemen en al.
     
  • 4
    4275

    een herhaalde poging

    1e ronde
    Mevrouw Z. loopt naar binnen, om de tafel heen, kijkt me donker
    en verwilderd aan, roept ‘geen muziek, geen

    muziek vandaag?’ en loopt de deur weer uit. Een helder moment
    waarop ze aan muziek denkt, zich herinnert dat

    ze viool speelde in een orkest en dat nu weer wilde doen of een
    breuk in het weekschema, de planning van het

    tehuis, het ondergeschikt zijn aan derden en waar bemoeit iedereen
    zich mee. Wat lijkt me dat erg, zegt mevrouw

    de B., als je geen instrument meer kunt spelen. Of vasthouden, zegt
    de heer P. Wat deed u eigenlijk vroeger?

    Mevrouw Z. wordt later zingend teruggevonden in de keuken waar
    ze op een krukje zit met wiebelpoten. Deksels

    had ze in haar handen moeten hebben, pollepels en messen. Vooral
    die laatsten. Je kunt ze als strijkstok over je armen halen.
  • 5
    4276

    het lege bord

    1e ronde
    Of hij me nog een keer kon zien, stond er in de mail. Ik wilde
    een grapje maken over zijn kerstsentimenten maar

    zei nee. Maar hij was ziek, zei hij, en hij moest weten of ik toen
    de waarheid sprak. Goed, zei ik en ik zag

    hoe hij moeizaam de trappen nam en in mijn enige luie stoel zat
    om bij te komen van de reis. Ik maakte een

    punt van een theedoek nat en legde die op zijn bezweet voorhoofd
    en ik liet hem water drinken. Ik trok zijn schoenen

    uit en tilde zijn voeten op het tafeltje voor hem, zat op de leuning
    en keek, hij had zijn ogen dicht. Natuurlijk

    was het waar, zei ik toen. Ik zette eten op tafel maar hij had geen
    trek. Hij deed zijn ogen open, liep naar me toe,

    pakte mijn pols en draaide eraan. Hij had het nooit geloofd, dat
    wist ik. Ik vroeg niet wat hem mankeerde.
  • 6
    5311

    het verkeerde perkje

    Top 100
    Het was volle maan, hij had gekeken naar die bol van licht, er
    was een geur van voorbije zomer, bladeren op
     
    het wegdek, spinnen in de bomen, geen mens op straat. Voor
    hem zat een haas naar hetzelfde te kijken, oren
     
    tegen elkaar gevleid, en dacht even diepe dingen. Hij minderde
    vaart, er was niets mis met zijn ogen, zei hij
     
    tegen zichzelf, het beest draaide zich om en verwisselende het
    natuurverschijnsel voor zijn
     
    rechterkoplamp. Hij bleef staren en hupte toen op het licht af.
    Beiden voelden een bons, een lichte trilling.
     
    Het was alsof de haas op schoot lag en zijn laatste warmte aan
    hem gaf, het bloed over zijn dijen liep, zijn
     
    vingers over de zachte vacht maar hij stopte niet. Hij reed zelfs
    weer sneller zodat het licht voorgoed over het beest viel.
  • 7
    5310

    stil blijven zitten

    1e ronde
     
    Er is dat moment dat hij achter me langs loopt en me even raakt
    waarop ik automatisch wil leunen, een herkenning
     
    in alle drukte en vertier, een geur uit een eerdere aflevering, een
    bijna vertrouwd iets. Iedereen zoent overigens,
     
    mannen leggen zonder aarzeling hun armen om mijn heupen,
    vrouwen tikken mijn wangen aan en houden
     
    tussen de lijven afstand maar plukken wel aan mijn jurk en mijn
    haar, goh dat is toch wel vreselijk lang geworden
     
    ondertussen. Ik herinner me nauwelijks wanneer het begon: dit
    springen uit de coulissen en rap pratend
     
    ieders product aanprijzend alsof ik marktkoopman was op een
    zaterdags plein en terwijl ik om stilte vraag, de
     
    vloer vrijmaak voor een ander, schuif ik terug in tijd en gewoonte
    en richt me op dat ene gezicht dat zojuist nog tegen
     
    het mijne boog.
2018
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    1850

    de sterren verbonden met potloodlijn

    1e ronde

    Hij had het niet gehoord, misschien was dat het ergste,
    geen kletterend geluid, geen knarsend gepiep

    van remmen, geen geren, geen sprong, geen gil, niet het
    opspatten van water, niet de

    angstaanjagende stilte daarna. Hij had gewoon geslapen
    terwijl achter hem een worsteling plaatsvond

    tussen mens en voertuig, water en lucht, en de dag erop
    had hij het nog niet geweten, de nacht daarna

    had hij weer geslapen, rimpelloos het oppervlak waarin
    de dood zich nestelde tussen linten van

    vuilnis en wier, vissen door de neergelaten armen. Als
    de straat wordt afgezet, huilende familie

    op het bankje ertussen, geeft hij zijn bloemen water en
    kijkt niet naar het blauwe lijf dat hoog gehesen wordt.
  • 2
    1856

    de tochtstroom

    Top 100
    Opnieuw kiert tussen de bomen door de overkant, vlekken
    licht, open plekken die schreeuwerig opgevuld

    zullen worden door rode daken, groene deuren, bloemen
    van kant die half opgetrokken plastic vazen,

    monsterlijke kleinoden, asbakken en bewoners tonen die
    gedrapeerd over de vensterbank wachten op

    deurbel en huilend kind, auto’s koud en aan die kant licht
    geschaafd, bepleisterd, vochtig hoestend tot

    plaatsgenomen wordt in de eindeloze stroom die op de hoek
    alweer uiteenvalt, grijs de laatste vrijheid boven

    de wijkende toppen, knipperend vanuit de kleine ramen, het
    leed tuimelend vanaf vier hoog tussen de

    laatste bloeiende struik in buurman’ s tuin, net voor de niet
    opgehaalde vuilnisbak beplakt met haar naam.
  • 3
    1851

    het laatste stukje

    1e ronde
    Als je elke keer uit hetzelfde raam opschrijft wat je ziet,
    vanuit dezelfde positie die je vader, je grootvader,

    zij, de wereld zag en daar omheen dan het kader weghaalt,
    het venster open, de meeuwen op hun

    zilverwitte vleugelslag stil laat staan, de boten in hun
    trage glijbaan voor anker, de schilder op het

    hoekje met het penseel in de rechterhand bevroren, de
    bomen in eeuwige bloesem, kinderen die nooit

    van de kade vallen, fietsers die nooit hun doel bereiken,
    haar roepend zonder dat ze je ooit nog hoort,

    kun je denken dat alleen die wereld vanuit dat vierkant
    veranderd is, niet jijzelf, niet zij, niet hen,

    en dat als je je omdraait, je vrouw daar nog is, en je vader
    aan tafel werkt en je grootvader met koffie wacht.
  • 4
    1853

    honderd keer

    1e ronde
    Aan het eind van het verhaal vertel ik wat er echt
    gebeurde en ik houd de omslag waarop

    zijn foto omhoog en langzaam langs hun gezichten.
    Het jongetje dat donker en serieus

    en met zijn handen voor zich op het schooltafeltje
    naar de fotograaf kijkt en daarstraks nog

    in een driedelig pak, grijs met smal wit streepje en
    voor een rijksdaalder bij de kringloop gekocht,

    onherkenbaar voor zijn ouders was, langs ons liep,
    trots op de vondst waarmee hij een dag langer,

    een dag uitstel verkreeg, daarna zijn hemdsmouwen
    opstroopte, nog even keek naar het haar

    dat eindelijk groeide, zwart, zoals hij, als kind had
    gewenst, en toen de lus aanhaalde, strak

    van de bijgeleverde stropdas, oranje gestreept, die
    gratis uit de linker jaszak had gebungeld.
  • 5
    2846

    in de kast

    1e ronde
     
    Pratend over ze zie ik hoe ze aan tafel schuiven alsof ze
    niet al jaren geleden verdwenen. Zij heeft
     
    rode wangen en een koud neusje, hij schuilt diep in zijn
    kraag, verbaasd alsof we hem bevrijd hebben
     
    zonder dat hij riep of klaagde over de omstandigheden.
    Ze praten mee, proeven iets, gaan daarna weer,
     
    we zien hen op de rug na en al zouden we willen, niets
    haalt hen voorgoed terug, het lukt zelfs niet
     
    te vragen om meer, vaker, langer. Het gesprek duurt een
    jaar, op een afgesproken tijd komen we erin
     
    terug, tot zo lang zijn het flarden die als mist boven het
    weiland hangen. Hij drijft de beesten in de stal,
     
    zij hangt ondanks alles de was buiten, wij durven bijna
    niet van het erf af, er drijft een vlieg in de melk.
  • 6
    1854

    niemand mag er mee

    1e ronde
    In de beddensprei haakten zich gekleurde beesten van
    allerlei vorm en grootte die langzaam zich

    verspreidden richting zijn hoofd terwijl daarboven over
    het plafond een gelatineachtige massa probeerde

    zich los te laten, bijna drupte op zijn lijf, en de muren
    nauwer om hem heen sloten, steeds dichterbij

    kwamen alsof hij, bijna misselijk, zijn ogen stijf hield
    terwijl hij zijn benen over de rand van het

    enorme bed gooide maar nergens de vloer vond en met
    heel lange poten zelf het dier leek waar hij

    het bangst voor was, losgelaten door grijnzende engelen
    met vorken hooggeheven langs gezichten

    waarbinnen gaten al het redelijke vervingen, zijn vingers
    opeens de klauwen van het nachtelijk monster.

    Zoiets gebeurt, zei de zuster geruststellend in de ochtend,
    en haalde twee van de vier pillen uit zijn bakje.
  • 7
    8051

    om de afstand te accentueren

    Top 100
    Misschien bestaat herstel hieruit: alle zolen van alle schoenen
    te laten maken door de aardigste ondernemer uit

    de stad, wellicht alle neuzen ook, en dat verspreid over de weken
    van het nog resterende jaar zodat we zijn prettige stem

    en dito handelingen kunnen herhalen en iets hebben om naar uit
    te zien, de kosten gespreid, en bij het laatste bezoek

    aan een zelfgebakken cake kunnen denken die hij dan met
    groezelige vingers kan oppeuzelen en waarvoor hij

    knikkend bedankt om dan met vuile en vette handen en volle
    mond precies mijn laarsjes uit de berg schoengoed

    te halen en met een buiging te overhandigen zodat ik kan zeggen
    hoe knap het is dat hij mijn schoeisel herkent en hij

    dat ik weer mijn best heb gedaan en het onzeker is of het om gebak
    of voeten gaat of hoe weinig scheef ik heb gelopen.
  • 8
    1852

    trage opvattingen

    Top 1000
    Het zijn de moeders die hun zonen claimen en uitroepen
    dat hij nooit in staat zou zijn tot, hij heeft

    wat problemen misschien maar ze zijn voorbij, er ligt
    niets onder zijn kussen, zijn voedsel was vol

    vitaminen en ze heeft altijd haar best gedaan, niemand
    kent hem beter dan zij. Terwijl de zonen

    allang voortvluchtig zijn, dekt zij de tafel nog en trekt
    het laken recht, ze praat tegen hem, alleen

    zij begrijpt hem en hoewel ze weet, ergens ver in haar
    lijf, dat hij nooit wat terugzegt omdat hij

    nooit echt thuis is, hangt ze zijn winterjas alvast klaar
    en verwisselt de foto’s in het lijstje, hij

    is immers zoveel groter gegroeid. Bij het stofzuigen houdt
    ze steeds even halt voor zijn glimlach en lacht terug.
  • 9
    1855

    uit de toon

    1e ronde
    De ontluistering huist in het bovenste gedeelte waar onder
    het dak de muur rozerood verloopt, een paar

    portretjes scheef de glorie van weleer bevatten boven scheur
    en vochtvlek, een schakelaar geen functie meer

    heeft en kabels afgesneden als losse lichaamsdelen in een
    duistere hoek hangen. Over het dakraam glijdt

    een barst, een gordijn hangt nog vol stof, stoelen staan altijd
    klaar boven op elkander maar het geluid van beneden

    nodigt uit tot het snel verlaten van deze ruimte. Het feest is
    twee verdiepingen lager, de warmte uit de jassen

    dampt na, de glazen rinkelen, de schalen passen in gekromde
    armen, gebogen wordt voor haar inhoud, handen

    liggen op schouders, lippen krijgen nieuwe kleur, gegiechel
    bij het aangeheven lied, iemand reikt tot de zoldering.
2017
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    3365

    de wegen rondom

    1e ronde
    Ik heb hem niet opgetild, zei hij, omdat ik niet wilde
    voelen hoe licht hij geworden was. Zo
     
    kun je zeggen, ik heb hem niet gestreeld omdat ik niet
    wilde weten hoe zacht hij was, ik hield mijn
     
    zonnebril op zodat je mijn tranen niet kon zien, ik zat
    aan de verste hoek van de tafel zodat hij
     
    zijn poten niet uitstrekken zou tot waar ik zat maar
    ook, ik sliep niet die nacht omdat ik hem
     
    hoorde lopen over de houten vloer, ik deed elke deur
    behoedzaam dicht zodat hij niet zou
     
    kunnen ontsnappen, dan nu en voorgoed. Het is best
    alweer even geleden, zegt hij terwijl bij mij
     
    het gewicht nog op me drukt en de ogen tot spleten
    getrokken me nazien tot op elke hoek.
  • 2
    3364

    er was een heel veld dat ze plukte

    1e ronde
    Het is niet de dood die de dichter stil maakt maar de
    afwezigheid van leven. Het missen van
     
    haar kittige hakjes onder zorgvuldig afgestemde rokken,
    het schuin vallen van haar zwarte dikke
     
    lokken, het je even aankijken waarbij je niet weet of
    het haar somberheid is of de jouwe, dat
     
    terloopse moment van aanwezigheid zoals dat daar in
    de velden lag, gisteren, gebroken. Wij
     
    trokken voorbij, keerden haar de rug toe, aten onszelf
    de knagende honger dicht. In de nacht
     
    tilden wij haar kist in ons midden en lazen elkaar voor:
    hoe we echt van haar hielden of hoe
     
    het geluid van leven klonk alsof ze dat nu al vergeten
    zou zijn: het ruisen, het tikken, het vallen.
     
