Nr.
Titel
Tekst
1
3449
dat verdedigen omdat dat alles is
Top 1000
Soms scheelt het maar een klein stukje. Een betonblok. Een richel.
Een priemende wijsvinger. Een niesbui. Een tree die
nog volgt. Een hak in de zoom van een jurk. Een fiets zonder licht.
Rechts in plaats van links. Een deurbel die blijft
hangen. Vergeten een knop om te draaien. Wel de vierde boom van
het rijtje. Iemand overslaan bij het voeren. Een
open bek als ongevaarlijk beschouwen. Een tong in je oor. Een kus
in de lucht. Regendruppels die van een tak vallen.
Door mist de overkant niet zien. Een schrille kreet van een meeuw.
Een wormgaatje in het fruit. Een zachte plek in je hart.
De geur van het bos. Haar dat los valt vanuit een staart. In je ogen
waait. Te zacht je naam zeggen. Of dat wat je eigenlijk
liever wilt. De verkeerde deur nemen. Iets voelen dat er niet is of
misschien alleen als het heel licht wordt en dan ochtend.
2
1259
een speciale status
Top 1000
Laten we wat afspreken, zegt hij. Ik denk aan niet praten
terwijl ik eet, geen kruimels in het toetsenbord,
niet drie toetjes in de ochtend, aan niet zijn hand grijpen
en hengelen omdat hij dan zijn evenwicht
verliest, aan niet mijn hand in zijn broekband stoppen of
achter in zijn nek een krul verschuiven, aan
het opvolgen van vaderlijke adviezen die altijd wat streng
of overbodig zijn, aan het verwennen van de kat,
aan het oeverloos houden van mijn kinderen, denken aan
mijn mamma, aan het voortdurend denken
eigenlijk, aan zijn liefdeloze jeugd, aan no 631 van zijn
veroveringen, aan dat stof in zijn huis, ja?
zeg ik, op de toon van dat ik wel alles al weet en toch niet
zal doen. Dat je komt, zegt hij.
3
3272
helden
1e ronde
Diegenen die achterblijven. Die alles van waarde in een
doosje zetten in de garage. Dat doosje af en toe
omkeren op de keukentafel. Rugpijn krijgen van het opnieuw
bekijken. Uitdelen. Precies weten wat bij de een
en bij de ander past. Wat voor betekenis iets heeft. Welke
waarde. Kunnen zeggen wanneer het genoeg is.
Afscheid nemen, afstand. Duidelijkheid, doosje terug op de
plank. Dromen over een huis vol en dan alleen
dat vierkantje bezitten. Dat verdedigen omdat dat alles is.
Een gedicht niet in één keer schrijven. Van de
garage naar een kuil in de grond, alles gewoon uitstorten.
Boom planten. Kijken of er appels aan groeien.
Of kersen. Of kleine figuurtjes die bewegend in de wind
lijken op vermiste personen. Gaan zwaaien.
4
2104
het vierkantje
1e ronde
Wat was het simpel toen we nog liefhadden. Elke ochtend
een onderwerp, elke avond een welterusten.
Zoals weten wat je aan moet op een onverwachte koude
dag. Niet verkouden worden van een windvlaag.
In de lach schieten bij het elkaar aankijken. Blozen. Botsen
tegen. Onhandig zijn, niets zeker weten en toch.
Zomaar in een auto stappen, boterhammen in de schoot of
met onbekende bestemming en open einde
verliezen van jezelf. Niet alleen die overgave missen, ook
het ontbreken van een kader. Er was iets maar
hoe noemden we dat ook alweer? Nu zouden we moeten zorgen
voor afleiding. We denken teveel na.
We zoeken een warmere jas, knijpen onze ogen samen, zien
sterretjes, bukken bij elke knal, grijpen onze eigen hand.
5
1013
in het echt
Top 100
Omdat hij over dood begint, ligt er ’s nachts een oude hond
over mijn deken, half warm en half koud al,
waaronder ik mijn voeten strek en me opkrul, een klein kind
dat zich half een nieuwe knuffel verzint.
Omdat hij over delen begint, denk ik aan de kadootjes die ik
boven op de kast zette en waar ik eerst
dagen naar keek alvorens ze uit te pakken, hij wil nu wel eens
weten wat ik bezit en waarom ik het papier na
afloop gladstrijk en in een lade leg. Omdat hij over intellect
begint en hoe er bijna niemand meer is om mee
te praten, denk ik aan het knopje ergens dat je kunt indrukken
om alle gedachten te stoppen en eindelijk
simpelweg gelukkig te worden. Ik streel de kop van het beest
en vertel hem wat ik niet wil weten.
6
1871
no 631
1e ronde
Het geluid kwam pas later, zoals de herkenning. Niets te
verbergen dan de kleren zacht over de stoel,
niets te doen dan aan te schuiven op de bank waarop hij
ligt, niets te raden dan, vormen die
zonder meer in de juiste kuil horen alsof de afdruk nog
van gisteren was. Het is nog niet licht.
Daar duurt de nacht langer, de warmte tussen de wanden,
de damp boven de deken, daar vertragen
de handelingen zich. Koffie wordt opgeschonken, water
kookt, de fluitketel begint te zingen.
Daar rolt een lijf weg, daar volgt gegrom, daar klinkt een
stem van ver, daar ben ik zo dichtbij, daar
herinnert hij zich. De kleren passen nog, niets te doen dan
zacht de deur dicht te trekken bij vertrek.
7
1012
vanaf de andere kant
1e ronde
We doen alsof. Zwiepen de benen over de rand alsof we
een lichtstreep zien en weten hoe we moeten
lopen. De temperatuur aangenaam, de voeten niet koud
en kletsend. De muur niet hard en schurend,
de ruimte een meegevend iets, we zouden ook hier gewoon
verder kunnen slapen. Binnen en buiten
is hetzelfde. Zwart huist overal. Als er een dier zou zijn,
zouden we het niet vinden. Na uren eerst
knippert er een lampje. Een stem zegt ‘toe nou’ en sleept
een lange lijn mee. Iets botst tegen
het hek beneden. Een auto start maar blijft op dezelfde hoek.
Er is een echte streep licht. We doen nog steeds
alsof. In het echt zijn we bloot. Maken we een regel of twee
van niets. Zwart wijkt langzaam.
8
2103
vier namen
1e ronde
Wat zullen we dan later zeggen en tegen wie? Is er dan nog
iemand die hem kende, kunnen we dan grapjes
maken over zijn ernst, de ruzies vergeten, zeggen we dan als
verklaring dat hij al jaren voordien met het
zwijgen begon? Met het stilvallen van de handen? Met het
herhalen van alles? Met het lijken op onszelf?
Verontschuldigen we hem bij voorbaat? Moeten we niet nu
zijn stem opnemen en het hem zelf laten vertellen,
is er iets te vertellen? Kunnen we op foto’s aantonen waar de
kleur van zijn ogen verschoot, de blik anders werd?
Merken alleen wij het? Zien we hoe mager hij wordt, hoe het
haar steeds rechter valt? Horen we iemand
roepen? Nauwelijks nog is er een wereld om hem heen. De
zon schuilt achter de bomen, hij achter ons.
Nr.
Titel
Tekst
1
1561
een groots effect
1e ronde
Omdat er lang een trap was die mijn bezit in laagjes met elkaar
verbond zoals het mijn kinderen deed of mijn
jaren, kon ik zowel boven of beneden zijn of ergens halverwege,
stel dat je me zocht. En hoewel het nu bijna
altijd helemaal tegen de hemel aan is, we wonen in de lucht en
zijn afhankelijk van de windrichting zoals een torenhaan
in het dorp en er is nog maar één verdieping over, lopen we nog
dagelijks de treden te tellen. We leggen ook
steeds wat neer, een kat, wat jurken, onnodige proviand en altijd
proberen we een sprongetje vanaf de derde en
vergissen ons in de bocht, de pilaar, hoeveel je mee kan nemen
en dat het uitzicht kleiner wordt bij de vracht
in je armen. We rennen ook graag, gretiger dan toen, maar moeten
nu vliegen leren en hoe we op de dakrand blijven staan.
2
1570
een tovenaarsleerling
Top 1000
Heel soms, als mijn vingers het haar verdelen in twee en daarna
in strengen van drie en zich verwarren in
een eerlijke hoeveelheid die zich laat bedwingen in een vlecht
waarvan het uiteinde altijd wat schever hangt,
denk ik aan mijn grootmoeder die haar ongewassen haar elke
dag en nacht zo droeg. Nooit zag ik haar met
losse, volle schouders of in de spiegel kijken om nog even en
nooit was haar meterslange staart slordig.
Ook met andere dingen deed zij geen kunstjes, ze maakte geen
schuddende zak goud op haar rechterknie,
ze keek niet in de verte, haar mond veranderde nooit van streep
tot boogje, alleen het krentenbrood en de kaas
sneed ze met een draadje in plaats van het mes. Haar echtgenoot
schonk hoge thee, bewaarde dichtregels, frivool genoeg.
3
1623
het koortsachtig popelen
Top 1000
Om de hand te vinden die daar liggen zou, bijna per ongeluk,
dat vinden, dat liggen en dan te voelen zonder
te bewegen tot de onderste huid en de stijve spieren en de botten
en het blauwachtige waas van de aderen
zich keren en de vingers spreiden waartussen de bovenste hand
de onderste wordt en een geheel tot weer
even terloops losgelaten wordt. Om in dat vinden de rest te zien,
hangend aan de arm, in de kromming van het lijf,
bovenop de hals, tussen het laken verscholen, ogen die wennen
aan het donker en voor het strelen uit
de welvingen en plooien verkennen, de harde en zachte wegen,
de droom of het doen alsof en eerst, alsof het
nooit eerder gedaan is, van de neus afglijden en springen in de
reeds half geopende mond.
4
1622
het mooiste woord
1e ronde
Hij hoopt dat ze door de deur komt en zijn winkel binnen stapt
net zoals ze dat een paar maanden geleden deed,
haar haar naar achteren gooit en hem vraagt naar een titel en
een schrijver die hij ergens in zijn stapels gekoesterd
heeft, en hem daarbij lachend aankijkt. Hij zou gaan zoeken en
stuit op zijn herinneringen aan zomerse fietstochtjes
die eindigden in de berm, een eindeloos zachte val en de geur
van het gras samen met een licht parfum. Hoeveel
jaar geleden is dat en zou hij dat vallen nog beheersen en wat
als ze nooit meer komt vragen naar een boek of
zich hem niet meer herinnert of misschien te jong zou zijn voor
fietsen met hem terwijl hij haar rokje al over
het stuur ziet hangen en de tas openvallend en de bloemen licht
geplet en de beesten los, o de beesten.
5
2317
iets van gemis
1e ronde
Woorden beschouwen als een volk dat morrend aan je achterdeur
staat, in opstand gekomen tegen, dat duwt en
wrikt en schopt en gooit terwijl je weet dat de deur los is en niet
eens van ijzer, licht bevend met maar een klein
stoeltje onder de klink. Of ze zien als een feestende massa die vast
voorop gaat, toeters, knallen, het hele
fanfare orkest met meisje in te korte rokjes voorop die iets in de
lucht houden, hun knieën hoog, en veel te dikke
mannen met een trom voor hun buik, praalwagens te hoog opgetuigd.
En onderweg dan tegenkomen: de beer, ontsnapt
uit het circus, het hoelahoepmeisje, graatmager, de clown die steeds
over zijn schoenen struikelt, je moeder met
iets lekkers voor onderweg, de grote zwaaiende handen van je vader
die zonder hoofd toch op de foto komt en jezelf.
6
1794
klem zitten
1e ronde
Gedacht te hebben ooit dat er alle tijd van de wereld was of
juist het omgekeerde, dat tijd geen begrip was,
iets van oude mensen die voorbijgingen, vergeving die niet
geschonken werd en het in bewaring stellen
van begrippen, klokken, geheimen, overblijfselen en de hond
die nooit aansloeg wanneer dat moest. Of
wijsneuzerig beweren dat elke tijd hetzelfde was en net als
de wijn op een bruiloft nooit opraakte of met water
aangelengd nog even goed smaakte terwijl in haast alle wegen
genomen werden, gulzig en onverteerd en ook nog
zonder richting. Alsook die ene scene waarop je al dood in
bed lag en de ouders huilend om je heen stonden,
dat puberaal genoegen van de tijd stopzetten, hetzelfde als dat
ene gedicht te schrijven waarmee je onsterfelijk werd.
7
2699
om je te wijzen op iets dat nog mist
Top 1000
Van jou geleerd, zegt hij vaak. Ik herinner me geen lesgeven,
geen voorbeeld, geen aanwijsstok of priemende
vinger, geen overhoring of opgave, geen rode pen hoewel ik
graag kruizen trek op bobbelig papier, geen
uit elkaar vallende schooltas, geen schoolbel, hoge stoep en
bukkend op het plein over elkaar springen en
sowieso, wat herinner je je nu van al die rijtjes die je hardop
stampte op de maat van je overstekende voeten,
welk jaartal bij welke gebeurtenis hoorde, waarom de vlag uit
hing of waarom je zondagse jurk alvast klaar lag,
nee dan het schuim om de lippen van de razende leraar, je tong
met het puntje uit de mond, je keurig rechtop en
niet schuifelende houding, je galmende naam en jouw luisteren
naar al die vreemde klanken terwijl je sliep.
8
2382
ondersteboven
1e ronde
De route was hetzelfde. Alsof hij, flemend en nadrukkelijk,
verzocht had om een ontmoeting. Alsof hij,
de tafel dekkend, de kachel vol vlammend hout, een warm
welkom bereidde en zij alleen nog maar hoefde
aan te kloppen. Alsof de steden open waren en de mensen
vrij en de wegen los en de treinen op tijd en zij
niet bang was. Alsof de benen nog het ritme kenden van naar
voren stappen en dan gelijktijdig stilhouden voor
of openscharen en blijven liggen of omslaan en hem vasthouden
of bewegen en boven het vuur uitstijgen en
loslaten dan. Alsof hij haar bekende, iets van gemis en koude
en langer dan toen. Alsof er nu geen obstakels
waren, pijlen zelfs die wezen naar dezelfde richting en hij zou
lachen, moeiteloos en schaterend en zij mee zou doen.
9
7182
zijn ingewikkelde spel
1e ronde
Hoe moet het ook alweer, de deur uitgaan, op tijd ergens
aanwezig zijn, onderweg zijn, medepassagiers te
hebben, te knikken, goedemorgen te zeggen onderweg, van
het ene raam te bewegen naar het andere, in wolken
het beest te ontdekken, opgewonden te zijn over het doel en
de route, ontvangen te worden, je voor te stellen
en dan zonder hand, duidelijk te worden als opgeloste mist
in een dampende dag, deel te nemen aan
gesprek, ritueel, ronde, conclusie en samenvatting en op de
weg terug alles te heroverwegen, daar dan
een versje van te maken, ergens voor op te staan kortom en
nooit meer te willen vertrekken, te ontmoeten,
na te denken noch dat goedemorgen zangerig en vriendelijk te
laten klinken voor die ene thuisblijver.
Nr.
Titel
Tekst
1
4429
de buurvrouw driehoog-achter
1e ronde
Ze telt met haar duim hoe vaak ze nog moet en drukt op de pillen
in de strip, daarna roert ze die van vandaag door
het lauwe water en slikt. Ze kijkt naar buiten terwijl ze het gordijn
ophaalt, niets nog te zien. Dan noteert ze
no 537 en kleedt zich aan. Heel soms denkt ze eraan alles in de
vuilnisbak te gooien, het glas te breken,
het venster te openen en hard te gillen, ze wil de tel kwijtraken en
is er tegelijk bang voor. Daarom tikt ze ook
op de voorraadpotten in de vensterbank, de knuffels op de bank,
de cactussen op het tafeltje en de katten
om haar benen. Ze blaast tegen de foto’s aan de wand, het stof
op de lijstjes en telt op haar tenen de gele auto’s
in de straat en als het er te weinig zijn, de witten. Vaag teleurgesteld
dat er van haar lievelingskleur niets te vinden is.
2
4277
de cirkel
Top 1000
De heer B. is dood. Hij droeg altijd een hoed, zegt mevrouw Z. en
iedereen knikt maar ik zag mijn naam op zijn dunne pols,
met ballpoint ingedrukt opdat hij me niet zou vergeten, zei hij. Hij
spreidde zijn magere handen met de lange
vingers en deed een vogel na, iets dat opsteeg en verdween zonder
dat er een schaduw was of een stukje behang,
een jongenskamer boven en het licht van een nachtlampje, ons voor
het donker onderweg behoedend. Ondertussen
zijn zes mannen hier beneden bezig in een hoekje donkere aarde van
een vierkante meter, hun vrachtautootje op de hoek.
Ze overleggen, hangen over hun spaden en praten, een sigaret in de
mondhoek, muziek uit de open cabine. Het duurt
een halve middag alvorens er pluimpjes groen verrijzen, her en der
verspreid lijkt het. Een vogel landt.
3
4430
de waarheid
Top 1000
In plaats van nieuwe woorden uit de wachtborden die boven of
tegenover ons hangen, maak ik rekensommen.
Had ik eerst nog zeven verschillende wijzen waarop ik haar
naam spelde, nu weet ik precies hoe oud zij
was toen ze naast me fietste, mijn dochter optilde, dennenappels
spaarde voor mijn zonen of door het venster
naar de maan gluurde en het weer voorspelde. Waren het eerst
de klanken uit haar thuisland die ik
oefende, nu zijn het de rijtjes in haar keurig handschrift in het
schriftje zonder inktvlek, bijna de
optelling van de boodschappen op het flintertje papier dat door
mijn vader reeds beschreven haar slechts
de achterkant laat. Bij dat alles is het gruwelijk koud alsof ik
haar opgraaf uit bevroren grond, bloemen en al.
4
4275
een herhaalde poging
1e ronde
Mevrouw Z. loopt naar binnen, om de tafel heen, kijkt me donker
en verwilderd aan, roept ‘geen muziek, geen
muziek vandaag?’ en loopt de deur weer uit. Een helder moment
waarop ze aan muziek denkt, zich herinnert dat
ze viool speelde in een orkest en dat nu weer wilde doen of een
breuk in het weekschema, de planning van het
tehuis, het ondergeschikt zijn aan derden en waar bemoeit iedereen
zich mee. Wat lijkt me dat erg, zegt mevrouw
de B., als je geen instrument meer kunt spelen. Of vasthouden, zegt
de heer P. Wat deed u eigenlijk vroeger?
Mevrouw Z. wordt later zingend teruggevonden in de keuken waar
ze op een krukje zit met wiebelpoten. Deksels
had ze in haar handen moeten hebben, pollepels en messen. Vooral
die laatsten. Je kunt ze als strijkstok over je armen halen.
5
4276
het lege bord
1e ronde
Of hij me nog een keer kon zien, stond er in de mail. Ik wilde
een grapje maken over zijn kerstsentimenten maar
zei nee. Maar hij was ziek, zei hij, en hij moest weten of ik toen
de waarheid sprak. Goed, zei ik en ik zag
hoe hij moeizaam de trappen nam en in mijn enige luie stoel zat
om bij te komen van de reis. Ik maakte een
punt van een theedoek nat en legde die op zijn bezweet voorhoofd
en ik liet hem water drinken. Ik trok zijn schoenen
uit en tilde zijn voeten op het tafeltje voor hem, zat op de leuning
en keek, hij had zijn ogen dicht. Natuurlijk
was het waar, zei ik toen. Ik zette eten op tafel maar hij had geen
trek. Hij deed zijn ogen open, liep naar me toe,
pakte mijn pols en draaide eraan. Hij had het nooit geloofd, dat
wist ik. Ik vroeg niet wat hem mankeerde.