     
     
    In memoriam Antoinette Sisto
  • 3
    3362

    lokaas

    1e ronde
    De zachte regen waartoe deze dag neigt, de bomen weer
    vol van het lichte groen, de bloemen plakkend aan
     
    de stoeptegels, de roze en gele blaadjes onder de stappen
    die we nemen, de aarzeling bij
     
    de tocht door de polder, de lucht het vuile wit als op het
    blad papier na een ochtend tekenen, het
     
    patroon onder onze armen, de beesten aan het hek dit keer,
    de doden geborgen, de liefde los, het lied
     
    een meezinger die we in stilte dragen, een plan dat langzaam
    voor ons uitrolt als het lijf in de bocht meegeeft
     
    en eindelijk misschien wat ruimte, ruimte in het hoofd daar
    boven, lucht door de losse jas, een bijna
     
    vrolijk zijn omdat we onszelf daar achterlieten: de waterkant,
    het geknakte riet, het afval onder de brug.
  • 4
    3293

    vergeten boodschap

    1e ronde
    Ik herinner me Sara. Dat is alles. Ik hield haar geheim
    tussen buikwand en hartslag, onder de borsten en
     
    in mijn oude handen, ik hield mijn benen gesloten en
    soms kroop ik met mijn voeten omhoog, tegen
     
    de wanden op en dacht dat ze dan naar boven zou zakken
    en nooit zou verdwijnen. Ze kwam in mijn
     
    mond terecht. Soms eet je terwijl je huilt. Er waren
    bloemen van stof op het oude behang die
     
    bewogen onder mijn tenen. Ook hing zijn hoofd soms
    daartussen. Hij drukte mijn armen naar
     
    achteren en kwam steeds dichterbij, zwaar en hijgend.
    Zodra hij sliep, vouwde ik mezelf om
     
    borst en benen en schaduw, stal zijn adem, kuste hem
    en verzon haar namen: meisje, mijn.
  • 5
    6147

    verontschuldigend

    1e ronde
    Lang bleef ik denken dat het gewoon kon: ik zou op
    het ronde raampje kloppen en wachten tot
     
    zijn hoofd langzaam boven kwam, de deur van het
    vooronder ontsloten, dan de vier dansende
     
    stappen, de verende krullen, de grijns, de kajuitdeur
    en het mij naar binnen trekken waarbij
     
    het lijf tuimelend in touw en olie, voorraden en water
    bijna, fietsen, boeken, lampen, stuur
     
    en kapitein, opeens weer zou weten hoe het leven
    werkt, terug zou grijnzen, geen woord zou
     
    uiten dan het likken aan zijn hals, het bijten in zijn nek,
    het scheuren aan zijn overhemd, het zoeken
     
    van zijn mond, terugvallend in het ruim van een schip
    dat varen kon naar het begin van de rivier.
  • 6
    3292

    vrij

    Top 1000
    Je pakt een keukenmes uit de la en stapt in je auto,
    je checkt nog even of je niet per ongeluk
     
    witte sokken aan hebt gedaan want dat is niet cool,
    vinden de vrouwen, en je appt nog snel
     
    met je moeder dat ze niet met het eten op je hoeft
    te wachten en ja mam, je zal niet te hard
     
    rijden. Er schijnt een zonnetje en verder is het net
    alsof je achter je scherm een game speelt,
     
    er zijn targets en er is een beperkte tijd en iedereen
    moet gewoon weg, weg, weg. Het
     
    gegil is net echt en het bonzen en stoten en raken en
    knarsen en duwen doet je denken aan
     
    hoe je met je duim spinnetjes dooddrukte in de hoek
    van de vensterbank en daarop spuugde.
  • 7
    3294

    zijn winter

    Top 1000
    Dat ieder mens maar ontsnappingskunstenaar mag zijn,
    een beetje zoals de oude dichter die zich alleen
     
    in verzen leert kennen. Op elke straathoek nog de zon
    en de mogelijkheid daar te blijven, in elk
     
    water de diepte van het lijden, in elke lucht de zwarte
    vogels. Dat ieder mens maar
     
    niemand nodig heeft, een beetje zoals de oude dichter
    die alleen geholpen moet bij een enkele
     
    letter. Voorover gebukt kan hij best nog bij zijn schoenen
    en de veters strikken en als je nu maar eenmaal
     
    aangekleed bent, kun je weer weg. Dat ieder mens maar
    waakt over zijn ziel, een beetje zoals
     
    de oude dichter die het woord legt op het speelbord en
    moppert omdat hij een tekort aantal punten heeft.
     
    (nav Verloop van jaren, 2 doc over Remco Campert)
  • 8
    3363

    zwarte kraaien die uit hemdsmouwen vliegen

    Top 1000
    Waar vroeger laaghartig gekropen werd om het huis,
    verscholen tussen de dichte bladeren van
     
    zodat alleen geritsel iets verried, voeten opgeschrikt
    door klamme en ongewenste omhelzingen,
     
    plotselinge moordpartijen en gilletjes tot over de weg
    die als enig lint kleurloos wapperde, de
     
    bijlen klaar tegen de stam, na uren kriebelende nazaten
    op intieme delen als te vroeg afgehakte
     
    ledematen, wacht nu een enkel exemplaar met gespeelde
    triomf hoog tegen het venster, bijna
     
    roerloos en vals afwachtend tot ik tuimel uit het raam en
    voor doe hoe te ontkomen, te bewegen weer
     
    en nieuwe vrienden te maken, een kale grasspriet wenkt,
    een schril gekras trekt over de hoofden.
2016
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    938

    ademloos

    Top 1000
    Hij tilde mijn haar op en liet het vallen over. Niet
    eerder was er een gebaar zo dichtbij dan
     
    het heffen van het glas en kijken hoe het kristal
    flonkert, zingend van gezamenlijkheid.
     
    De ogen daarboven, de hand daar beneden. Niet
    dat het vocht langs mijn kin droop.
     
    Niet dat we tot zingen overgingen. Alleen bij het
    weggaan die lichte zorg tot. Een
     
    vader die je zegt voor donker thuis te zijn en het
    licht van je fiets controleert, een
     
    echtgenoot die het laken glad trekt en omkijkt voordat
    hij de kamer verlaat. Maar dit
     
    lichte briesje in je nek, dit gewreven venster, doet
    je afslaan bij de eerste bocht.
  • 2
    939

    administrateurs

    1e ronde
    Op de terugweg mat ik het licht, heen de meters.
    De wind hield aan, ik had niets dan
     
    drieduizend woorden, een flesje water, een vestje
    dat uitgespreid mij deed vliegen, een
     
    grapje tijdens. Het leek alsof de weg verboog, zich
    schuilhield tussen zee en land, mij
     
    nauwelijks dragend. Vogels begeleidden mij. De
    boerderijen zwart, de molens half,
     
    de rietschoven het hek waarlangs het water stilstond,
    de beesten binnen op de lokroep na.
     
    Een man stond stil op de splitsing en keek, zijn motor
    draaiend. Boven ons het doek waarop
     
    de schilder nauwgezet de stippen aanbracht. In de
    hoek een scheur die zich langzaam lengde.
  • 3
    682

    de leegte

    1e ronde
    Radeloosheid, noemt hij het, die staat van zijn waarin
    je jezelf bij de hand grijpt, de pols schroeft, met je duim
    tegen het topje van je middelvinger tikt,
     
    hardop leest wat het krantenartikel weergeeft, je eigen
    mening vraagt, een klein grapje in een persoonlijk
    onderhoud, dan weer
     
    samenvattend van muur naar muur loopt, kijkt of de
    takken de hoek omarmen, dezelfde wind ook daar
    waait, de vogel met je
     
    meetrekt, het kind wel doorloopt, opnieuw het bord
    schikt, het glas ernaast, bestek op de gevouwen
    servet, even zorgvuldig ingrediënten afweegt,
     
    twee pagina’s leest of tot het volgend hoofdstuk, de
    film afgestemd op dat moment, de versnapering in
    dezelfde volgorde, de groet aan
     
    een, twee, drie bekenden, het schilderij recht, het ene
    nummer in de cd speler geprogrammeerd, het gordijn
    half toe,  of eenzaamheid, zegt hij.
  • 4
    937

    de pose

    1e ronde
    Zolang de plaat nog niet is afgelopen, blijft
    hij zoals hij bleef omdat
     
    zijn moeder nog leefde, de katten nog verzorgd
    moesten, de kraai met de scheve
     
    staart, omdat het nog morgen moest worden,
    omdat zij langskwam.
     
    Nu blijken alle staarten van alle vogels scheef,
    zijn moeder is dood, de katten
     
    liggen in de achtertuin, alleen zij is gebleven.
    De plaat wordt opnieuw opgezet.
     
    Morgen wordt opnieuw morgen. Hij heeft een
    afspraak voor over zes
     
    weken. Ik zie je dan, zegt hij maar hij zal een
    hond moeten zoeken met drie poten.
  • 5
    678

    de situatie

    Top 1000

     
    Totdat hij zich in me voegt, raas en grom ik, het
    lijf hoekig en bezeerd. Daarna pas vloeien
     
    mijn bewegingen en kan ik zacht zijn. Zachter.
    Er zijn maar weinig dagen waarop
     
    dit lichaam botst tegen zijn verblijf, uitstel geeft
    aan het niet willen voelen, warmte
     
    absorbeert. Ongeduldige voeten tekenen zijn
    afwezigheid, levensgrote cirkels.
     
    Woorden helpen niet. Ik heb alleen de kracht nodig
    waarmee hij zich op me stort, bijtend
     
    omklemt, tegen de muur drukt, onder zich trekt,
    stotend mijn aftocht belemmert, mijn
     
    adem inhoudt, mij vierendeelt, triomfeert over
    mijn leegte en keert, dan vasthoudt.
  • 6
    683

    het wit

    1e ronde
    Wat van de dromen overblijft, het bed een kuil vol,
    het raam beslagen, de kat wachtend bij de deur, is
    een korte streling van huid op
     
    huid, een bukkend gaan onder zijn halslijn, ogen
    onder haar, glijdende bewegingen, wat warmte daar,
    mijn rug naar hem toe. Dan is hij
     
    onbekend nog. Een dag lang lopen wij met dat lichte
    schuren onder de warmte door, wij herinneren ons
    terwijl hij natuurlijk allang
     
    vertrokken is. Zijn auto had gestaan op de marktplaats
    onder mijn ramen, ingebouwd door vroege tenten en
    schreeuwende koopmannen, de kramen
     
    waren doorgebogen, zwaarbeladen, ik had de kleuren
    kunnen pakken terwijl ik mij vooroverboog, geroken
    hoe stroperig het fruit zou zijn.
     