6
5311
het verkeerde perkje
Top 100
Het was volle maan, hij had gekeken naar die bol van licht, er
was een geur van voorbije zomer, bladeren op
het wegdek, spinnen in de bomen, geen mens op straat. Voor
hem zat een haas naar hetzelfde te kijken, oren
tegen elkaar gevleid, en dacht even diepe dingen. Hij minderde
vaart, er was niets mis met zijn ogen, zei hij
tegen zichzelf, het beest draaide zich om en verwisselende het
natuurverschijnsel voor zijn
rechterkoplamp. Hij bleef staren en hupte toen op het licht af.
Beiden voelden een bons, een lichte trilling.
Het was alsof de haas op schoot lag en zijn laatste warmte aan
hem gaf, het bloed over zijn dijen liep, zijn
vingers over de zachte vacht maar hij stopte niet. Hij reed zelfs
weer sneller zodat het licht voorgoed over het beest viel.
7
5310
stil blijven zitten
1e ronde
Er is dat moment dat hij achter me langs loopt en me even raakt
waarop ik automatisch wil leunen, een herkenning
in alle drukte en vertier, een geur uit een eerdere aflevering, een
bijna vertrouwd iets. Iedereen zoent overigens,
mannen leggen zonder aarzeling hun armen om mijn heupen,
vrouwen tikken mijn wangen aan en houden
tussen de lijven afstand maar plukken wel aan mijn jurk en mijn
haar, goh dat is toch wel vreselijk lang geworden
ondertussen. Ik herinner me nauwelijks wanneer het begon: dit
springen uit de coulissen en rap pratend
ieders product aanprijzend alsof ik marktkoopman was op een
zaterdags plein en terwijl ik om stilte vraag, de
vloer vrijmaak voor een ander, schuif ik terug in tijd en gewoonte
en richt me op dat ene gezicht dat zojuist nog tegen
het mijne boog.
Nr.
Titel
Tekst
1
1850
de sterren verbonden met potloodlijn
1e ronde
Hij had het niet gehoord, misschien was dat het ergste,
geen kletterend geluid, geen knarsend gepiep
van remmen, geen geren, geen sprong, geen gil, niet het
opspatten van water, niet de
angstaanjagende stilte daarna. Hij had gewoon geslapen
terwijl achter hem een worsteling plaatsvond
tussen mens en voertuig, water en lucht, en de dag erop
had hij het nog niet geweten, de nacht daarna
had hij weer geslapen, rimpelloos het oppervlak waarin
de dood zich nestelde tussen linten van
vuilnis en wier, vissen door de neergelaten armen. Als
de straat wordt afgezet, huilende familie
op het bankje ertussen, geeft hij zijn bloemen water en
kijkt niet naar het blauwe lijf dat hoog gehesen wordt.
2
1856
de tochtstroom
Top 100
Opnieuw kiert tussen de bomen door de overkant, vlekken
licht, open plekken die schreeuwerig opgevuld
zullen worden door rode daken, groene deuren, bloemen
van kant die half opgetrokken plastic vazen,
monsterlijke kleinoden, asbakken en bewoners tonen die
gedrapeerd over de vensterbank wachten op
deurbel en huilend kind, auto’s koud en aan die kant licht
geschaafd, bepleisterd, vochtig hoestend tot
plaatsgenomen wordt in de eindeloze stroom die op de hoek
alweer uiteenvalt, grijs de laatste vrijheid boven
de wijkende toppen, knipperend vanuit de kleine ramen, het
leed tuimelend vanaf vier hoog tussen de
laatste bloeiende struik in buurman’ s tuin, net voor de niet
opgehaalde vuilnisbak beplakt met haar naam.
3
1851
het laatste stukje
1e ronde
Als je elke keer uit hetzelfde raam opschrijft wat je ziet,
vanuit dezelfde positie die je vader, je grootvader,
zij, de wereld zag en daar omheen dan het kader weghaalt,
het venster open, de meeuwen op hun
zilverwitte vleugelslag stil laat staan, de boten in hun
trage glijbaan voor anker, de schilder op het
hoekje met het penseel in de rechterhand bevroren, de
bomen in eeuwige bloesem, kinderen die nooit
van de kade vallen, fietsers die nooit hun doel bereiken,
haar roepend zonder dat ze je ooit nog hoort,
kun je denken dat alleen die wereld vanuit dat vierkant
veranderd is, niet jijzelf, niet zij, niet hen,
en dat als je je omdraait, je vrouw daar nog is, en je vader
aan tafel werkt en je grootvader met koffie wacht.
4
1853
honderd keer
1e ronde
Aan het eind van het verhaal vertel ik wat er echt
gebeurde en ik houd de omslag waarop
zijn foto omhoog en langzaam langs hun gezichten.
Het jongetje dat donker en serieus
en met zijn handen voor zich op het schooltafeltje
naar de fotograaf kijkt en daarstraks nog
in een driedelig pak, grijs met smal wit streepje en
voor een rijksdaalder bij de kringloop gekocht,
onherkenbaar voor zijn ouders was, langs ons liep,
trots op de vondst waarmee hij een dag langer,
een dag uitstel verkreeg, daarna zijn hemdsmouwen
opstroopte, nog even keek naar het haar
dat eindelijk groeide, zwart, zoals hij, als kind had
gewenst, en toen de lus aanhaalde, strak
van de bijgeleverde stropdas, oranje gestreept, die
gratis uit de linker jaszak had gebungeld.
5
2846
in de kast
1e ronde
Pratend over ze zie ik hoe ze aan tafel schuiven alsof ze
niet al jaren geleden verdwenen. Zij heeft
rode wangen en een koud neusje, hij schuilt diep in zijn
kraag, verbaasd alsof we hem bevrijd hebben
zonder dat hij riep of klaagde over de omstandigheden.
Ze praten mee, proeven iets, gaan daarna weer,
we zien hen op de rug na en al zouden we willen, niets
haalt hen voorgoed terug, het lukt zelfs niet
te vragen om meer, vaker, langer. Het gesprek duurt een
jaar, op een afgesproken tijd komen we erin
terug, tot zo lang zijn het flarden die als mist boven het
weiland hangen. Hij drijft de beesten in de stal,
zij hangt ondanks alles de was buiten, wij durven bijna
niet van het erf af, er drijft een vlieg in de melk.
6
1854
niemand mag er mee
1e ronde
In de beddensprei haakten zich gekleurde beesten van
allerlei vorm en grootte die langzaam zich
verspreidden richting zijn hoofd terwijl daarboven over
het plafond een gelatineachtige massa probeerde
zich los te laten, bijna drupte op zijn lijf, en de muren
nauwer om hem heen sloten, steeds dichterbij
kwamen alsof hij, bijna misselijk, zijn ogen stijf hield
terwijl hij zijn benen over de rand van het
enorme bed gooide maar nergens de vloer vond en met
heel lange poten zelf het dier leek waar hij
het bangst voor was, losgelaten door grijnzende engelen
met vorken hooggeheven langs gezichten
waarbinnen gaten al het redelijke vervingen, zijn vingers
opeens de klauwen van het nachtelijk monster.
Zoiets gebeurt, zei de zuster geruststellend in de ochtend,
en haalde twee van de vier pillen uit zijn bakje.
7
8051
om de afstand te accentueren
Top 100
Misschien bestaat herstel hieruit: alle zolen van alle schoenen
te laten maken door de aardigste ondernemer uit
de stad, wellicht alle neuzen ook, en dat verspreid over de weken
van het nog resterende jaar zodat we zijn prettige stem
en dito handelingen kunnen herhalen en iets hebben om naar uit
te zien, de kosten gespreid, en bij het laatste bezoek
aan een zelfgebakken cake kunnen denken die hij dan met
groezelige vingers kan oppeuzelen en waarvoor hij
knikkend bedankt om dan met vuile en vette handen en volle
mond precies mijn laarsjes uit de berg schoengoed
te halen en met een buiging te overhandigen zodat ik kan zeggen
hoe knap het is dat hij mijn schoeisel herkent en hij
dat ik weer mijn best heb gedaan en het onzeker is of het om gebak
of voeten gaat of hoe weinig scheef ik heb gelopen.
8
1852
trage opvattingen
Top 1000
Het zijn de moeders die hun zonen claimen en uitroepen
dat hij nooit in staat zou zijn tot, hij heeft
wat problemen misschien maar ze zijn voorbij, er ligt
niets onder zijn kussen, zijn voedsel was vol
vitaminen en ze heeft altijd haar best gedaan, niemand
kent hem beter dan zij. Terwijl de zonen
allang voortvluchtig zijn, dekt zij de tafel nog en trekt
het laken recht, ze praat tegen hem, alleen
zij begrijpt hem en hoewel ze weet, ergens ver in haar
lijf, dat hij nooit wat terugzegt omdat hij
nooit echt thuis is, hangt ze zijn winterjas alvast klaar
en verwisselt de foto’s in het lijstje, hij
is immers zoveel groter gegroeid. Bij het stofzuigen houdt
ze steeds even halt voor zijn glimlach en lacht terug.
9
1855
uit de toon
1e ronde
De ontluistering huist in het bovenste gedeelte waar onder
het dak de muur rozerood verloopt, een paar
portretjes scheef de glorie van weleer bevatten boven scheur
en vochtvlek, een schakelaar geen functie meer
heeft en kabels afgesneden als losse lichaamsdelen in een
duistere hoek hangen. Over het dakraam glijdt
een barst, een gordijn hangt nog vol stof, stoelen staan altijd
klaar boven op elkander maar het geluid van beneden
nodigt uit tot het snel verlaten van deze ruimte. Het feest is
twee verdiepingen lager, de warmte uit de jassen
dampt na, de glazen rinkelen, de schalen passen in gekromde
armen, gebogen wordt voor haar inhoud, handen
liggen op schouders, lippen krijgen nieuwe kleur, gegiechel
bij het aangeheven lied, iemand reikt tot de zoldering.
Nr.
Titel
Tekst
1
3365
de wegen rondom
1e ronde
Ik heb hem niet opgetild, zei hij, omdat ik niet wilde
voelen hoe licht hij geworden was. Zo
kun je zeggen, ik heb hem niet gestreeld omdat ik niet
wilde weten hoe zacht hij was, ik hield mijn
zonnebril op zodat je mijn tranen niet kon zien, ik zat
aan de verste hoek van de tafel zodat hij
zijn poten niet uitstrekken zou tot waar ik zat maar
ook, ik sliep niet die nacht omdat ik hem
hoorde lopen over de houten vloer, ik deed elke deur
behoedzaam dicht zodat hij niet zou
kunnen ontsnappen, dan nu en voorgoed. Het is best
alweer even geleden, zegt hij terwijl bij mij
het gewicht nog op me drukt en de ogen tot spleten
getrokken me nazien tot op elke hoek.
2
3364
er was een heel veld dat ze plukte
1e ronde
Het is niet de dood die de dichter stil maakt maar de
afwezigheid van leven. Het missen van
haar kittige hakjes onder zorgvuldig afgestemde rokken,
het schuin vallen van haar zwarte dikke
lokken, het je even aankijken waarbij je niet weet of
het haar somberheid is of de jouwe, dat
terloopse moment van aanwezigheid zoals dat daar in
de velden lag, gisteren, gebroken. Wij
trokken voorbij, keerden haar de rug toe, aten onszelf
de knagende honger dicht. In de nacht
tilden wij haar kist in ons midden en lazen elkaar voor:
hoe we echt van haar hielden of hoe
het geluid van leven klonk alsof ze dat nu al vergeten
zou zijn: het ruisen, het tikken, het vallen.
In memoriam Antoinette Sisto
3
3362
lokaas
1e ronde
De zachte regen waartoe deze dag neigt, de bomen weer
vol van het lichte groen, de bloemen plakkend aan
de stoeptegels, de roze en gele blaadjes onder de stappen
die we nemen, de aarzeling bij
de tocht door de polder, de lucht het vuile wit als op het
blad papier na een ochtend tekenen, het
patroon onder onze armen, de beesten aan het hek dit keer,
de doden geborgen, de liefde los, het lied
een meezinger die we in stilte dragen, een plan dat langzaam
voor ons uitrolt als het lijf in de bocht meegeeft
en eindelijk misschien wat ruimte, ruimte in het hoofd daar
boven, lucht door de losse jas, een bijna
vrolijk zijn omdat we onszelf daar achterlieten: de waterkant,
het geknakte riet, het afval onder de brug.
4
3293
vergeten boodschap
1e ronde
Ik herinner me Sara. Dat is alles. Ik hield haar geheim
tussen buikwand en hartslag, onder de borsten en
in mijn oude handen, ik hield mijn benen gesloten en
soms kroop ik met mijn voeten omhoog, tegen
de wanden op en dacht dat ze dan naar boven zou zakken
en nooit zou verdwijnen. Ze kwam in mijn
mond terecht. Soms eet je terwijl je huilt. Er waren
bloemen van stof op het oude behang die
bewogen onder mijn tenen. Ook hing zijn hoofd soms
daartussen. Hij drukte mijn armen naar
achteren en kwam steeds dichterbij, zwaar en hijgend.
Zodra hij sliep, vouwde ik mezelf om
borst en benen en schaduw, stal zijn adem, kuste hem
en verzon haar namen: meisje, mijn.
5
6147
verontschuldigend
1e ronde
Lang bleef ik denken dat het gewoon kon: ik zou op
het ronde raampje kloppen en wachten tot
zijn hoofd langzaam boven kwam, de deur van het
vooronder ontsloten, dan de vier dansende
stappen, de verende krullen, de grijns, de kajuitdeur
en het mij naar binnen trekken waarbij
het lijf tuimelend in touw en olie, voorraden en water
bijna, fietsen, boeken, lampen, stuur
en kapitein, opeens weer zou weten hoe het leven
werkt, terug zou grijnzen, geen woord zou
uiten dan het likken aan zijn hals, het bijten in zijn nek,
het scheuren aan zijn overhemd, het zoeken
van zijn mond, terugvallend in het ruim van een schip
dat varen kon naar het begin van de rivier.
6
3292
vrij
Top 1000
Je pakt een keukenmes uit de la en stapt in je auto,
je checkt nog even of je niet per ongeluk
witte sokken aan hebt gedaan want dat is niet cool,
vinden de vrouwen, en je appt nog snel
met je moeder dat ze niet met het eten op je hoeft
te wachten en ja mam, je zal niet te hard
rijden. Er schijnt een zonnetje en verder is het net
alsof je achter je scherm een game speelt,
er zijn targets en er is een beperkte tijd en iedereen
moet gewoon weg, weg, weg. Het
gegil is net echt en het bonzen en stoten en raken en
knarsen en duwen doet je denken aan
hoe je met je duim spinnetjes dooddrukte in de hoek
van de vensterbank en daarop spuugde.
7
3294
zijn winter
Top 1000
Dat ieder mens maar ontsnappingskunstenaar mag zijn,
een beetje zoals de oude dichter die zich alleen
in verzen leert kennen. Op elke straathoek nog de zon
en de mogelijkheid daar te blijven, in elk
water de diepte van het lijden, in elke lucht de zwarte
vogels. Dat ieder mens maar
niemand nodig heeft, een beetje zoals de oude dichter
die alleen geholpen moet bij een enkele
letter. Voorover gebukt kan hij best nog bij zijn schoenen
en de veters strikken en als je nu maar eenmaal
aangekleed bent, kun je weer weg. Dat ieder mens maar
waakt over zijn ziel, een beetje zoals
de oude dichter die het woord legt op het speelbord en
moppert omdat hij een tekort aantal punten heeft.
(nav Verloop van jaren, 2 doc over Remco Campert)
8
3363
zwarte kraaien die uit hemdsmouwen vliegen
Top 1000
Waar vroeger laaghartig gekropen werd om het huis,
verscholen tussen de dichte bladeren van
zodat alleen geritsel iets verried, voeten opgeschrikt
door klamme en ongewenste omhelzingen,
plotselinge moordpartijen en gilletjes tot over de weg
die als enig lint kleurloos wapperde, de
bijlen klaar tegen de stam, na uren kriebelende nazaten
op intieme delen als te vroeg afgehakte
ledematen, wacht nu een enkel exemplaar met gespeelde
triomf hoog tegen het venster, bijna
roerloos en vals afwachtend tot ik tuimel uit het raam en
voor doe hoe te ontkomen, te bewegen weer
en nieuwe vrienden te maken, een kale grasspriet wenkt,
een schril gekras trekt over de hoofden.
Nr.
Titel
Tekst
1
938
ademloos
Top 1000
Hij tilde mijn haar op en liet het vallen over. Niet
eerder was er een gebaar zo dichtbij dan
het heffen van het glas en kijken hoe het kristal
flonkert, zingend van gezamenlijkheid.
De ogen daarboven, de hand daar beneden. Niet
dat het vocht langs mijn kin droop.
Niet dat we tot zingen overgingen. Alleen bij het
weggaan die lichte zorg tot. Een
vader die je zegt voor donker thuis te zijn en het
licht van je fiets controleert, een
echtgenoot die het laken glad trekt en omkijkt voordat
hij de kamer verlaat. Maar dit
lichte briesje in je nek, dit gewreven venster, doet
je afslaan bij de eerste bocht.
2
939
administrateurs
1e ronde
Op de terugweg mat ik het licht, heen de meters.
De wind hield aan, ik had niets dan
drieduizend woorden, een flesje water, een vestje
dat uitgespreid mij deed vliegen, een
grapje tijdens. Het leek alsof de weg verboog, zich
schuilhield tussen zee en land, mij
nauwelijks dragend. Vogels begeleidden mij. De
boerderijen zwart, de molens half,
de rietschoven het hek waarlangs het water stilstond,
de beesten binnen op de lokroep na.
Een man stond stil op de splitsing en keek, zijn motor
draaiend. Boven ons het doek waarop
de schilder nauwgezet de stippen aanbracht. In de
hoek een scheur die zich langzaam lengde.
3
682
de leegte
1e ronde
Radeloosheid, noemt hij het, die staat van zijn waarin
je jezelf bij de hand grijpt, de pols schroeft, met je duim
tegen het topje van je middelvinger tikt,
hardop leest wat het krantenartikel weergeeft, je eigen
mening vraagt, een klein grapje in een persoonlijk
onderhoud, dan weer
samenvattend van muur naar muur loopt, kijkt of de
takken de hoek omarmen, dezelfde wind ook daar
waait, de vogel met je
meetrekt, het kind wel doorloopt, opnieuw het bord
schikt, het glas ernaast, bestek op de gevouwen
servet, even zorgvuldig ingrediënten afweegt,
twee pagina’s leest of tot het volgend hoofdstuk, de
film afgestemd op dat moment, de versnapering in
dezelfde volgorde, de groet aan
een, twee, drie bekenden, het schilderij recht, het ene
nummer in de cd speler geprogrammeerd, het gordijn
half toe, of eenzaamheid, zegt hij.
4
937
de pose
1e ronde
Zolang de plaat nog niet is afgelopen, blijft
hij zoals hij bleef omdat
zijn moeder nog leefde, de katten nog verzorgd
moesten, de kraai met de scheve
staart, omdat het nog morgen moest worden,
omdat zij langskwam.