    Dan had ik de vensters gesloten. Ik had gelopen daar
    en mijn manden gevuld. Hij had zich omgedraaid en
    me voor het eerst aangekeken.
  • 7
    679

    het zijn lijnen

    Top 1000

     
    We stonden bij het schoolhek, buiken vol.
    Langgerekt de kinderen aan het klimrek,
    een plein zonder schaduw, vaders die
     
    rokend over de was spraken, de ogen over
    onze haren tot aan halverwege, de juffen
    klappend aan de poort. Nu zegt zij
     
    dat ze deed alsof. Ze vermoedt van mij
    hetzelfde. Daarna keerden we terug in onze
    koele huizen, bij afwezige vaders,
     
    natte doeken tegen het aanrecht, druipende
    handen. Keuzes die ons zouden opbreken.
    Eerst nu. Extra kinderen die
     
    ongevraagd mee aten, sliepen in ons bed,
    dwars over, stemmen verhieven maar
    nietszeggend alleen achtergrond
     
    vormden zoals zonnevlekken op dat kale
    terrein. Tegen het hek uitvloeiende lijven
    die langzaam oplosten tot de lijnen van nu.
  • 8
    684

    op elegante wijze

    1e ronde
    Daar waren geen zuigende geluiden, geen flitsende
    beelden, geen gezamenlijk hoesten of luidkeels
    commentaar op vriendin, voetbalwedstrijd en
     
    laatste aanschaf, daar waren geen deuren die heimelijk
    gesloten bleven als men langskwam, geen tochtende
    vertrekken als men tiktokkend de trappen
     
    nam, geen vallende gordijnen die opzij geschoven
    zestien cactussen op een rij vertoonden of muizige
    gezichtjes boven een bord pap, moeders die
     
    ramen lapten terwijl mannen afwezig bleven, auto’s
    die een week lang scheef in het vak bleven staan
    waarlangs een plastic kinderstoeltje, krijt-
     
    strepen waarover men ‘af’ is, een plastic zak met
    bobbelende inhoud, postbodes die zingend halverwege
    kwamen en deden alsof ze de laatste
     
    meter het pakket gooiden; daar viel ik in het laatste
    gesprek tussen laatste mensen die op langzame toon
    geheimen fluisterden waarvan ik er een was.
  • 9
    680

    overdag

    1e ronde
    Het blaten van de schapen blijft lang als stil
    verwijt langs de straten hangen, het
     
    is donker reeds en tergende jongensgeluiden
    sterven weg. De hekken rondom
     
    omlaag getrokken, een onneembare vrijheid
    ter hoogte van, de warme hoofden
     
    meewarig in onze handpalm. In de sloot het
    einde: de oranje wimpel in
     
    grootverpakking, plastic cirkels rond de poten
    van de eenden, oneetbaar restant.
     
    Duwend tegen onze ledematen de roep om
    meer en opnieuw dat gesmoord
     
    schreeuwen. Het gras herstelt zich, daar bovenop
    verzamelt men zich en legt zich neer.
     
  • 10
    681

    vage omtrekken

    1e ronde
    Er gebeurde daar net genoeg. Vanonder de plastic stroken
    die het glas troebel maakten of daarboven,
     
    aan alle kanten toch het licht. Precies zoveel ruimte dat
    een buurman van het dak kon glijden en in
     
    mijn tuin kon landen, zacht en bij het opstaan de aarde van
    zich af kon schudden, lachend.
     
    Precies zoveel ruimte dat mijn mamma het tafelkleed kon
    uitschudden en over mijn hoofd kon vliegen met
     
    trage vleugels. Precies zoveel ruimte dat ik drie keer om
    de kerktoren kon fietsen en alle kinderen
     
    terug vond, een lint van zingende liefjes, een echte haan.
    Precies zoveel ruimte dat ik paste. Hier
     
    schuurt en botst het. Er is teveel beweging, teveel geluid.
    Het uitzicht hemeltergend, de omvang te groot.
  • 11
    1513

    wind

    1e ronde
    Het noorden, zegt hij, zonder hoofdletter is de richting
    van de wind, en met kapitaal een
     
    beoogde locatie, wat wil je? Het Noorden is altijd dat
    wat recht voor me ligt, zeg ik hem,
     
    het is locatie en richting ineen, alleen het is niet de wind
    die me brengt maar ikzelf. Kinderlijk
     
    loop ik door, zevenmijlslaarzen, hooggehakt, blootsvoets.
    Alsof ik sterren zie staan en iemand moet
     
    bezoeken, geschenken over mijn schouder. Alsof er een
    regenboog verschijnt met de pot met goud of
     
    eenvoudiger nog: een roomsoes aan het eind van het pad.
    Alsof mijn moeder daar wacht met een
     
    rulle handdoek voor de doorstane kou en regen en ander
    ongemak. Alsof aan het eind van
     
    al die lange doorgaande wegen eindelijk de overtuiging
    volgt dat ik niet de enige reiziger was.
2015
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    2891

    aanwezig

    1e ronde

    Misschien morgen. Liggen in zijn lijf, lang

    luisteren naar zijn klanken, de

     

    flanken geslagen om de restanten en altijd

    meer vinden dan verwacht. Zachter

     

    de botten, langzamer de beweging. Teder

    bijna het stoten, open bijna

     

    het hart. Het houden een wisseling in seizoen.

    Dan was het winter en sliepen wij,

     

    omringd door voorraad en wit licht, stilte

    uit de steden. Er waren geen

     

    dode kinderen, de beesten waren niet langer

    wild, het leven was een

     

    uitgestrekte vlakte. Vanachter de horizon

    een nieuwe wereld. Morgen misschien.

  • 2
    2893

    de bijbedoeling

    1e ronde

    Als het geluid is verstomd en de mensen

    uiteengaan, herinnert hij zich dan


    hoe iedereen danste op het dak van het

    schip en hij zichzelf en hen

     

    filmde vanaf zijn buik en aanraakte en

    zoende en omhelsde terwijl

     

    de sprongen steeds wilder werden en

    zij steeds verder van huis?

     

    De slaapplaats geïmproviseerd, de val

    in het water ook, het vrijen

     

    onhandig, de ochtend smaakt naar gal,

    het haar stinkt, de eerste

     

    vuilniswagens doen de ronde, in de bomen

    hangt een lege jurk.

  • 3
    2894

    de familie

    1e ronde

    Hij ligt zo zwaar in mijn dagen. Zal ik wel,

    zal ik niet en dan, bijna

     

    terloops en altijd uiteindelijk, haal ik hem

    binnen zoals je een kind voedt, een

     

    zwarte vogel met een lamme vleugel, een

    verwarde dorpsgenoot. Hij

     

    is de stilstaande maan. Ik de rover uit het

    versje van Annie MG Schmidt,

     

    een punaise in mijn handen, het touwtje

    tussen mijn tanden. Daarna

     

    zijn alle uren licht, zijn gewicht lost op,

    ik dans de dingen tot

     

    de zwaarte terugkeert. Ik ben veilig thuis,

    zegt hij, de maan wast zich.

  • 4
    7684

    een meisje

    1e ronde

    Ik ben een oorlogswees, een wolvenkind dat

    trekt van boerderij naar hoeve, ik die

     

    slechts drie doden zag. Ik ben afhankelijk van

    de hompen brood die mij toegeworpen

     

    oneetbaar zijn. Elke keer dat ik drink, denk ik

    aan het deelbare bloed en het

     

    water dat wijn werd. Vang mij in het net van

    vissen en je kunt haar niet meer

     

    ophalen, zo zwaar. Laat me hurken aan je

    voeten, dobbelen om dat wat

     

    was, ik zou verliezen elke keer en dat wat al

    verloren is, voorgoed kwijtschelden.

     

    En terwijl hij vroeg om vergeving of voorbij

    gaan aan, doe ik hetzelfde.

  • 5
    2906

    flintertjes stof

    1e ronde

    Het is alsof mijn huis een nog ingepakt cadeautje

    is, de neerhangende gordijnen

     

    bedekken haar inhoud terwijl de bewoner zich

    laat verrassen bij nacht en ontij.

     

    Dan ruikt ze de tuin en proeft de regen, voelt

    zich kind en heel volwassen. Ze

     

    mag mee het hooiland in maar niet helemaal

    bovenin de wagen, ze mag

     

    het bier schenken maar niet proeven, ze knoopt

    de zakdoek op haar hoofd zoals zij

     

    dat doen, in de verte staat haar vader. De buien

    dreigen. De stemmen galmen. In

     

    dat donker trekt zij de stof naar boven en herkent

    langzaam de contouren.

  • 6
    6459

    hanteerbare greepjes

    1e ronde

    We denken erover dit soort gedachten ’s nachts

    bij hem in te brengen, bij hem die

     

    geen bijnaam meer heeft, niet meer aangeduid

    kan worden met de plek in het gezin, de

     

    meer dan gemiddelde lengte of de verstrooide

    aanwezigheid die vroeger al resulteerde in

     

    botsingen met lantaarnpalen, hondjes in het

    park of overbezorgde moeders, nee,

     

    hij het liefste, het meest bijzondere, we denken

    aan op kousenvoeten bij zijn bed staan en

     

    lispelend dan de betovering van het leven door

    te geven zodat hij wel moet op staan en

     

    vorm gaat geven aan de woorden die hem nu

    doen liggen: weemoed, mam, is prachtig.

  • 7
    4685

    het gewicht

    Top 1000

    Het heeft iets moois tussen de boodschappen
    door hen te bezoeken, het bosje rozen

    bij de sigaretten na de kassa, het kwijtgeraakte

    bonnetje, de landerige hulp die

     

    geen schaartje vindt om het plastic van de

    witte kleine knoppen te verwijderen,

     

    een hond kwijlend bij de uitgang, de bloemen

    dan onder de snelbinder het

     

    pad opgaand en dan bij de grijze bakken het

    plastic en het bloemvoedsel, vloeibaar

     

    dit keer, met het elastiek weg te gooien, de

    paar meters door het bladerdek

     

    en dan het vegen over de beslagen steen, bijna

    vorst, drie dikke oude takken, te

     

    weinig voor elk kind een en dan deze witheid

    spreidend en thuis de overige waar.

  • 8
    2887

    natuurlijk

    Top 1000

    Ik schrijf nog steeds over niets. Zonder

    diep na te denken en in de ochtend behalve

    als ik niet thuis ben. Zoals

     

    vandaag. Dan in de trein de onderwerpen

    voorbij zien gaan. De koeien zien liggen.

    De gesprekken horen.

     

    Mezelf draperen in het maanlicht, het bed

    onder de sterren. Hij slaapt. Er gingen

    jaren voorbij zonder

     

    het te weten. Ik schrijf nog steeds over niets.

    Ik kan dat zo goed. In de nacht blijf ik waken.

    Ik verlang naar thuis.

     

    Zwarte plastic stippen in het hooiland. Een

    oogst. Zon die aansterkt. Een wiebelende

    meneer onder een rugzak.

     

    Twee meisjes die een boterham delen. Het

    is middag als ik terugkeer. Er is niets om

    over te schrijven.

  • 9
    2896

    nauwelijks gesloten beelden

    Top 1000

    Koele kinderhanden, ontdaan van mollig

    vet, aan het eind van

     

    serieuze gezichten en heel lange armen,

    houden mijn stille vingers. Hun

     

    lijven kruipen tegen mijn voeten aan, staan

    bij het einde van de gang, wachten.

     

    Terwijl hij maar één beweging maakt, die

    onbeholpenheid die troost,

     

    flirten zij met heel hun leven. De dood

    verdwijnt. Wuivend de bomen

     

    bij de poort. Een Spaanse familie aan

    het bed van de buurman, manden

     

    vol sinaasappelen, kleine kinderen in

    gesteven wit, een jurkje met

     

    geborduurde bloemen als een beschuitje

    met suiker in de vroege ochtend.

  • 10
    6461

    overbodig

    Top 1000

    Omdat de dingen niet zijn bezit zijn, omdat

    alles toch anders loopt uiteindelijk maar

     

    ook wel omdat het Plan mist, aarzelt mijn lief.

    Omdat de dagen korter worden,

     

    omdat ons leven eindig is, omdat niemand

    ons kent zoals wijzelf, aarzelt

     

    mijn lief. Omdat gezien het grote geheel wij

    slechts niets zijn en dat niets

     

    stopt bij zijn verscheiden en het iets dat resteert

    hem niets aan gaat, verzekert

     

    de lief mijn toekomst. De aanduiding blijft

    de handeling: een meisje legt zich

     

    ter ruste in de kromming van zijn lijf en staat

    op alvorens hij zich keren kan.

  • 11
    2890

    pardon

    1e ronde

     

    Terwijl het dorp me probeert te omarmen, met

    dunne grijze takken en zwarte vogels

     

    en veel zangerige gesprekken bij de vrijdagse

    viskar, kotst de stad me uit.

     

    Straten breken zich op, gebouwen verdwijnen

    van hun vaste hoek, bewoners

     

    geven niet thuis. Mijn hakken scherpen zich

    aan haar straten, mijn fiets valt

     

    voorbij het rek. Oliebollen lokken reizigers

    uit hun treinen, de wind waait

     

    voorbij de kerk, glas ligt gebroken naast een

    auto, een stuurse man noteert.

     

    De vrouw met de hondjes loopt dezelfde route

    alleen dit keer ziet ze me niet.

  • 12
    2889

    roze

    1e ronde

    Soms ben ik zo ver van de liefde. Hoe

    je opstaat en niet eerder terugkomt dan

    daar, ergens in een zin.

     

    Dat warme dampende lijf heeft zich

    aangekleed, niet omgedraaid, de auto

    gestart, is weggereden.

     

    Heeft zich toegang verschaft en weer

    de deur dichtgedaan. In de regel geen

    teken van spijt.

     

    Je bent ook geen schrijver, zeg je. Er

    is een andere manier. Ik richt mijn tepels

    op je en vuur.

     

    Er was nooit sprake van doodgaan aan.

    Slechts een gemis dat bloedeloos in een

    versje kwam en in haar.

  • 13
    2892

    volslagen in gebreke

    1e ronde

    De ochtend voordat ze het deed voerde

    ze de beesten, veegde de stal,

     

    deed daarna een jurkje aan. De ochtend

    erna strikte haar moeder een

     

    kraagje van kant, zette haar te kijk, zong

    gezamenlijk, nu ja, zonder haar.

     

    De rest vouwde zijn handen. Gods wegen

    waren ondoorgrondelijk,

     

    zei men. Grootvader K. murmelde wat.

    Hij werd op tijd gevonden. Lang

     

    leefde hij vanuit zijn rolstoel en kneep

    de verpleegster in haar billen.

     

    Dat had vader K. ook wel gewild maar

    de trap naar de hooizolder was te lang.

  • 14
    4681

    zich wringend tussen

    Top 1000

    Wij hadden geen honden. Wij kenden traag

    lopende koeien die elkaar volgden op het

    gladde pad, hun poten wegglijdend.

     

    Ze kwamen altijd thuis. Hun lijven dampten,

    de geur was vertrouwd. Je liep achter hen

    en klapte in je handen.

     

    Hij kent alleen de hijgende beesten die

    schuddend en rennend een andere kant namen

    en pas na een tijdje naast je liepen.

     

    Na nog langer is het vanzelfsprekend dat

    als jij denkt links te gaan, de hond die bocht

    neemt. Jouw tred zijn ritme.

     

    Zo is het ook bij mensen, meent hij. Snuivend

    nemen we elkaar waar maar het duurt even

    alvorens wij aan elkaars bewegen

     

    gewend zijn. Hij bedoelt dat wij moeten wennen.

    Dat wij na al die keren nog steeds niet weten

    hoe. En daarna weten wij het wel.

     

    Thuiskomend in elkaar dampen de lijven. Hij

    duwt zich tegen mijn flanken, glijdend schuif

    ik over hem heen. Wij hadden dan ook

     

    poezen en geiten die zich over het hek bogen

    zodra ze de achterdeur hoorden, hun gejammer

    tot ver achterin de tuin.

  • 15
    2895

    zijn ambt

    Top 1000

    Steeds lichter wordt zijn gewicht. Hij is

    een laken dat je over je heen trekt als

     

    je halverwege de nacht bezweet wakker

    wordt, het is zomer, je hebt

     

    bloot geslapen. Door het raam koude lucht,

    flarden geluid. Even nog blijf je

     

    luisteren. Steeds trager worden zijn handen.

    Alsof ook hij slaapt, loom van

     

    de warmte rondom. Alsof ook hij wist van

    de zon en ons verblijf hier.

     

    In de ochtend armen vol wasgoed. Een

    halve droom, struikelend de traptreden.

     

    In de verte een auto die start. Op het gras

    buiten een kuil van de slapende kat.

2014
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    6328

    ballade

    1e ronde

    Het lied van de zee rolt langzaam weg, wat

    overblijft is de wind, het aanspoelende

     

    water, de verstuivende korrels zand, een helm

    gras dat zich verzet heeft tegen

     

    en de hardnekkigheid waarmee hij dat alles

    filmt, opnieuw snijdt, voegt

     

    als een dunne, hoge vogel die krassend het

    wad verlaat, weer terugstapt,

     

    gaat liggen in de pentekening die zwarter

    groeit maar dan weer oplost,

     

    wit schuim, een boot die passeert, zwaaiend

    licht. De huilende vrouw op de kade

     

    verzin ik mij, zeven verdronken kinderen huilen

    om niets.

  • 2
    1246

    het schrift der zorgen

    1e ronde

     

    Wespen in het afgevallen fruit, groente onder

    de composthoop, lachende mannen

     

    op hun knieën in de aarde. Een radiostem meldt

    een datum van jaren terug

     

    en een gebeurtenis die we al vergeten zijn, het

    nu herhaalt de feiten.

     

    Hondjes schieten vanuit het niets en cirkelen

    rond mijn kuiten, een vrouw

     

    fluit, verzamelt haar kinderen in de fietsmand,

    strikt een roze sjaal, regen

     

    hangt boven de velden, de bomen nog zilver

    nu maar zwart later.

     

    De jongen wacht met open mond en volgt de

    wolken, een konijn in zijn gedachten.

  • 3
    1248

    mensen vallen uit elkaar

    Top 1000

    Een druppel bloed kan uitermate verontrustend

    zijn, niet vanaf de zere vinger of

     

    de stuk gekuste lip maar hangend tussen ivoren

    benen die zwetend uit

    elkaar gingen. Zij herinnert het zich, de loslatende

    vrucht maar ook het volgroeide

     

    kind, hoe ze boog om de toiletpot en de kilte

    voelde van het steen, haar

     

    voeten zich krulden boven het vocht, haar handen

    strepen trokken over haar dijen,

     

    haar borsten hen troostten, dan weer hoe ze opsteeg

    en met haar vingers tegen

     

    het plafond kon of helemaal uit het raampje zou

    verdwijnen, zonder pijn, bloedeloos.

  • 4
    6332

    plezierig

    2e prijs

     

    Zoals met de tekst op het ansichtkaartje:

    je twijfelt aan de omschrijving maar het

    adres klopt, je hebt je

     

    handtekening geoefend, ze zien meteen

    dat jij het bent en ze zullen blij zijn, de

    post doet de ronde, wordt 

     

    geschoven onder het lichtknopje naast

    de deur zodat elke keer als de deur open

    gaat, er even gekeken kan

     

    worden. Je komt een keer thuis, dat ook

    en je zult verhalen van je reis, je vertelt

    alleen niet alles

     

    zoals je nu niet alles opschrijft. Het weer

    was zonnig, er vielen vogels uit de lucht,

    je ving ze allemaal.

  • 5
    1249

    toevalligerwijs

    1e ronde

    Heeft u als man wel eens uw broek bij het

    middel gevat en zich verbaasd

     

    over de omvang van de delen zodat u zeker

    wist dat u het verkeerde exemplaar omhoog

     

    hield, er van vele vergissingen sprake was

    en toen, alsof betrapt, het

     

    geheel weggehangen onder de kleding van

    gisteren, het geheel verzwegen

     

    en simpelweg gedaan alsof de porties die

    u nodig had voor de gasten

     

    waren, uw kinderen of de hond en dat morgen

    zou blijken dat alles ruimschoots

     

    gecompenseerd kon met het afslaan van de

    kantinejuffrouw en haar warm buffet?

     

  • 6
    1256

    vogelhoogte

    1e ronde

    Kijkend naar het hoog wassende water

    verdronken wij. Waren wij

     

    vogels geweest, we hadden kunnen vliegen,

    scheren over de waterlijn,

     

    elkaar ontmoet op de stenen halverwege,

    maar we waren mensen,

     

    niet eens halverwege, alleen onderweg,

    natte voeten halend,

     

    hoge stappen makend. Ik achter hem,

    mijn vuurtoren op het schiereiland

     

    met het misleidende rode licht, zwaaiend

    alsof er oevers lagen.

     

  • 7
    1244

    welkom

    1e ronde

    Zijn hoofd ligt in zijn open hand, de ogen

    rustige meren met aan de oevers

     

    de boten voor vertrek. Mijn spoor gaat

    van pols naar handpalm,

     

    mijn bagage van dek naar dek. Zijn stem

    een warm onderkomen, een

     

    klimmen over heuvels, een beloofd uitzicht.

    Zijn strekkend lijf

     

    een brug, de soepele spieren mijn leuning,

    zijn jeugd glanzend als

     

    het gouden bladerdek. In alle gebaren de

    vrede, de belofte, de toekomst,

     

    het verleden, passagiers voor een reis met

    onbekende bestemming.

  • 8
    1247

    wolkjes stoom

    Top 1000

    Vanuit laaghangende wolken mijn hand

    alsof ik zelf onzichtbaar

     

    je toch nog aanraken wil, jou, de wereld,

    het huis waarin ik leefde,

     

    het gras waarop ik, moegespeeld, in slaap

    viel, gerustgesteld door

     

    de geur, het tere van het lila waarop een

    eerste krokus wankelt,

     

    het breekbare van mijn val, een insect

    onder de stenen, de aarzeling bij

     

    het water, niet wetend of mijn vorm zich

    niet verraadt.

  • 9
    6331

    zij weet wel beter

    Top 1000

    Het gaat over hen zelf, hoe er drijfzand

    ligt als je over de dijk komt en eigenlijk

    de zeehondjes wilt aaien of

     

    hoe er buizen scheef lopen van toilet naar

    buiten maar dat het in vroeger tijd ook

    behelpen was, dat er

     

    mogelijkheden te over zijn elkaar tegenwoordig

    te spreken, het scherm is immers overal

    hetzelfde en dan met

     

    aarzelende ogen een beetje vorsen hoe wij

    daar tegenaan kijken, ach ja, herinneringen

    zegt de een, dat

     

    beleven we toch allemaal weer anders. Als

    vroeger mijn ouders op visite waren geweest,

    zette ik de muziek luidkeels

     

    omdat Mr. Jones van niets wist en zij allemaal

    die naam hadden en ik de enige was die

    anders heette, ook nu.

  • 10
    1245

    zonder titel

    1e ronde

    De beesten komen naar binnen en nestelen

    zich, steeds groter naarmate

     

    de temperatuur daalt, ze buitelen door het

    open raam naar binnen of

     

    hupsen door een deurspleet en verstoppen

    zich schrander, mijn

     

    beweging trager, zwarte vlekken voor mijn

    ogen alsof de doden nog

     

    huishouden, de eerste poes spint, mijn grootvader

    zwaait met zijn blinkende arm,

     

    de kippen rennen nog even zonder kop, dan

    valt het bloed gelijk met de

     

    veren, het kikkersprookje is niet echt, een

    hond slaat aan, buiten

     

    wordt het leger, de stoelen staan in een kring

    met hun poten hoog.

     

2013
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    1141

    de wereld

    1e ronde

     

    In haar koude wereld had ik haar willen spreken

    Ik zou naast haar zitten en gewoon

     

    Haar handen kunnen pakken, ze had niet losgelaten

    Niet nog een keer

     

    Misschien was ik zelfs langer gebleven dan de

    Bedoeling was, ze had immers nu

     

    Niet kunnen zeggen dat er nog iemand op mij

    Wachtte of dat

     

    De wind zou aanzwellen en de regen zou komen

    En ik daar niet op gekleed was

     

    Nooit voorbereid was op iets erger: haar de tocht

    Laten maken in die immense kou

  • 2
    1149

    een familiefeest

    Top 1000

    Zij is er, in roze uitgekauwde propjes papier

    Gevormd tot hartje, mierzoet en toch vanaf

     

    Klein druk doende vergeving te krijgen voor

    Iets dat alleen in haar hoofd

     

    Huisde, bijna met zorg aangebracht als de

    Uitgespuugde verrassing

     

    Die na jaren alleen in vorm nog aanwezig is

    En waarvan ze zich herinnert hoe

     

    Ze kneedde, plakte, knipte, verscheurde, de

    Tong uit haar mond

     

    De ogen tot spleetjes en dan geloven dat haar

    Verhaal klopte

     

    Om pas nu te zien met hoeveel ijver zij een

    Leugen in stand hield

     

  • 3
    1148

    een verkooppraatje

    1e ronde

    Hij zegt dat ik het wel schrijven kan zoals hij

    Mij zeven jaar geleden de opdracht al gaf:

     

    Dat boek, die persoon, de titel en dan de reden:

    Dat de zoon het spoor terug vindt

     

    Ik weet dat ik de opdracht al aannam, het was

    Zei hij toen, hem alles waard

     

    Nu vraagt hij mijn uurloon en een begroting

    En schetst doorbraak, vervolg, de smalle weg

     

    Ik houd zijn hand, de straten zijn overbevolkt

    Ik aarzel nog steeds bij rechts en

     

    Links, ik denk aan de vorm en beelden: hoe ik

    De schrijfster was en tegelijkertijd

     

    Klein Duimpje en het brood opraakte omdat ik

    Onderweg gesnoept had

     

  • 4
    1142

    geheel in het zwart

    1e ronde

    Een dag niet schrijven is als de stilte tussen

    Ons, een klamme deken van spijt

     

    Vergeefsheid en uitstel, een onjuist gebruik

    Van materialen, zeg maar

     

    Dat ligt daar dan: pennen die nodig gescherpt

    Moeten, potloden geslepen

     