Nu blijken alle staarten van alle vogels scheef,
zijn moeder is dood, de katten
liggen in de achtertuin, alleen zij is gebleven.
De plaat wordt opnieuw opgezet.
Morgen wordt opnieuw morgen. Hij heeft een
afspraak voor over zes
weken. Ik zie je dan, zegt hij maar hij zal een
hond moeten zoeken met drie poten.
5
678
de situatie
Top 1000
Totdat hij zich in me voegt, raas en grom ik, het
lijf hoekig en bezeerd. Daarna pas vloeien
mijn bewegingen en kan ik zacht zijn. Zachter.
Er zijn maar weinig dagen waarop
dit lichaam botst tegen zijn verblijf, uitstel geeft
aan het niet willen voelen, warmte
absorbeert. Ongeduldige voeten tekenen zijn
afwezigheid, levensgrote cirkels.
Woorden helpen niet. Ik heb alleen de kracht nodig
waarmee hij zich op me stort, bijtend
omklemt, tegen de muur drukt, onder zich trekt,
stotend mijn aftocht belemmert, mijn
adem inhoudt, mij vierendeelt, triomfeert over
mijn leegte en keert, dan vasthoudt.
6
683
het wit
1e ronde
Wat van de dromen overblijft, het bed een kuil vol,
het raam beslagen, de kat wachtend bij de deur, is
een korte streling van huid op
huid, een bukkend gaan onder zijn halslijn, ogen
onder haar, glijdende bewegingen, wat warmte daar,
mijn rug naar hem toe. Dan is hij
onbekend nog. Een dag lang lopen wij met dat lichte
schuren onder de warmte door, wij herinneren ons
terwijl hij natuurlijk allang
vertrokken is. Zijn auto had gestaan op de marktplaats
onder mijn ramen, ingebouwd door vroege tenten en
schreeuwende koopmannen, de kramen
waren doorgebogen, zwaarbeladen, ik had de kleuren
kunnen pakken terwijl ik mij vooroverboog, geroken
hoe stroperig het fruit zou zijn.
Dan had ik de vensters gesloten. Ik had gelopen daar
en mijn manden gevuld. Hij had zich omgedraaid en
me voor het eerst aangekeken.
7
679
het zijn lijnen
Top 1000
We stonden bij het schoolhek, buiken vol.
Langgerekt de kinderen aan het klimrek,
een plein zonder schaduw, vaders die
rokend over de was spraken, de ogen over
onze haren tot aan halverwege, de juffen
klappend aan de poort. Nu zegt zij
dat ze deed alsof. Ze vermoedt van mij
hetzelfde. Daarna keerden we terug in onze
koele huizen, bij afwezige vaders,
natte doeken tegen het aanrecht, druipende
handen. Keuzes die ons zouden opbreken.
Eerst nu. Extra kinderen die
ongevraagd mee aten, sliepen in ons bed,
dwars over, stemmen verhieven maar
nietszeggend alleen achtergrond
vormden zoals zonnevlekken op dat kale
terrein. Tegen het hek uitvloeiende lijven
die langzaam oplosten tot de lijnen van nu.
8
684
op elegante wijze
1e ronde
Daar waren geen zuigende geluiden, geen flitsende
beelden, geen gezamenlijk hoesten of luidkeels
commentaar op vriendin, voetbalwedstrijd en
laatste aanschaf, daar waren geen deuren die heimelijk
gesloten bleven als men langskwam, geen tochtende
vertrekken als men tiktokkend de trappen
nam, geen vallende gordijnen die opzij geschoven
zestien cactussen op een rij vertoonden of muizige
gezichtjes boven een bord pap, moeders die
ramen lapten terwijl mannen afwezig bleven, auto’s
die een week lang scheef in het vak bleven staan
waarlangs een plastic kinderstoeltje, krijt-
strepen waarover men ‘af’ is, een plastic zak met
bobbelende inhoud, postbodes die zingend halverwege
kwamen en deden alsof ze de laatste
meter het pakket gooiden; daar viel ik in het laatste
gesprek tussen laatste mensen die op langzame toon
geheimen fluisterden waarvan ik er een was.
9
680
overdag
1e ronde
Het blaten van de schapen blijft lang als stil
verwijt langs de straten hangen, het
is donker reeds en tergende jongensgeluiden
sterven weg. De hekken rondom
omlaag getrokken, een onneembare vrijheid
ter hoogte van, de warme hoofden
meewarig in onze handpalm. In de sloot het
einde: de oranje wimpel in
grootverpakking, plastic cirkels rond de poten
van de eenden, oneetbaar restant.
Duwend tegen onze ledematen de roep om
meer en opnieuw dat gesmoord
schreeuwen. Het gras herstelt zich, daar bovenop
verzamelt men zich en legt zich neer.
10
681
vage omtrekken
1e ronde
Er gebeurde daar net genoeg. Vanonder de plastic stroken
die het glas troebel maakten of daarboven,
aan alle kanten toch het licht. Precies zoveel ruimte dat
een buurman van het dak kon glijden en in
mijn tuin kon landen, zacht en bij het opstaan de aarde van
zich af kon schudden, lachend.
Precies zoveel ruimte dat mijn mamma het tafelkleed kon
uitschudden en over mijn hoofd kon vliegen met
trage vleugels. Precies zoveel ruimte dat ik drie keer om
de kerktoren kon fietsen en alle kinderen
terug vond, een lint van zingende liefjes, een echte haan.
Precies zoveel ruimte dat ik paste. Hier
schuurt en botst het. Er is teveel beweging, teveel geluid.
Het uitzicht hemeltergend, de omvang te groot.
11
1513
wind
1e ronde
Het noorden, zegt hij, zonder hoofdletter is de richting
van de wind, en met kapitaal een
beoogde locatie, wat wil je? Het Noorden is altijd dat
wat recht voor me ligt, zeg ik hem,
het is locatie en richting ineen, alleen het is niet de wind
die me brengt maar ikzelf. Kinderlijk
loop ik door, zevenmijlslaarzen, hooggehakt, blootsvoets.
Alsof ik sterren zie staan en iemand moet
bezoeken, geschenken over mijn schouder. Alsof er een
regenboog verschijnt met de pot met goud of
eenvoudiger nog: een roomsoes aan het eind van het pad.
Alsof mijn moeder daar wacht met een
rulle handdoek voor de doorstane kou en regen en ander
ongemak. Alsof aan het eind van
al die lange doorgaande wegen eindelijk de overtuiging
volgt dat ik niet de enige reiziger was.
Nr.
Titel
Tekst
1
1764
bij de achterdeur
1e ronde
Ik had gezegd ‘tot morgen’ en toch draaide ik Deze ochtend mij om voordat de Trein binnengleed, ik dacht dat niemand mij Gezien had nog dus Liep ik door straten die nog onbekend waren En toch vol huizen en mensen en auto’s en Droomde over het grintpad thuis of hoe mijn Pappa daar aan kwam rijden terwijl Ik met bungelende benen op het tuinhek zat En dan vroeg ik ‘moet je morgen weer weg’ omdat ik hoopte Dat ik mee mocht Misschien dat ik daarom nu thuis bleef, mijn Mamma’s zachte blik Waarin de lieve ogen zo vriendelijk half dicht Bleven, het knerpend grint Onder onze voeten en dan moeten afslaan nog Naar een straat die je niet kent
2
1761
brandlucht
1e ronde
We reden dezelfde route, dat wil zeggen
Hij reed, ik legde mijn voeten op het dashboard En keek en soms leek Het hetzelfde: dat zien van mij en dat rijden Van hem en dat wat draaien aan het stuur en Nog even in de Achteruit of afremmen lang voordat of hup, op De stoep en deuren open en ik hurkend boven Een teiltje achterin En hij aan de kant van de weg zodat ik hem Zien zou en de ander niet, dat hij precies in Het spiegeltje paste en daar Weer uit verdween en dan naast mij sprong En opeens ook weer zoveel groter leek, de Hand tussen Mijn benen en dan weer langs de waterlijn En de natte oevers en vingerwijzend zien Waarlangs ik reed
3
1758
dagelijks ritueel
1e ronde
Misschien schrijf ik het eerste hoofdstuk Terwijl ik land van water probeer te Onderscheiden, dan de lucht nog en de wasem Op de ruit, een beetje Zoals de serveerster die van achteren heel Licht rose getint, slank lijkt Maar dan van voor, opeens enorm, evenwel Dezelfde Fletse kleur, de mist, zegt ze, maakt het koud Ik sta met mijn jas Los, moet je ver, zegt ze maar ik zou zomaar Daar kunnen blijven Omdat ik de heuvels herken en de zachte Sproetjes in haar gezicht
4
1757
dat tijdverslindend ritueel
1e ronde
Dat als je de straat uitloopt en lang daarvoor: Het moment van opstaan of zelfs het punt Van aankomen daar En dan niet wilt bewegen meer dan die hand Die losjes boven op zijn heup ligt en neervalt Later boven zijn Gezwollen trots, dat als je dan weg moet er Eigenlijk geen vertrek meer plaatsvindt dan Alleen het Verplaatsen van die hand, het neerdalen van Zijn pracht, dat in die lege straat dan ook Geen voorbijganger Meer je dansend ziet dan alleen zijn ogen In je rug, dat haar dat nawaait, die hand die Leeg nog wat Streelt, dat als je dan je voeten verplaatst Je eigenlijk alleen maar dichterbij komt en De plek nog warm vindt
5
1762
de overkant
Top 1000
Een volgende dag zijn alle woorden kwijt: Een beetje zoals Binnenkomen bij de kapper en zeggen dat Je alleen je pony geknipt wil en dan Thuiskomen met lieflijke plukjes die je Een meisje maken En dus geen schrijver, denk je, geen recht Van spreken nog terwijl Je zeker weet dat het ooit veranderen zal: Dat lichtspringende Gewicht bovenop je dat zomaar met de Wind er van door gaat en jij Erachteraan maar dan uren later weer thuis En moe opeens en vreselijk oud