    Papier glad gevouwen, mijn lijf zo wit als en

    Dan, het zijne met de lakzegels

     

    En de sissende toorts, mijn dijen de boekensteunen

    Mijn plooien de schappen waarlangs

     

    We onze boeken stapelen, ik schreef niet maar

    Had je lief

  • 5
    1147

    kouder dan koud

    1e ronde

    Naar willekeur lijkt het, een druk op de Juiste knop als een soort vegen over het

    Toetsenbord, zachtjes zwaaien vanaf

     

    Grote afstand, niet kunnen slapen en dan

    Nog even opstaan en doelloos bladeren

    Eerst naar haar en dan

     

    Haar pogingen welwillend maar vergeefs

    En dan terug naar haar gezicht dat steeds

    Verder weg

     

    Kussen plooit, o om te kunnen slapen na

    Dit gebaar en dan vervolgens weer wakker

    Te blijven, armen

     

    Nooit lang genoeg en benen nooit open

    Genoeg, kruimels tussen de letters, een

    Veeg opnieuw

  • 6
    1143

    materiaal

    Top 1000

    Ik overweeg een jurkje, blauw met rode bloemen

    Aan de zijkant zoals ik

     

    Een zomer overweeg, lome avonden onder hangend

    Fruit, de stoelen buiten getild

     

    De geluiden uit de tuinen hierachter steeds stiller

    Zoals ik

     

    Dan rust mijn vader van het werken op het land

    Het hooi op schoven

     

    En mijn mamma wringt de bessen tot de theedoeken

    Kleuren, zoiets

     

    Ik zou wit moeten dragen zoals mijn huid en daar

    Niet moeten blijven zitten

  • 7
    1145

    meervoud

    1e ronde

    Mijn mamma slaat toe: haar bekertje klapt

    Over het pingpongballetje met een vaart en

    Precisie en ze houdt het daar alsof ze

     

    De spin heeft gevangen waarvoor mijn vader

    Zo bang is, de muizen in de trapkast, de mol

    In de tuin, de leugen

     

    In ons verhaal, het omrijden van de gezinsauto

    Of het vinger trekken langs de pas gebakken

    Taart, mijn mamma kijkt niet op maar

     

    Ik zie hoe ze lacht, dan rolt er een nieuwe bal

    En weer is zij de enige die de prooi vangt – mijn

    Mamma die geen vogel meer ziet

     

    Vliegen, dan trekt ze haar arm terug, onder

    Het bekertje twee ballen, vanaf de hoeken van

    Tafel druppen ballen neer

     

    Gemorste koffie, konijnen uit een hoge hoed

    Mijn mamma is de ster van het circus

  • 8
    1146

    muntstukken in een wensput

    1e ronde

    Zou ik haar nog vinden, ik zou schrijven over

    Haar kloppende hand, de denkbeeldige kruimels

    Wegschuivend, mijn

     

    Vinger in haar knuistje zoals bij een baby en

    Dan wachten hoe sterk zij nog is, mij wegduwend

    Eerst om dan

     

    Later, terwijl zij mij aankijkt en lacht, mij vast

    Te houden, niet om mij te behoeden voor dat losse

    Leven dat ik leid, je weet wel

     

    Zou ze zeggen, dat vrije, maar om zichzelf te

    Ondersteunen omdat ze anders gewoon op haar

    Billen zou gaan zitten

     

    In de verse sneeuw op het pad rond haar erf, haar

    Handen te klein om de hekken te sluiten en het vee

    Tegen te houden

     

  • 9
    1144

    zij stond daar en knikte

    1e ronde

    Zullen we kappertje spelen? vraag ik omdat ik

    Weet dat hij straks

     

    Onhandig over mijn haar zal strijken of veel later

    Nog een berichtje zal sturen over

     

    Liefde enzo, of omdat we eerst al met de treinen

    Hebben gespeeld

     

    Ik het baanonderhoud en hij de fluit en een zwangere

    Vrouw die nog

     

    Met drie tassen vol mee moet, we rijden om, we

    Rijden steeds maar weer

     

    Om, niet verdrietig zijn, zegt hij nog omdat ik

    Zomaar en uren lang

     

    Vol tranen lig, ogen als de vergeten kerstlichtjes

    In een lege coupé

     

    Ik voel zijn hand alsof hij naar me zwaait ver

    Voorbij mij

2012
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    1764

    bij de achterdeur

    1e ronde
    Ik had gezegd ‘tot morgen’ en toch draaide ik Deze ochtend mij om voordat de   Trein binnengleed, ik dacht dat niemand mij Gezien had nog dus   Liep ik door straten die nog onbekend waren En toch vol huizen en mensen en auto’s en   Droomde over het grintpad thuis of hoe mijn Pappa daar aan kwam rijden terwijl   Ik met bungelende benen op het tuinhek zat En dan vroeg ik   ‘moet je morgen weer weg’ omdat ik hoopte Dat ik mee mocht   Misschien dat ik daarom nu thuis bleef, mijn Mamma’s zachte blik   Waarin de lieve ogen zo vriendelijk half dicht Bleven, het knerpend grint   Onder onze voeten en dan moeten afslaan nog Naar een straat die je niet kent
  • 2
    1761

    brandlucht

    1e ronde
    We reden dezelfde route, dat wil zeggen
    Hij reed, ik legde mijn voeten op het dashboard En keek en soms leek   Het hetzelfde: dat zien van mij en dat rijden Van hem en dat wat draaien aan het stuur en Nog even in de   Achteruit of afremmen lang voordat of hup, op De stoep en deuren open en ik hurkend boven Een teiltje achterin   En hij aan de kant van de weg zodat ik hem Zien zou en de ander niet, dat hij precies in Het spiegeltje paste en daar   Weer uit verdween en dan naast mij sprong En opeens ook weer zoveel groter leek, de Hand tussen   Mijn benen en dan weer langs de waterlijn En de natte oevers en vingerwijzend zien Waarlangs ik reed
  • 3
    1758

    dagelijks ritueel

    1e ronde
    Misschien schrijf ik het eerste hoofdstuk Terwijl ik land van water probeer te   Onderscheiden, dan de lucht nog en de wasem Op de ruit, een beetje   Zoals de serveerster die van achteren heel Licht rose getint, slank lijkt   Maar dan van voor, opeens enorm, evenwel Dezelfde   Fletse kleur, de mist, zegt ze, maakt het koud Ik sta met mijn jas   Los, moet je ver, zegt ze maar ik zou zomaar Daar kunnen blijven   Omdat ik de heuvels herken en de zachte Sproetjes in haar gezicht
     
  • 4
    1757

    dat tijdverslindend ritueel

    1e ronde
    Dat als je de straat uitloopt en lang daarvoor: Het moment van opstaan of zelfs het punt Van aankomen daar   En dan niet wilt bewegen meer dan die hand Die losjes boven op zijn heup ligt en neervalt Later boven zijn   Gezwollen trots, dat als je dan weg moet er Eigenlijk geen vertrek meer plaatsvindt dan Alleen het   Verplaatsen van die hand, het neerdalen van Zijn pracht, dat in die lege straat dan ook Geen voorbijganger   Meer je dansend ziet dan alleen zijn ogen In je rug, dat haar dat nawaait, die hand die Leeg nog wat   Streelt, dat als je dan je voeten verplaatst Je eigenlijk alleen maar dichterbij komt en De plek nog warm vindt
  • 5
    1762

    de overkant

    Top 1000
    Een volgende dag zijn alle woorden kwijt: Een beetje zoals   Binnenkomen bij de kapper en zeggen dat Je alleen je pony geknipt wil en dan   Thuiskomen met lieflijke plukjes die je Een meisje maken   En dus geen schrijver, denk je, geen recht Van spreken nog terwijl   Je zeker weet dat het ooit veranderen zal: Dat lichtspringende   Gewicht bovenop je dat zomaar met de Wind er van door gaat en jij   Erachteraan maar dan uren later weer thuis En moe opeens en vreselijk oud
  • 6
    1760

    de plek

    1e ronde
    Soms is het niet het verhaal dat ik verzin hoewel Ik ook niet zou kunnen vertellen of   Het de waarheid is, mijn handschrift wordt wel erg Onleesbaar terwijl mijn   Gedrag nog altijd hetzelfde is, ik nummer mijn Schriften zoals er iets verandert   In de aanduiding van datum maar de plaats is altijd Dezelfde: ver   Onder hem en ver bij haar vandaan terwijl als je Heel erg je   Best zou doen je met uitgespreide vingertoppen elkaar Zou kunnen raken   En dan hand aan hand liggend wat woorden toevoegt Als: altijd, elkaar   Opnieuw, lief, om maar niet weer te vallen in de ruimte Tussen toen en nu
  • 7
    1763

    een klusjesman

    1e ronde
    Zo simpel kan het zijn: een telefoongesprek, een Aanduiding van plaats en dan drie   Minuten tegen een lantaarnpaal terwijl hij al achter Je staat met de deuren open en   Uitgestapt wat plaats maakt, de ruime gebaren Alsof hij heel vrolijk   Opeens ziet hoeveel troep hij heeft of hoe groot Ik ben of   Hoe afstand niet meer dan die drie minuten is en Ik dan schuivend op mijn stoel, de   Voeten op het dashboard, de zoete broodjes in Mijn schoot en doen   Alsof het een schoolreisje is waarbij ik meteen al Weet dat ik niet op de   Touwladder door het water wil maar wel op de Schommel en hij me duwt
  • 8
    1759

    een leger van kunstenaars

    1e ronde
    Dat je daar nog lag, wachtend op mij, niet Omdat er nog geen   Licht was, het onophoudelijk ruisen van De regen, honger in   Je hals, niet omdat we elkaar aten in je droom En jij nog   Niet gegeten had, het bloed langs je sporen Niet omdat je   Zeker wist dat ik terug komen zou, maar dat Je daar   Nog lag, gewoon vanwege de zwaarte van Mijn lijf, de arm   Gebogen over je hoofd, de vingers verankerd In je groeven, dat je   Niet gehoord had hoe vaak ik was opgestaan En het licht had aan gedaan
  • 9
    1756

    mijn naam sissend

    Top 1000
    Behalve dat, het zo achteloos noemen van mijn naam Terwijl ze weken geprobeerd heeft mij   Te duiden, of voorheen ook wel zo nadrukkelijk mij Plaats gaf, het liefst   Op het lage krukje naast haar en dat ik nu al, automatisch Ga zitten en omhoog   Kijk, behalve haar vertaling in de melodie van toen, haar Huisland en   Al het gebeuren in die weide, nergens zo groen als daar En het doorgaan met   Praten terwijl ik in de gang sta, behalve dat zacht aanraken Van koude wang op haar warm   Gloeien, druppels aan haar neusje, is er die intense blijdschap Als zij mij   Ziet, daar, op kousenvoeten bijna, tegen haar aan, in de Deuropening, in haar weiland
  • 10
    1765

    ze zegt dat zij niet zwaaien kan

    1e ronde
      (als ik dit nu tussen haakjes zeg, is het bijna alsof het Er niet staat, het is in ieder geval niet erg, niet serieus En u belooft er niet op terug te komen, u vergelijkt het Niet met een gebruiksaanwijzing of een toelichting en Het is ook niet grappig, ik doe gewoon alsof   Het niet van mij komt, deze tekst, deze angst, dit gebots Tegen de beschermde lijn van een krom zwart streepje En pas helemaal aan het eind weer, weet u dat hij er Staat en ik vloei nog wat over, ik mors nog wat en strijk Er met mijn vinger langs   Alsof ik mijn mascara orden die als altijd in klonters En met vegen onder mijn ogen belandt en dan veeg ik Met vieze vingers weg zodat ik huilerig lijk en slecht Uitgerust en slonzig, vage tekens van verzet, volwassen- Heid en verlangen, handen   Afvegend aan de zijkant van mijn lijf, waar dan, zei de Vaste bezoeker en trouwe lezer, ga je over schrijven en Ik, bezoedeld nog, droomde over uitzicht op het water En witte wanden hoog en ranke stapels wit papier die Steeds kleiner werden, er   Ligt, zei ik hem, nog een heleboel, maar mijn voeten Schopten tegen gekreukelde ballen, mijn hoofd lag op Mijn handen, geraakt door een scherp gevouwen F16 Op de werktafel zwarte druppels en door het raam Muren van steen)
2011
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    3135

    als altijd dromend

    Top 1000
    Over de vrouwen die eerst twee aan twee en Vervolgens bij groepen van een onduidelijk aantal De coupe binnenvallen, verregend en verveeld Verzin ik de verhalen, of eigenlijk   Maar 1 verhaal, ze werken met elkaar en hebben Een personeelsuitje waarbij verplicht een uur Cardio-fietsen inbegrepen zit of ze gaan op zieken- bezoek bij een mede-   zuster of ze moeten, nu het filiaal verplaatst is Allen met de trein twintig kilometer verderop Maar terwijl ik bijna schuil ga in hun kudde Hoor ik hoe ze tekeer zullen gaan   Op het Malieveld voordat ze hun gratis lunchpakket Mogen halen, en wat zou daar in zitten? zijn ze Gelokt en verleid tot twee weke kroketten of Mogen ze   Als voorbeeld een biologisch genoegen en is het Wel genoeg? even overweeg ik uit te stappen Op een tussenstation, willekeurig welk omdat Het me niet lukt   Mijn hoofd af te sluiten voor het steeds luider Wordend protest, loonstroken en arbeidsovereen- komsten worden samen met die ene manlijke Collega en het – van onduidelijk   Allooi zijnde thuisfront – op de brandstapel gegooid En de conducteur, onschuldig een goede morgen Wensend aan ons allen, wordt gehoond om zijn Nietsvermoedende vriendelijkheid   Alles, zegt de 1, kopieer ik tegenwoordig en ook De ander vertrouwt niemand, en met dat kutweer Zegt de derde, is het ook nog niet eens dat beloofde Uitje, ik knik
  • 2
    3130

    als een krans jouw handen

    1e ronde
    Heel lang kun je nog geloven in iets dat niet bestaat Niet bestaan heeft ooit eigenlijk zoals je heel lang Kunt doen alsof je   Heel veel houdt van terwijl je jezelf in een poging Tot geruststellen over je pols kriebelt of langzaam Over je   Langer wordend haar zoals je eerst nog niet wilt lezen Wat er staat bovenaan al die felicitaties en dan nog Wat klikt op   De foto van haar in een poging haar uit te vergroten Zodat je wel moet weten dat die scheve lach alleen De zijne   Is geworden ooit, per ongeluk misschien, even niet Opgelet blijkbaar, gek dat zijn huwelijk mij opeens Zoveel duidelijk maakt   Over dat geloven of houden van of ouder worden zonder De druk van dat lichaam op je of hoe alles aan onszelf Voorbehouden is   Dit gemis, die keuze, dat gekriebel, dat zijn en nauwelijks Niet, mijn langzaam groter groeien zonder hem, het Kind nog op zijn erf
  • 3
    3131

    de wisseling van seizoenen

    1e ronde
    Zijn aanwezigheid maakt het gemis juist scherper
    Het alsnog bewegen het gebaar bijna onbetekenend   Het is alleen misschien de hand boven mijn hoofd Die nauwelijks mijn haar raakt en toch de plek markeert   Waar ik liggen zal, en hij daar – in mij – verloren Terwijl mijn benen hem stevig houden, vergeefs terwijl   Mijn vingers de contouren tekenen, verlangend terwijl Het langs zijn lijf glijdt, vooralsnog het voordeel van   De twijfel, veel later de ontkenning: dat ik daar niet Was, onmogelijk heb kunnen zijn   Ergens tussen dood en leven in of toeval misschien Lange haren op zijn overhemd, een vage foto   Kijk, daar was je nog gelukkig en daar ben je nog nooit Geweest
  • 4
    3136

    gedempt door gesloten deuren

    1e ronde
    Steeds minder ben ik diegene die ik zou willen zijn Per slot van rekening blijkt niets meer   Mij te resten dan wat kruimels liefde, overgebleven Van jaren her zonder nog een morsige tafel   Het huis, ooit zo slecht passend in dit rijtje van Burgerlijke chique, nu in de gangbare kleuren en   De bezoeker, niet langer nieuwsgierig naar de woorden Op mijn wand, meet met kleine hand of zijn   Keukeneiland binnen mijn afmetingen past,  ik droom Evenwel nog   Die ene die een vlekje zwart nog tussen de kieren Ziet lopen zoals een sproetje op mijn linkerdij, ver   Omhoog, een flard muziek op de christelijke zondag- morgen, een wilde boom omhoog schietend in het   Aangeveegde plaatsje achter, steeds ouder weet ik Steeds duidelijker hoe het wel moet maar   Op de een of andere manier beweeg ik me maar Traag naar het einde van de wereld  
  • 5
    3134

    nauwelijks voorbereid

    1e ronde
    Zou ik hem kunnen voelen ooit en weer zonder dat Mijn lijf zich keert en opent en warmt en zingt zonder Voor hem te zorgen later, de deken over de   Schrale plek, de vinger in de lijn van, het zaad los over De rulle aarde, de vogels in de hoogste boom, zou ik Hem weer   Of ooit kunnen zien zonder dat mijn ogen zich sluiten Mijn handen open, mijn jurken fladderend, de wind Altijd een zomer-   bries, de regen altijd mild en het gras geurend alsof Pas gemaaid of gedroogd tot hooi en op stelten, zou Dat slapen met   Hoog boven mij dat buigend lijf, die halmen, papavers Zonnestelen, vallende sterren, spikkels op zijn huid Druppels in mijn plooien   Ooit een ontwaken zijn, een gevonden hand in de mijne En alsof per ongeluk daar terecht gekomen en als altijd Dromend?
     
  • 6
    3132

    nergens dan hier

    Top 1000
    Dan daar te zijn, voor hem knielend en beide Handen in zijn liezen en beginnend bij de bovenste Knoop en dan langzaam alsof   Nadenkend de overige twee terwijl hij, met moeite Zijn evenwicht bewarend, mij filmt, witte vrouw Half opgericht   Mij begroetend en dan mijn linkerhand door het Vrije vlees en mijn rechter zachtjes duwend, de Mond dan   Zodat de handen zijn billen vinden, mijn hoofd Schuil onder het overhemd en in zijn vacht, dan Mezelf en hem vastschroevend met   Open lippen, mijn benen keurig bij elkaar, mijn Enige beweging het hoofd en dan hij langzaam Achterovervallend   (heeft hij dat gefilmd?) zodat ik ook en dan mijn Handen onder zijn hoofd heel lange armen makend En dan langs zijn   Rug trekkend terug naar daar waar het begon, tussen Zijn benen grommend, steeds meer ruimte makend Tussen links en   Rechts en al die tijd dat witte lijf voor hem, hem Optillend met mijn tong, behoedzaam meer makend En dan een hand onder zijn   Gewicht, mezelf dan langzaam naar boven laten Glijden en hem berijden daarbij alle zwaarte Verplaatsend naar het lichtmakend hart
  • 7
    3133

    nog halverwege

    1e ronde
    Het is niet te hopen voor hem dat zij – wanneer hij Haar ziel beroert onderweg van borst naar tenen – Uitbarst in luid gejubel dan wel   Omver rolt in zijn kermisbed, dit samen met de Onheilstijding buiten, de kracht van de natuur en Zijn brandend kaarsje   Kan voor meer noodlottige gevolgen zorgen dan Alleen die verschroeiende warmte die hij nu voelt En hoewel zijn   Lid het laatste is dat klein wordt, zal hij zich nietig Voelen terwijl het schip naar de klippen stuwt en Haar wanden kapseizen   Zo stellen wij ons dat voor: hij nog vastgebonden Aan de mast en gieren die hem verslinden terwijl Zij in de diepte verdwijnt   Hoewel liever: hij geketend aan zijn herkenningspunt Terwijl zijn liefde zijn voeten kust, wenend en zijn Kleren alvast scheurt
2010
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    1800

    benoemen

    1e ronde

    Het is niet dat ik u ter lering laat staan ter vermaak, de vorige

    Teksten wil doen toekomen, het is meer dat ik u andere teksten

    Bewust onthoud

     

    Het is niet dat ik u mezelf niet gun, het is meer dat ik nog wat

    Rommel in mijn voorraadkasten en mijn planken schoonveeg

    En zo wat ruimte maak

     

    Noodgedwongen, mijn radioprogramma een bloemlezing door

    Alle bloemlezingen op dit log en dan wind tegen en eigenlijk

    Ook beducht zijn op de stilte die erna volgt

     

    En misschien wel echt lente en echt liefde en het horen ruisen

    Van zijn bloed en het slaan van zijn hart en eindelijk genoeg in

    Huis hebben voor twee

     

    Of meer, ik geef het u later: mijn vruchten op sap, mijn mier-

    Zoete adem, mijn gevulde handen, mijn schone schappen, mijn

    Windstil meer

     

     

  • 2
    1797

    desgevraagd

    1e ronde

    Een soort van vakantie maar dan geen kaartjes voor het

    Thuisfront, de koffer thuisgelaten, de poes gewoon op

    Schoot, drie minuten in de achtertuin om de

     

    Regen door je shirt te voelen, dat je je heerlijk vrij zult

    Voelen, zegt de een en de ander heeft het over Mijn tijd

    Terwijl alleen ik

     

    De rafelige randen van het zwarte gat omvouw en met

    Kleine steekjes versier, een bloemetje, wat kant, gebreide

    Kettingen die tot

     

    Op de grond hangen, kruislings, ik vergeet je niet, zei hij

    Maar bij een soort van vakantie heb je geen vast adres en

    Geen toeristische

     

    Attraktie of het moet dat knoopje zijn, recht onder het

    Midden, dat druppeltje zweet dat bungelend nog aan haar

    Gevaarlijkste reis begint

     

     

  • 3
    1799

    ik moet nog leren spreken zoals het hoort, kalm

    1e ronde

    Je kunt zo mooi schrijven over niets, zegt hij

    En niets is het als ik daar weer lig, de zon op

    Mijn melkwitte benen, zijn bruine handen als

    Toevallig om mijn schouders en later

     

    Ver daar benee, niets is het als ik daar de zon

    Proef, huid op huid en de boot het ritme volgt

    Van onze lijven, een briesje over het water dat

    Verdwijnt in een open raam, een

     

    Eiland in de stad, dat ik zal huilen bijna en dat

    Hij dat zal zien en mijn tranen zal wegvegen en

    Zal zeggen ‘maar lieverdje’ en dan iets dat het

    Niets is, dat schrijven

     

    Van mij, iets drijft weg en komt zich pas weer

    Tegen bij het volgend woord, ‘doeg hè’en dan

    De trap weer af om de bloemenspeldjes uit het

    Vooronder te halen die daar

     

    Met mijn asblonde haren nog op het laken kleven

    En dan met natte vingers het haar omhoog houden

    En mijn jurk recht en blote voeten terug in de

    Indianenlaarsjes waarvan de franje tegen

     

    Mijn kuit tikt en dan weer thuiskomen en schrijven

    Over dat alles dat zich met één beweging weer

    In mij voegt, in dat hunkerend lijf en hunkerend

    Hart dat bijkans leeg zich opnieuw vult

     

  • 4
    1793

    impossibility

    Top 100

    ‘er is een bos waar ik met lange halen doorheen ga’

    Zo zou een eerste zin kunnen zijn, bedenk ik me

    Als ik een meneer met reuzenstappen door het park

    Langszij zie, de

     

    Handen op zijn rug, een hondje ver daarachter, de

    Regen zacht, de bomen gespiegeld in het water, de

    Broek nog los, de armen nog bloot, de voeten gekruld

    Om de poten van

     

    De stoel, koffie en een schuivend puntje taart dat

    Gered wordt tussen toetsenbord en tafel, een droom

    Die half afgemaakt, me belemmert te schrijven zoals

    Ik gewend ben, gedachteloos

     

    En met dezelfde gretigheid als waarmee dat puntje

    Taart mijn mond vult en een klein spoor trekt van kin

    Naar borst, een droom die me staande houdt in dat bos

    Dat steeds

     

    Natter en groter wordt, iets ligt nog thuis, iets ligt nog

    In de rechtgetrokken lakens, iets probeert zich te

    Nestelen in het dekbed waar warmte nog dampt en

    Haar plooien nog zichtbaar zijn terwijl

     

    Zij een eerste zin probeert te bedenken die klinkt als

    Geruststelling terwijl zij steeds kouder wordt en de

    Regen steeds harder, iets als ‘er is een bos waar ik met

    Lange halen doorheen ga’

  • 5
    1798

    in omgekeerde volgorde

    1e ronde

    Als ik de schuifpui open zou trekken, zou het glas breken

    En de voegen uit haar sponningen springen, de kat zou

    Ontsnappen en de donder zou

     

    De ruimte vullen en ik zou de deuren nooit meer dicht

    Kunnen doen, mijn angst is dus volkomen terecht alleen

    Rolt de donder nog niet, is

     

    Alles slechts de aankondiging van een ontlading en

    Misschien alleen elders, de klamme warmte zit ook in

    Mijn lijf, een bootje met zes dikke

     

    Vrouwen schommelt langszij, je moet niet op het water

    Zijn als de lucht dreigt en sowieso vond mijn mamma het

    Altijd veiliger als ik thuisbleef zoals

     

    Zij en als het niet anders kon, wilde ik er dan bij zijn

    Om haar te ondersteunen, zeker zou ze omvallen en mijn

    Vader wist immers van

     