6
1760
de plek
1e ronde
Soms is het niet het verhaal dat ik verzin hoewel Ik ook niet zou kunnen vertellen of Het de waarheid is, mijn handschrift wordt wel erg Onleesbaar terwijl mijn Gedrag nog altijd hetzelfde is, ik nummer mijn Schriften zoals er iets verandert In de aanduiding van datum maar de plaats is altijd Dezelfde: ver Onder hem en ver bij haar vandaan terwijl als je Heel erg je Best zou doen je met uitgespreide vingertoppen elkaar Zou kunnen raken En dan hand aan hand liggend wat woorden toevoegt Als: altijd, elkaar Opnieuw, lief, om maar niet weer te vallen in de ruimte Tussen toen en nu
7
1763
een klusjesman
1e ronde
Zo simpel kan het zijn: een telefoongesprek, een Aanduiding van plaats en dan drie Minuten tegen een lantaarnpaal terwijl hij al achter Je staat met de deuren open en Uitgestapt wat plaats maakt, de ruime gebaren Alsof hij heel vrolijk Opeens ziet hoeveel troep hij heeft of hoe groot Ik ben of Hoe afstand niet meer dan die drie minuten is en Ik dan schuivend op mijn stoel, de Voeten op het dashboard, de zoete broodjes in Mijn schoot en doen Alsof het een schoolreisje is waarbij ik meteen al Weet dat ik niet op de Touwladder door het water wil maar wel op de Schommel en hij me duwt
8
1759
een leger van kunstenaars
1e ronde
Dat je daar nog lag, wachtend op mij, niet Omdat er nog geen Licht was, het onophoudelijk ruisen van De regen, honger in Je hals, niet omdat we elkaar aten in je droom En jij nog Niet gegeten had, het bloed langs je sporen Niet omdat je Zeker wist dat ik terug komen zou, maar dat Je daar Nog lag, gewoon vanwege de zwaarte van Mijn lijf, de arm Gebogen over je hoofd, de vingers verankerd In je groeven, dat je Niet gehoord had hoe vaak ik was opgestaan En het licht had aan gedaan
9
1756
mijn naam sissend
Top 1000
Behalve dat, het zo achteloos noemen van mijn naam Terwijl ze weken geprobeerd heeft mij Te duiden, of voorheen ook wel zo nadrukkelijk mij Plaats gaf, het liefst Op het lage krukje naast haar en dat ik nu al, automatisch Ga zitten en omhoog Kijk, behalve haar vertaling in de melodie van toen, haar Huisland en Al het gebeuren in die weide, nergens zo groen als daar En het doorgaan met Praten terwijl ik in de gang sta, behalve dat zacht aanraken Van koude wang op haar warm Gloeien, druppels aan haar neusje, is er die intense blijdschap Als zij mij Ziet, daar, op kousenvoeten bijna, tegen haar aan, in de Deuropening, in haar weiland
10
1765
ze zegt dat zij niet zwaaien kan
1e ronde
(als ik dit nu tussen haakjes zeg, is het bijna alsof het Er niet staat, het is in ieder geval niet erg, niet serieus En u belooft er niet op terug te komen, u vergelijkt het Niet met een gebruiksaanwijzing of een toelichting en Het is ook niet grappig, ik doe gewoon alsof Het niet van mij komt, deze tekst, deze angst, dit gebots Tegen de beschermde lijn van een krom zwart streepje En pas helemaal aan het eind weer, weet u dat hij er Staat en ik vloei nog wat over, ik mors nog wat en strijk Er met mijn vinger langs Alsof ik mijn mascara orden die als altijd in klonters En met vegen onder mijn ogen belandt en dan veeg ik Met vieze vingers weg zodat ik huilerig lijk en slecht Uitgerust en slonzig, vage tekens van verzet, volwassen- Heid en verlangen, handen Afvegend aan de zijkant van mijn lijf, waar dan, zei de Vaste bezoeker en trouwe lezer, ga je over schrijven en Ik, bezoedeld nog, droomde over uitzicht op het water En witte wanden hoog en ranke stapels wit papier die Steeds kleiner werden, er Ligt, zei ik hem, nog een heleboel, maar mijn voeten Schopten tegen gekreukelde ballen, mijn hoofd lag op Mijn handen, geraakt door een scherp gevouwen F16 Op de werktafel zwarte druppels en door het raam Muren van steen)
Nr.
Titel
Tekst
1
3135
als altijd dromend
Top 1000
Over de vrouwen die eerst twee aan twee en Vervolgens bij groepen van een onduidelijk aantal De coupe binnenvallen, verregend en verveeld Verzin ik de verhalen, of eigenlijk Maar 1 verhaal, ze werken met elkaar en hebben Een personeelsuitje waarbij verplicht een uur Cardio-fietsen inbegrepen zit of ze gaan op zieken- bezoek bij een mede- zuster of ze moeten, nu het filiaal verplaatst is Allen met de trein twintig kilometer verderop Maar terwijl ik bijna schuil ga in hun kudde Hoor ik hoe ze tekeer zullen gaan Op het Malieveld voordat ze hun gratis lunchpakket Mogen halen, en wat zou daar in zitten? zijn ze Gelokt en verleid tot twee weke kroketten of Mogen ze Als voorbeeld een biologisch genoegen en is het Wel genoeg? even overweeg ik uit te stappen Op een tussenstation, willekeurig welk omdat Het me niet lukt Mijn hoofd af te sluiten voor het steeds luider Wordend protest, loonstroken en arbeidsovereen- komsten worden samen met die ene manlijke Collega en het – van onduidelijk Allooi zijnde thuisfront – op de brandstapel gegooid En de conducteur, onschuldig een goede morgen Wensend aan ons allen, wordt gehoond om zijn Nietsvermoedende vriendelijkheid Alles, zegt de 1, kopieer ik tegenwoordig en ook De ander vertrouwt niemand, en met dat kutweer Zegt de derde, is het ook nog niet eens dat beloofde Uitje, ik knik
2
3130
als een krans jouw handen
1e ronde
Heel lang kun je nog geloven in iets dat niet bestaat Niet bestaan heeft ooit eigenlijk zoals je heel lang Kunt doen alsof je Heel veel houdt van terwijl je jezelf in een poging Tot geruststellen over je pols kriebelt of langzaam Over je Langer wordend haar zoals je eerst nog niet wilt lezen Wat er staat bovenaan al die felicitaties en dan nog Wat klikt op De foto van haar in een poging haar uit te vergroten Zodat je wel moet weten dat die scheve lach alleen De zijne Is geworden ooit, per ongeluk misschien, even niet Opgelet blijkbaar, gek dat zijn huwelijk mij opeens Zoveel duidelijk maakt Over dat geloven of houden van of ouder worden zonder De druk van dat lichaam op je of hoe alles aan onszelf Voorbehouden is Dit gemis, die keuze, dat gekriebel, dat zijn en nauwelijks Niet, mijn langzaam groter groeien zonder hem, het Kind nog op zijn erf
3
3131
de wisseling van seizoenen
1e ronde
Zijn aanwezigheid maakt het gemis juist scherper
Het alsnog bewegen het gebaar bijna onbetekenend Het is alleen misschien de hand boven mijn hoofd Die nauwelijks mijn haar raakt en toch de plek markeert Waar ik liggen zal, en hij daar – in mij – verloren Terwijl mijn benen hem stevig houden, vergeefs terwijl Mijn vingers de contouren tekenen, verlangend terwijl Het langs zijn lijf glijdt, vooralsnog het voordeel van De twijfel, veel later de ontkenning: dat ik daar niet Was, onmogelijk heb kunnen zijn Ergens tussen dood en leven in of toeval misschien Lange haren op zijn overhemd, een vage foto Kijk, daar was je nog gelukkig en daar ben je nog nooit Geweest
4
3136
gedempt door gesloten deuren
1e ronde
Steeds minder ben ik diegene die ik zou willen zijn Per slot van rekening blijkt niets meer Mij te resten dan wat kruimels liefde, overgebleven Van jaren her zonder nog een morsige tafel Het huis, ooit zo slecht passend in dit rijtje van Burgerlijke chique, nu in de gangbare kleuren en De bezoeker, niet langer nieuwsgierig naar de woorden Op mijn wand, meet met kleine hand of zijn Keukeneiland binnen mijn afmetingen past, ik droom Evenwel nog Die ene die een vlekje zwart nog tussen de kieren Ziet lopen zoals een sproetje op mijn linkerdij, ver Omhoog, een flard muziek op de christelijke zondag- morgen, een wilde boom omhoog schietend in het Aangeveegde plaatsje achter, steeds ouder weet ik Steeds duidelijker hoe het wel moet maar Op de een of andere manier beweeg ik me maar Traag naar het einde van de wereld
5
3134
nauwelijks voorbereid
1e ronde
Zou ik hem kunnen voelen ooit en weer zonder dat Mijn lijf zich keert en opent en warmt en zingt zonder Voor hem te zorgen later, de deken over de Schrale plek, de vinger in de lijn van, het zaad los over De rulle aarde, de vogels in de hoogste boom, zou ik Hem weer Of ooit kunnen zien zonder dat mijn ogen zich sluiten Mijn handen open, mijn jurken fladderend, de wind Altijd een zomer- bries, de regen altijd mild en het gras geurend alsof Pas gemaaid of gedroogd tot hooi en op stelten, zou Dat slapen met Hoog boven mij dat buigend lijf, die halmen, papavers Zonnestelen, vallende sterren, spikkels op zijn huid Druppels in mijn plooien Ooit een ontwaken zijn, een gevonden hand in de mijne En alsof per ongeluk daar terecht gekomen en als altijd Dromend?