    Niets, drie jongetjes op een vlot langszij, waar zijn jullie

    Als de bliksem schiet, als ik maar op tijd ben om dit

    Stukje te schrijven en het

     

    Apparaat los te koppelen voordat, als ik nu maar zou

    Weten dat ik schrijven kon en dat het zin had, voor mij

    Voor u

     

    Zodat we niet zouden omvallen maar ontsnappen konden

    Binnen de veilige struktuur van deze zinnen en zo onze

    Eigen ruimte vulden

  • 6
    1801

    lelie van het veld

    1e ronde

    Mijn moeder is er bijna, althans zo lijkt het, alsof ze

    Alleen maar de achterdeur open hoeft te doen, drie

    Sloten moet verschuiven en de melkbus opzij en dan

    Voorzichtig het stoepje af en langs de uitgestrooide

    Tegels en overvolle struiken tussen de twee halve

    Bomen door

     

    Ik denk tenminste dat het daar is en ik denk dat het

    Nauwelijks verschilt met het paradijs waar zij belandt

    Wat rose bloesem op de grond, voorzichtig lopen want

    De bloemblaadjes zijn glad en dan het geel van de brem

    Dat nu langzaam bruin wordt maar toch zoveel geler

    Was dan ooit

     

    Zegt zij en dan nu heel zachtjes en lief niet eens meer

    De vogels zien die nog wat doelloos pikken in de

    Zaadzakken van de winter, niet de fietsers meer en

    Niet de tien motoren die vandaag alsof vertraagd

    Een toertochtje maken langs haar huis, het is zo

    Rustig, zegt ze, hier

     

    Maar zag je die tien motoren? ik denk dat ze een toer-

    Tochtje maken en dan een boottocht en dan met z’n

    Allen op het Waagplein gaan staan en kijk, daar

    Komen er nog eens vijf en nog eens vijf, ze hoort

    Heel nadrukkelijk en verwonderd en dan zijn ze

    Natuurlijk daar allemaal gearriveerd

     

    Als ze zou eten, zegt ze, zou ze sterker worden maar

    Ze heeft nu helemaal geen trek en misschien wordt

    Ze ook wel niet sterk meer, denkt ze, misschien word

    Ik wel niet oud, zegt ze maar zomaar is dat niet erg

    Meer, ze moet alleen de melkbus opzij kunnen schuiven

    En de drie sloten van de achterdeur

  • 7
    1795

    soms is liefde alleen maar dat

    1e ronde

    De vrouw naast me in de trein vat de hele zomer in één woord

    Samen en op mijn omhoogtrekkende wenkbrauwen, pluist ze

    Dat woord en die zomer uit elkaar, het begon, zegt ze

     

    In mei en terwijl ik uit het raam naar de natte koeien kijk en de

    Paarden die bij elkaar schuilen en opeens ook weer de zinloos-

    Heid van mijn gereis

     

    Beschouw of hoe ik altijd heimwee heb, gaat ze van juni naar

    Juli en vergeet geen enkele zonnestraal, zwoele avond of

    Sterrenhemel en op mijn onrustig geschuif

     

    Fluistert ze over verschroeid vlees en rinkelende ijsblokjes

    En luider nu, hete adem in haar klamme nek en zand tussen

    Haar benen en zingend bijna

     

    Over de verten vanuit haar ogen en dan, op mijn aankijken

    Zwijgt ze en legt haar vinger op haar lippen en draait haar

    Hoofd naar de groener wordende weilanden waar ganzen

     

    Luidkeels waarschuwen en de dieren van het veld opeens

    Geen voeten meer lijken te hebben, ze zweven tussen het

    Zwart van de lucht en

     

    Dat groen terwijl ik antwoord dat ik nauwelijks seizoenen

    Ken of het moet de herfst zijn en de stormen van mijn hart

    En de priemende ijspegels van mijn borsten

  • 8
    1796

    vijftig is geboren

    1e ronde

    Een handvol uit elkaar getrokken letters op tafel

    Rood over geel, alsof thuis van een vakantie de

    Dierfiguren nog op het autoraam zachtjes

     

    Hinniken, zeven paarden op een rij, nagels die

    Krassen over de lijm, waarom heb ik geen konijntje

    Langszij, een

     

    Mamma draait het raam dicht, op hurken wrijf ik

    De spiegel dof, ik doe langer over mijn eigen

    Permanente expositie dan

     

    Over die uit al de jaren daarvoor, ik hang in het

    Trapgat, buk je als je onder me loopt, schuif de

    Zachte rode diepe bank

     

    Mee zodat ik rustig val, er zijn geen vijf jaren

    Geweest, er was nooit een andere tijd, wat moet
    Ik doen met

     

    Jouw lege handen, de tafel spelt mijn schuilnaam

    Maar nergens de plek waar ik geschreven kan zijn

    Niet één dampend

     

    Paard snuift aan mijn hek, niet één zachte pappa

    Die zegt dat het goed was maar twee trekkende

    Handen die los laten, daar ook

     

  • 9
    1794

    waar bomen bloeien en bronnen vloeien

    1e ronde

    Timing, zegt de een als reden voor het succes van de overleden

    Schrijver, het alledaagse, zegt een ander en hoe hij dat dan zag

     

    Ik zie het wel maar mijn woorden lijken nooit gekoppeld aan

    De juiste tijd, ik wring ze in een minuutje en tussen Dylan’s

     

    Nieuwste en een weary tune in maar ik heb geen stopwatch en

    Vergeet wel eens wanneer het voorlezen begon

     

    Terwijl het schrijven nooit als bezigheid begon maar meer een

    Natuurlijk gebeuren was als eten en plassen en

     

    Daar zijn, altijd op de verkeerde plek lijkt het wel en nooit

    Gewenst en hoewel niet alledaags, te tijdrovend om echt serieus

     

    Gezien te worden, zo vermoeiend ook en zo zonder reden of het

    Moest zijn dat ze leven, hoe dan ook

     

    Een vorm gaf waarin woorden als ongebuiteld en niettegenstaande

    Godzijdank vreselijk tekeer gingen in een

     

    Warme bedding van rode aarde en rode linten en overspoelend

    Reinigend water waarin zij, bloot en wit als ze was

     

    Rustig bleef zitten en een liedje floot dat vaag en in de verte

    Herkenbaar was

2009
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    12285

    an affirming flame

    1e ronde
    De lief wil warme zinnen vol van warme lijven en plooien
    En gretigheid en losschuddende haren zoals hij handen wil
    Die niet rusten

    De lief wil wakker worden en mij daar vinden, op het scherm
    Zeg ik wat ik in zijn oor achterwege laat, als schrijver tenslotte
    Moet je je bestaan rechtvaardigen

    Als liefje ben ik vanzelfsprekend, in mijn huis de herfstgeuren
    Warmte die zo rood verkleurt en dat ik daar lag en dat hij daar
    Was en dan zijn witte

    Honing uitvloeiend over mijn sissend lijf en leden die nauwelijks
    Hem kunnen vasthouden dan daar, ten onder gegaan in een
    Woord, een handeling

    Niet tot schrijven vervaardigd, niet tot luisteren bereid, niet
    Tot rusten bekeerd maar als liefje wel heel bereidwillig en gretig
    En plooibaar en bestaand
  • 2
    6410

    dat Heilige Graal gebeuren

    1e ronde
    Als u het goed vindt, noem ik mezelf voortaan Suzie Creamcheese, het
    Is wellicht handiger mezelf in een systeem te wringen dan mijn voor-
    Keuren van het andere geslacht te onderwerpen aan een rangensysteem

    Als ik nu bij u Suzie ben, ben ik bij de ander Truus en bij de derde
    Gewoon Bino en kunt u blijven wie u bent, geen gezeur met het eindelijk
    Uit uw hoofd leren van het alfabet en geen beroepenwisseling zo rond

    Uw midlife, niet het overgaan tot een ander automerk en dan stiekem
    Een snellere maar gewoon Piet, Jan, Kees, Klaas en dan een exotische
    Naam met gerechtje erachteraan

    Suzie komt uit een liedje van Frank Zappa dat mijn echtgenoot wel eens
    Floot, dat creamcheese waarschijnlijk ook al geef ik liever de voorkeur
    Aan het citaat
  • 3
    8134

    de plek des onheil

    1e ronde



    Het teveel aan gevoel verdwijnt op de keukenvloer
    Glijdt vanaf de zachte bank langzaam op mijn
    Knie
  • 4
    6408

    een warme middag met de zon op de rotsen

    1e ronde
    Ik geloof in lust niet in liefde, in het moment dat je op de stoep
    Staat en ik zeker weet dat we op de grond zullen belanden, tegenover
    Me aan tafel mijn hand pakkend en de stoelen laten vallen en de
    Tafel en het kleed, achter elkaar elkaar de trap opduwend, half
    Vallend, half vloekend, zo ongelooflijk blij en sterk en verlangend

    Ik geloof in het zeker weten dat dan en daar, de ogen flitsend, de
    Mond zoekend, de kleur van je pupillen veranderend, de streep van
    Je mond grijnzend, niet in de aarzeling waarmee, niet in de mogelijk-
    Heden die je opsomt, niet in de deur op een kier naar jouw wereld
    Ik geloof sowieso niet in jou

    Ik geloof in mezelf, in het moment dat ik je toeliet, zon waar ze
    Niet scheen, niet in jouw gelukkig maken, niet in jouw bescherming
    Niet in jouw regen op mijn vruchtbare grond, ik geloof in sterren
    Die naar beneden vallen, ik kijk niet hoe ze hangen, ik bereken
    Geen afstand, ik ben er gewoon

    Ik geloof niet in liefde, in geloof niet in de wurgende zaligmaking
    Van elkaar, ik geloof niet in vriendschap, ik geloof in verraad, ik
    Geloof in woede, ik geloof in heiligmaking tijdens, ik geloof niet
    In achteraf, ik geloof niet in toen, ik geloof niet in morgen, ik geloof
    Dat je nu nergens meer bent

    Ik geloof in woorden want ik schrijf maar ik koester je gebaren
    Die zachte duwtjes tegen mijn billen onderweg naar het zachte bed
    Die snelle hand die een stoel redt van haar ondergang, die lieve hand
    Die het kleed rechttrekt, die aarzelende mond die wel wil spreken maar
    Die ik het verbied

    Omdat ik niet geloof in liefde maar in lust en omdat ik niet door je
    Kieren pas maar deuren wijd open en omdat ik niet in verschillende
    Werelden geloof maar in
  • 5
    6407

    gaten in je handen

    1e ronde
    zoals je daar zit, nauwelijks aanwezig nog
    reizend over die dubbele brug die je zag
    ergens in de lucht, buiten in het veld
    steeds kleiner in je stoel, steeds minder
    in mijn beeld en toch nog steeds mijn
    handen zoekend en vindend en knijpend
    warmte door de kou, mijn herfstbladeren
    in je schoot, spelend met wat kleur
    de franje van het tafelkleed, de murmelende
    buurvrouw, het brood in dobbelstenen
    gesneden, zoals je daar hangt tussen
    de ene en andere brug, leeft nog van
    kussen op je voorhoofd en vingers door
    je haar en kleine duwtjes tegen je stoel
    zoals je daar nog zit en niet wilde zijn
    en liggen gaat alvast in het gras, zo
    moe, zo innig moe, zoals je daar tussen
    de paardebloemen steeds smaller wordt
    en halmen gras zich buigen en een rietstengel
    misschien in je linkermondhoek, een hoed
    achteloos achterover geschoven, een arm
    om haar molligheid, zoals je daar nog
    even moeite doet voor de zon in je ogen
    een hand wuivend naar de verte, zoals
    je daar lag en de schapen nieuwsgierig
    aan je voeten snuffelden, de koeien en
    de konijnen zoals je ze tekende mij tekende
    terwijl je daar lag, terwijl je daar zat, terwijl
    je daar was en bruggen bouwde terwijl je
    daar speelde zoals je was
  • 6
    6409

    geen

    1e ronde
    misschien meldt het alleen de zinloze omtrekkende bewegingen die men maakt
    misschien meldt het alleen dat we nog in leven zijn en dat we al zo oud zijn
    het maakt niet uit waar je zat, je bent er geweest, ergens, daar, dicht bij me en tegelijk zo ver weg
    misschien zegt het alleen maar iets over mijn eigen omtrekkende bewegingen
    en die van mijn hart
    misschien zegt het alleen maar iets over de betrekkelijkheid van alles
    dat we ons toen zorgen maakten om een toekomst die er later gewoon was
    zoals we ons nu zorgen kunnen maken over een verleden dat er gewoon is
    zorgen over een zoen die je aan een verkeerde gaf
    op een verkeerd tijdstip, in een verkeerd huis
  • 7
    6411

    geen

    1e ronde
    vandaag een god gevonden in het diepst van mijn gedachten
    hem uitgescheurd en een zwart kader gegeven
    man op man op man
    een weinig oud bruin, een weinig kusrood
    bladeren van een bloem
    de steel van
    palen op zand


    vandaag een zoon gevonden in het holst van mijn nacht
    hem vastgeplakt op gewillig papier
    vrouw op man
    een weinig oranje, een weinig zon geel
    de knop van een bloem
    wuivend gras
    open monden


    vandaag vader met de zoon in het echt verbonden
    lijm, het scheuren van kleren
    kaders van
    familieportretten rondom
    verkleind tot
    bloemenbladen
    bloemenknoppen
    zand
    gras
  • 8
    6412

    geen

    1e ronde
    Misschien is dat het wel
    Een plek om naar terug te keren
    De bron, het dal waarin de herders sliepen
    Zich laafden om de volgende morgen
    Opnieuw de bergen in te trekken
    En die avond opnieuw het dal te vinden