6
3132
nergens dan hier
Top 1000
Dan daar te zijn, voor hem knielend en beide Handen in zijn liezen en beginnend bij de bovenste Knoop en dan langzaam alsof Nadenkend de overige twee terwijl hij, met moeite Zijn evenwicht bewarend, mij filmt, witte vrouw Half opgericht Mij begroetend en dan mijn linkerhand door het Vrije vlees en mijn rechter zachtjes duwend, de Mond dan Zodat de handen zijn billen vinden, mijn hoofd Schuil onder het overhemd en in zijn vacht, dan Mezelf en hem vastschroevend met Open lippen, mijn benen keurig bij elkaar, mijn Enige beweging het hoofd en dan hij langzaam Achterovervallend (heeft hij dat gefilmd?) zodat ik ook en dan mijn Handen onder zijn hoofd heel lange armen makend En dan langs zijn Rug trekkend terug naar daar waar het begon, tussen Zijn benen grommend, steeds meer ruimte makend Tussen links en Rechts en al die tijd dat witte lijf voor hem, hem Optillend met mijn tong, behoedzaam meer makend En dan een hand onder zijn Gewicht, mezelf dan langzaam naar boven laten Glijden en hem berijden daarbij alle zwaarte Verplaatsend naar het lichtmakend hart
7
3133
nog halverwege
1e ronde
Het is niet te hopen voor hem dat zij – wanneer hij Haar ziel beroert onderweg van borst naar tenen – Uitbarst in luid gejubel dan wel Omver rolt in zijn kermisbed, dit samen met de Onheilstijding buiten, de kracht van de natuur en Zijn brandend kaarsje Kan voor meer noodlottige gevolgen zorgen dan Alleen die verschroeiende warmte die hij nu voelt En hoewel zijn Lid het laatste is dat klein wordt, zal hij zich nietig Voelen terwijl het schip naar de klippen stuwt en Haar wanden kapseizen Zo stellen wij ons dat voor: hij nog vastgebonden Aan de mast en gieren die hem verslinden terwijl Zij in de diepte verdwijnt Hoewel liever: hij geketend aan zijn herkenningspunt Terwijl zijn liefde zijn voeten kust, wenend en zijn Kleren alvast scheurt
Nr.
Titel
Tekst
1
12285
an affirming flame
1e ronde
De lief wil warme zinnen vol van warme lijven en plooien
En gretigheid en losschuddende haren zoals hij handen wil
Die niet rusten
De lief wil wakker worden en mij daar vinden, op het scherm
Zeg ik wat ik in zijn oor achterwege laat, als schrijver tenslotte
Moet je je bestaan rechtvaardigen
Als liefje ben ik vanzelfsprekend, in mijn huis de herfstgeuren
Warmte die zo rood verkleurt en dat ik daar lag en dat hij daar
Was en dan zijn witte
Honing uitvloeiend over mijn sissend lijf en leden die nauwelijks
Hem kunnen vasthouden dan daar, ten onder gegaan in een
Woord, een handeling
Niet tot schrijven vervaardigd, niet tot luisteren bereid, niet
Tot rusten bekeerd maar als liefje wel heel bereidwillig en gretig
En plooibaar en bestaand
2
6410
dat Heilige Graal gebeuren
1e ronde
Als u het goed vindt, noem ik mezelf voortaan Suzie Creamcheese, het
Is wellicht handiger mezelf in een systeem te wringen dan mijn voor-
Keuren van het andere geslacht te onderwerpen aan een rangensysteem
Als ik nu bij u Suzie ben, ben ik bij de ander Truus en bij de derde
Gewoon Bino en kunt u blijven wie u bent, geen gezeur met het eindelijk
Uit uw hoofd leren van het alfabet en geen beroepenwisseling zo rond
Uw midlife, niet het overgaan tot een ander automerk en dan stiekem
Een snellere maar gewoon Piet, Jan, Kees, Klaas en dan een exotische
Naam met gerechtje erachteraan
Suzie komt uit een liedje van Frank Zappa dat mijn echtgenoot wel eens
Floot, dat creamcheese waarschijnlijk ook al geef ik liever de voorkeur
Aan het citaat
3
8134
de plek des onheil
1e ronde
Het teveel aan gevoel verdwijnt op de keukenvloer
Glijdt vanaf de zachte bank langzaam op mijn
Knie
4
6408
een warme middag met de zon op de rotsen
1e ronde
Ik geloof in lust niet in liefde, in het moment dat je op de stoep
Staat en ik zeker weet dat we op de grond zullen belanden, tegenover
Me aan tafel mijn hand pakkend en de stoelen laten vallen en de
Tafel en het kleed, achter elkaar elkaar de trap opduwend, half
Vallend, half vloekend, zo ongelooflijk blij en sterk en verlangend
Ik geloof in het zeker weten dat dan en daar, de ogen flitsend, de
Mond zoekend, de kleur van je pupillen veranderend, de streep van
Je mond grijnzend, niet in de aarzeling waarmee, niet in de mogelijk-
Heden die je opsomt, niet in de deur op een kier naar jouw wereld
Ik geloof sowieso niet in jou
Ik geloof in mezelf, in het moment dat ik je toeliet, zon waar ze
Niet scheen, niet in jouw gelukkig maken, niet in jouw bescherming
Niet in jouw regen op mijn vruchtbare grond, ik geloof in sterren
Die naar beneden vallen, ik kijk niet hoe ze hangen, ik bereken
Geen afstand, ik ben er gewoon
Ik geloof niet in liefde, in geloof niet in de wurgende zaligmaking
Van elkaar, ik geloof niet in vriendschap, ik geloof in verraad, ik
Geloof in woede, ik geloof in heiligmaking tijdens, ik geloof niet
In achteraf, ik geloof niet in toen, ik geloof niet in morgen, ik geloof
Dat je nu nergens meer bent
Ik geloof in woorden want ik schrijf maar ik koester je gebaren
Die zachte duwtjes tegen mijn billen onderweg naar het zachte bed
Die snelle hand die een stoel redt van haar ondergang, die lieve hand
Die het kleed rechttrekt, die aarzelende mond die wel wil spreken maar
Die ik het verbied
Omdat ik niet geloof in liefde maar in lust en omdat ik niet door je
Kieren pas maar deuren wijd open en omdat ik niet in verschillende
Werelden geloof maar in
5
6407
gaten in je handen
1e ronde
zoals je daar zit, nauwelijks aanwezig nog
reizend over die dubbele brug die je zag
ergens in de lucht, buiten in het veld
steeds kleiner in je stoel, steeds minder
in mijn beeld en toch nog steeds mijn
handen zoekend en vindend en knijpend
warmte door de kou, mijn herfstbladeren
in je schoot, spelend met wat kleur
de franje van het tafelkleed, de murmelende
buurvrouw, het brood in dobbelstenen
gesneden, zoals je daar hangt tussen
de ene en andere brug, leeft nog van
kussen op je voorhoofd en vingers door
je haar en kleine duwtjes tegen je stoel
zoals je daar nog zit en niet wilde zijn
en liggen gaat alvast in het gras, zo
moe, zo innig moe, zoals je daar tussen
de paardebloemen steeds smaller wordt
en halmen gras zich buigen en een rietstengel
misschien in je linkermondhoek, een hoed
achteloos achterover geschoven, een arm
om haar molligheid, zoals je daar nog
even moeite doet voor de zon in je ogen
een hand wuivend naar de verte, zoals
je daar lag en de schapen nieuwsgierig
aan je voeten snuffelden, de koeien en
de konijnen zoals je ze tekende mij tekende
terwijl je daar lag, terwijl je daar zat, terwijl
je daar was en bruggen bouwde terwijl je
daar speelde zoals je was
6
6409
geen
1e ronde
misschien meldt het alleen de zinloze omtrekkende bewegingen die men maakt
misschien meldt het alleen dat we nog in leven zijn en dat we al zo oud zijn
het maakt niet uit waar je zat, je bent er geweest, ergens, daar, dicht bij me en tegelijk zo ver weg
misschien zegt het alleen maar iets over mijn eigen omtrekkende bewegingen
en die van mijn hart
misschien zegt het alleen maar iets over de betrekkelijkheid van alles
dat we ons toen zorgen maakten om een toekomst die er later gewoon was
zoals we ons nu zorgen kunnen maken over een verleden dat er gewoon is
zorgen over een zoen die je aan een verkeerde gaf
op een verkeerd tijdstip, in een verkeerd huis
7
6411
geen
1e ronde
vandaag een god gevonden in het diepst van mijn gedachten
hem uitgescheurd en een zwart kader gegeven
man op man op man
een weinig oud bruin, een weinig kusrood
bladeren van een bloem
de steel van
palen op zand
vandaag een zoon gevonden in het holst van mijn nacht
hem vastgeplakt op gewillig papier
vrouw op man
een weinig oranje, een weinig zon geel
de knop van een bloem
wuivend gras
open monden
vandaag vader met de zoon in het echt verbonden
lijm, het scheuren van kleren
kaders van
familieportretten rondom
verkleind tot
bloemenbladen
bloemenknoppen
zand
gras
8
6412
geen
1e ronde
Misschien is dat het wel
Een plek om naar terug te keren
De bron, het dal waarin de herders sliepen
Zich laafden om de volgende morgen
Opnieuw de bergen in te trekken
En die avond opnieuw het dal te vinden
Lag het gisteren niet op een andere plek?
Was het gisteren niet groener en dieper?