    Lag het gisteren niet op een andere plek?
    Was het gisteren niet groener en dieper?
    Misschien is het dat uiteindelijk wel
    Dat het meereist in de tijd
    Zich verplaatst waarheen je gaat
    Zich automatisch opvouwt en ontvouwt
    Elke plek een bestemming
  • 9
    8804

    I can

    1e ronde
    Er is een niets ontziende snelheid in me, ik weet het, een
    Gretigheid die verboden zou moeten worden, een haast die
    Overbodig is en een onrust die gekmakend is, als ik me
    Bedenk dat de lezer misschien gekwetst wordt door de
    Inhoud van mijn pamfletten, is hij nog niet eens begonnen
    Met het eerste woord en als ik me bedenk dat de lezer
    Wellicht zich van me afgekeerd heeft, heeft hij me nog
    Niet eens begroet, mijn liefje heeft geen naam dit keer
    Ik vat u voor het gemak allemaal samen en pak u bij de
    Kraag maar als hij me leest, uiteindelijk, weet hij wie ik
    Bedoel, een smoezelige kraag, een wurgend besef

    Ik lees je vanavond wel, zegt hij, nietsvermoedend terwijl
    Ik mijn vertrek al voorbereid heb en dus keer ik om en
    Talm nog wat, ben je alweer terug, vraagt mijn moeder
    Verbaasd en opnieuw wijst ze me de bloemen die op de
    Grond in vazen staan en opnieuw wil ze de tuin in om
    Opnieuw bloemen te plukken en takken te snijden en
    Spinnetjes weg te schudden en haar hakken in het zachte
    Mos te planten, wat lief, zegt ze, dat je gekomen bent
    En ook dat zwart mij zo goed staat

    Ik lees je vanavond wel, zegt hij, onschuldig terwijl mijn
    Letters nog sissen op het koele papier en ik opnieuw een
    Manifest samenstel, ik fiets door koele weilanden en waak
    In mijn omwoeld bed, ik heb liever de dialoog, zegt hij
    De ongeschreven versie het witte papier de heilige maagd
    Ik heb liever zijn lijf op het mijne de rede achterhaald de
    Adem geschroeid het gelijk aan geen zijde en nog liever
    Voel ik zijn verzet onder me en zijn ophef in me en zijn
    Verweer achter me, zijn mond gesnoerd door mijn tepels
    En zijn hand gevuld met mijn vlees, wat klink je zacht
    Zegt hij en ook dat er morgen misschien wel tijd is

    Mijn woorden brandmerken zijn document, vullen zijn
    Schatkist, dansen door zijn kajuit, mijn mamma houdt mij
    Terwijl ze bloemen in mijn armen legt, voorbij die andere
    Bocht, zegt ze, is een boom die bloeit, ik knoop mijn jasje
    Open en ruik seringen, je moest eigenlijk, zegt ze, geld
    Kunnen verdienen met schrijven, ik verdien mezelf, mamma
    Zeg ik zachtjes, de vazen zijn overvol, morgen, zegt ze
    Gaan we bloemen plukken en dat er te weinig vogels zijn
    Om alle spinnen te verorberen


  • 10
    6405

    in de richting van de horizon

    1e ronde
    Er is een land waarin mijn woorden niet wonen, er is geen
    Brievenbus, geen vogelhuisje voor mijn postduif, geen lade
    Voor mijn geschriften en bovendien niemand die mij citeren
    Hoort uit de pamfletten voor die

    Betere wereld, er schrikt geen vogel op van mijn zachte stem
    En mijn gebaren vallen tussen de diepe geulen waarin zijn
    Boot rust, mijn landheer, mijn kapitein, mijn lief, er is een
    Lucht die strepen trekt over mijn

    Hunkerend lijf, een zon die komt en gaat en zijn hand die
    Wuift en wenkt, er is een woord waarin mijn uitgestrekte
    Landerijen nog niet passen maar de landmeter meet met
    Kleine handen en voet voor voet en

    Om zijn mond een aarzelend besluit: dat hij me leren zou
    Hoe bloemen konden groeien en hoe een pad zich zou vormen
    Tussen land en zee, hoe ik mijn voeten moest plaatsen om niet
    Uit te glijden en hoe mijn gewicht

    In woorden zoveel lichter kon, een takje in de snavel van
    Zijn witte duif en een open hand die druppels opvangt vanuit
    De hemel en dat ene woord dat ontsnapt uit de stilte, morgen
    Misschien
  • 11
    8133

    maar dan liever

    1e ronde
    ik geloof niet in god
    niet in een god

    alleen
    in die blonde jonge
    god

    zoals hij daar op me ligt
    en zwoegt
    of naast me ligt
    en slaapt
    of onder me
    en lacht

    lacht!

    zoals hij me aangrijnst
    vanaf mijn muur

    maar dan voller
    echter
    beter

    zoals hij met me praat
    via het vermaledijde scherm
    dit scherm
    en me opwindt

    maar dan
    echter
    groter
    sterker

    zoals hij me bezweert
    vanaf zijn mobiel
    sstt
    lazer op
    ik streel je

    maar dan
    luider
    harder
    liever

  • 12
    6406

    meesterschap

    1e ronde
    De kapitein van mijn boot heeft vaste grond onder zijn voeten, een paar
    Planken, wat schroeven, dakpannen, een smal eenpersoonsbed, een
    Plaatje marmer waarbovenop zijn pollepels en een houtkachel die vuur
    Lekt uit dampende sissende platen en dan nog muziek uit een hoek en
    Kunst uit een andere en mijn kaarten, mijn levenstekens, tussen de
    Kieren van, ik glijd met mijn hoofd bijna over de bodem waar mijn
    Lange blonde haren door het zilverzand glissen als wier uit de diepste
    Zee en mijn groene ogen schitteren nog terwijl het buiten langzaam
    Donker wordt en steeds kouder weer en ik hem aan zijn shirt moet
    Grijpen wil ik niet verdwalen, een weinig lichtgevend zijn stralenkrans
    En het geknerp van een kruiwagen vol etenswaar, daar een brug en
    Daar de bewoonde wereld en daar weer terug door struik en gras en
    Golfplaat en zink en modder en hout ons eigen lijf en mijn hals langer
    Dan over de rand van het bed en zijn handen gevouwen onder mijn
    Wervels en mijn schone lakens en spiegels en sterren van stof en
    Toch dezelfde wereld als in zijn huisje en daartussendoor slechts
    Afstand

    Ik lees, hij zaagt, hij boort, hij schroeft en prijst zichzelf, ik kijk naar
    Buiten en vertel wat ik zie, een pauw tegen de zijkant van de boot
    Drie schapen, een lichtflits over het zompige land, lees me voor, zegt
    Hij, een tamme eend, zeg ik, een heel grote vis, schuldgevoel bij
    Het zondig verlangen naar ongeremdheid, de moeder die afkeurt
    En de vader die afwezig blijft, maar, zeg ik en dan iets over vriend-
    Schap en vrijheid als kostbaar goed en als terloops, iets van liefde
    Dat mijn eten warm wordt boven zijn gloeiende platen en hij met
    E
  • 13
    8132

    mijn blonde jonge god en zijn droom

    1e ronde
    Waarom gaat het vandaag niet over mij?
    Ik sliep
    Het donsbed gleed op de grond
    Zij zat niet aan mijn voeten

    Ze had met me gespeeld
    En moe geworden was ik
    In Timboektoe achtergebleven
    Ze zou er zijn
    Zei ze

    Ik zocht in alle straten
    In alle snoepwinkels, tussen
    Al het etenswaar op de markt
    Tussen de bossen
    Bloemen van de verkoper op de
    Hoek

    Ik rende de trappen op
    Van elk hoog gebouw in de stad
    En keek op de perrons
    Naar alle treinen
    Ik schuimde alle terrassen af
    En doorzocht elke
    Garderobe

    Gebrekkige topografische kennis
    Dacht ik
    Chaotisch typje is de weg kwijt
    Blijven hangen aan
    Die leuke ober
    In dat restaurant naast de kerk

    En ik ging slapen
    Moe van al dat gezoek
    Ik droomde
    Boe riep ze
    En ze giechelde luid
    Ze had snoep en bloemen en
    Een schuimkraag op haar bovenlip
    Vier jassen over elkaar
    En blote borsten eronder

    Ze sprong van elk gebouw
    Recht in mijn armen
    Geen wonder dat
    Het donsbed
    Weggleed

  • 14
    8805

    nothing left to do ...

    1e ronde
    Lang was vrede niet zo tastbaar als nu, het is allemaal
    Zegt mijn mamma, onduidelijk en eens gebeurd maar
    Wanneer precies en wat precies weet ze niet, misschien
    Was het voordat mijn vader haar ontviel of misschien
    Tijdens maar er zijn reuze veel aardbeien dit jaar en kijk
    De rabarber heeft zulke prachtige bloemen, ze tikt met
    Haar stok tegen de fallusachtige stelen zodat het blaadjes
    Regent en dan schudt ze aan de struik ernaast en ontdekt
    Zomaar witte bloemen en een wilde boom en een geel
    Lieveheersbeestje en misschien ook is mijn vader nog
    Wel ergens daar, voorbij de meters land achter de
    Omheining en stookt hij er zijn vuurtje in zijn blauwe
    Overal en met zijn grote handen op zijn rug, je lijkt
    Op hem, zeg ik mijn broertje terwijl we samen eten en
    Hij wordt wat verlegen en dan herinneren we ons samen
    En is vrede opnieuw veel echter dan zij ooit was, we
    Lopen nog een rondje en zwijgen en dan zijn we weer
    Een half jaar verder en hebben we niets nieuws gedaan
    Een man verleid, een boek uitgelezen, trouw gebleven en
    De tuin opgeruimd en misschien een tak gesnoeid of jam
    Gemaakt van de vruchten van haar tuin, een man verlaten
    En een vrouw aangehoord en wat nieuwe zinnen verzonnen
    Voor oud zeer

    Er komt opnieuw oorlog al is het alleen maar tussen jou en
    Mij en opnieuw zal je me ontvallen, de aardbeien verliezen
    Hun smaak en de rook van het vuur beneemt je de adem
    Er zijn meters land nog onontgonnen, je stok je fallus mijn
    Boom wild wit lieveheerbeest, omheinde vrede alsook een
    Verlaten tuin

  • 15
    6413

    useless and pointless knowledge

    1e ronde
    Dat je daar lag, zon uit regen, zo had ik het het liefst
    Met benen zachtjes bij elkaar en armen onder je hoofd
    En plooien gladgestreken, een halve lach en ogen dicht
    En handen open langs je lijf of even om je half opgerichte
    Pik of om mijn hoofd en in mijn haren en soms ook in
    Mijn open mond, dat je bijna sliep zo zachtjes ook en
    Mij maar liet begaan, een strijkende tong over een woud
    Van haar, sporen trekkend met mijn zachte vingers door
    Warme holtes en over hoge obstakels, dat je bijna droomde
    Dat je daar al was tussen haar melkwitte dijen en heuvels
    Van albast en langgerekt haar open duwde en waar ze
    Steeds maar vroeg om meer en vaker en voller en harder
    En dat je daar bleef en woonde en sprak en dronk en
    Zong en dat zij daar lag, zon en regen, en je het liefst
    Was met benen zachtjes uit elkaar en armen langs jouw
    Lijf en lach en ogen en dijen en borsten en lippen en
    Sporen en open en zingend en sprak
  • 16
    8806

    wit

    1e ronde
    en als dan de zon weg zou zijn, zou ik daar nog zitten
    benen wijdbeens op je schoot
    kinderlijk bungelend aan iedere kant
    je hoofd zou tussen mijn borsten liggen
    je handen onder mijn billen

    ze zouden gaan slapen en tintelen
    net zoals je benen zouden gaan doen
    en ik zou
    eindelijk opstaan
    plakkerig nog en zwetend
    en weglopen en je achterlaten

    je zou je ogen open doen en je voorhoofd fronsen
    opeens voelen hoe de druk op je schoot
    wegviel en je handen leeg raakten
    maar je zou blijven zitten en wachten
    op een nieuwe zonnige dag