Misschien is het dat uiteindelijk wel
Dat het meereist in de tijd
Zich verplaatst waarheen je gaat
Zich automatisch opvouwt en ontvouwt
Elke plek een bestemming
9
8804
I can
1e ronde
Er is een niets ontziende snelheid in me, ik weet het, een
Gretigheid die verboden zou moeten worden, een haast die
Overbodig is en een onrust die gekmakend is, als ik me
Bedenk dat de lezer misschien gekwetst wordt door de
Inhoud van mijn pamfletten, is hij nog niet eens begonnen
Met het eerste woord en als ik me bedenk dat de lezer
Wellicht zich van me afgekeerd heeft, heeft hij me nog
Niet eens begroet, mijn liefje heeft geen naam dit keer
Ik vat u voor het gemak allemaal samen en pak u bij de
Kraag maar als hij me leest, uiteindelijk, weet hij wie ik
Bedoel, een smoezelige kraag, een wurgend besef
Ik lees je vanavond wel, zegt hij, nietsvermoedend terwijl
Ik mijn vertrek al voorbereid heb en dus keer ik om en
Talm nog wat, ben je alweer terug, vraagt mijn moeder
Verbaasd en opnieuw wijst ze me de bloemen die op de
Grond in vazen staan en opnieuw wil ze de tuin in om
Opnieuw bloemen te plukken en takken te snijden en
Spinnetjes weg te schudden en haar hakken in het zachte
Mos te planten, wat lief, zegt ze, dat je gekomen bent
En ook dat zwart mij zo goed staat
Ik lees je vanavond wel, zegt hij, onschuldig terwijl mijn
Letters nog sissen op het koele papier en ik opnieuw een
Manifest samenstel, ik fiets door koele weilanden en waak
In mijn omwoeld bed, ik heb liever de dialoog, zegt hij
De ongeschreven versie het witte papier de heilige maagd
Ik heb liever zijn lijf op het mijne de rede achterhaald de
Adem geschroeid het gelijk aan geen zijde en nog liever
Voel ik zijn verzet onder me en zijn ophef in me en zijn
Verweer achter me, zijn mond gesnoerd door mijn tepels
En zijn hand gevuld met mijn vlees, wat klink je zacht
Zegt hij en ook dat er morgen misschien wel tijd is
Mijn woorden brandmerken zijn document, vullen zijn
Schatkist, dansen door zijn kajuit, mijn mamma houdt mij
Terwijl ze bloemen in mijn armen legt, voorbij die andere
Bocht, zegt ze, is een boom die bloeit, ik knoop mijn jasje
Open en ruik seringen, je moest eigenlijk, zegt ze, geld
Kunnen verdienen met schrijven, ik verdien mezelf, mamma
Zeg ik zachtjes, de vazen zijn overvol, morgen, zegt ze
Gaan we bloemen plukken en dat er te weinig vogels zijn
Om alle spinnen te verorberen
10
6405
in de richting van de horizon
1e ronde
Er is een land waarin mijn woorden niet wonen, er is geen
Brievenbus, geen vogelhuisje voor mijn postduif, geen lade
Voor mijn geschriften en bovendien niemand die mij citeren
Hoort uit de pamfletten voor die
Betere wereld, er schrikt geen vogel op van mijn zachte stem
En mijn gebaren vallen tussen de diepe geulen waarin zijn
Boot rust, mijn landheer, mijn kapitein, mijn lief, er is een
Lucht die strepen trekt over mijn
Hunkerend lijf, een zon die komt en gaat en zijn hand die
Wuift en wenkt, er is een woord waarin mijn uitgestrekte
Landerijen nog niet passen maar de landmeter meet met
Kleine handen en voet voor voet en
Om zijn mond een aarzelend besluit: dat hij me leren zou
Hoe bloemen konden groeien en hoe een pad zich zou vormen
Tussen land en zee, hoe ik mijn voeten moest plaatsen om niet
Uit te glijden en hoe mijn gewicht
In woorden zoveel lichter kon, een takje in de snavel van
Zijn witte duif en een open hand die druppels opvangt vanuit
De hemel en dat ene woord dat ontsnapt uit de stilte, morgen
Misschien
11
8133
maar dan liever
1e ronde
ik geloof niet in god
niet in een god
alleen
in die blonde jonge
god
zoals hij daar op me ligt
en zwoegt
of naast me ligt
en slaapt
of onder me
en lacht
lacht!
zoals hij me aangrijnst
vanaf mijn muur
maar dan voller
echter
beter
zoals hij met me praat
via het vermaledijde scherm
dit scherm
en me opwindt
maar dan
echter
groter
sterker
zoals hij me bezweert
vanaf zijn mobiel
sstt
lazer op
ik streel je
maar dan
luider
harder
liever
12
6406
meesterschap
1e ronde
De kapitein van mijn boot heeft vaste grond onder zijn voeten, een paar
Planken, wat schroeven, dakpannen, een smal eenpersoonsbed, een
Plaatje marmer waarbovenop zijn pollepels en een houtkachel die vuur
Lekt uit dampende sissende platen en dan nog muziek uit een hoek en
Kunst uit een andere en mijn kaarten, mijn levenstekens, tussen de
Kieren van, ik glijd met mijn hoofd bijna over de bodem waar mijn
Lange blonde haren door het zilverzand glissen als wier uit de diepste
Zee en mijn groene ogen schitteren nog terwijl het buiten langzaam
Donker wordt en steeds kouder weer en ik hem aan zijn shirt moet
Grijpen wil ik niet verdwalen, een weinig lichtgevend zijn stralenkrans
En het geknerp van een kruiwagen vol etenswaar, daar een brug en
Daar de bewoonde wereld en daar weer terug door struik en gras en
Golfplaat en zink en modder en hout ons eigen lijf en mijn hals langer
Dan over de rand van het bed en zijn handen gevouwen onder mijn
Wervels en mijn schone lakens en spiegels en sterren van stof en
Toch dezelfde wereld als in zijn huisje en daartussendoor slechts
Afstand
Ik lees, hij zaagt, hij boort, hij schroeft en prijst zichzelf, ik kijk naar
Buiten en vertel wat ik zie, een pauw tegen de zijkant van de boot
Drie schapen, een lichtflits over het zompige land, lees me voor, zegt
Hij, een tamme eend, zeg ik, een heel grote vis, schuldgevoel bij
Het zondig verlangen naar ongeremdheid, de moeder die afkeurt
En de vader die afwezig blijft, maar, zeg ik en dan iets over vriend-
Schap en vrijheid als kostbaar goed en als terloops, iets van liefde
Dat mijn eten warm wordt boven zijn gloeiende platen en hij met
E
13
8132
mijn blonde jonge god en zijn droom
1e ronde
Waarom gaat het vandaag niet over mij?
Ik sliep
Het donsbed gleed op de grond
Zij zat niet aan mijn voeten
Ze had met me gespeeld
En moe geworden was ik
In Timboektoe achtergebleven
Ze zou er zijn
Zei ze
Ik zocht in alle straten
In alle snoepwinkels, tussen
Al het etenswaar op de markt
Tussen de bossen
Bloemen van de verkoper op de
Hoek
Ik rende de trappen op
Van elk hoog gebouw in de stad
En keek op de perrons
Naar alle treinen
Ik schuimde alle terrassen af
En doorzocht elke
Garderobe
Gebrekkige topografische kennis
Dacht ik
Chaotisch typje is de weg kwijt
Blijven hangen aan
Die leuke ober
In dat restaurant naast de kerk
En ik ging slapen
Moe van al dat gezoek
Ik droomde
Boe riep ze
En ze giechelde luid
Ze had snoep en bloemen en
Een schuimkraag op haar bovenlip
Vier jassen over elkaar
En blote borsten eronder
Ze sprong van elk gebouw
Recht in mijn armen
Geen wonder dat
Het donsbed
Weggleed
14
8805
nothing left to do ...
1e ronde
Lang was vrede niet zo tastbaar als nu, het is allemaal
Zegt mijn mamma, onduidelijk en eens gebeurd maar
Wanneer precies en wat precies weet ze niet, misschien
Was het voordat mijn vader haar ontviel of misschien
Tijdens maar er zijn reuze veel aardbeien dit jaar en kijk
De rabarber heeft zulke prachtige bloemen, ze tikt met
Haar stok tegen de fallusachtige stelen zodat het blaadjes
Regent en dan schudt ze aan de struik ernaast en ontdekt
Zomaar witte bloemen en een wilde boom en een geel
Lieveheersbeestje en misschien ook is mijn vader nog
Wel ergens daar, voorbij de meters land achter de
Omheining en stookt hij er zijn vuurtje in zijn blauwe
Overal en met zijn grote handen op zijn rug, je lijkt
Op hem, zeg ik mijn broertje terwijl we samen eten en
Hij wordt wat verlegen en dan herinneren we ons samen
En is vrede opnieuw veel echter dan zij ooit was, we
Lopen nog een rondje en zwijgen en dan zijn we weer
Een half jaar verder en hebben we niets nieuws gedaan
Een man verleid, een boek uitgelezen, trouw gebleven en
De tuin opgeruimd en misschien een tak gesnoeid of jam
Gemaakt van de vruchten van haar tuin, een man verlaten
En een vrouw aangehoord en wat nieuwe zinnen verzonnen
Voor oud zeer
Er komt opnieuw oorlog al is het alleen maar tussen jou en
Mij en opnieuw zal je me ontvallen, de aardbeien verliezen
Hun smaak en de rook van het vuur beneemt je de adem
Er zijn meters land nog onontgonnen, je stok je fallus mijn
Boom wild wit lieveheerbeest, omheinde vrede alsook een
Verlaten tuin
15
6413
useless and pointless knowledge
1e ronde
Dat je daar lag, zon uit regen, zo had ik het het liefst
Met benen zachtjes bij elkaar en armen onder je hoofd
En plooien gladgestreken, een halve lach en ogen dicht
En handen open langs je lijf of even om je half opgerichte
Pik of om mijn hoofd en in mijn haren en soms ook in
Mijn open mond, dat je bijna sliep zo zachtjes ook en
Mij maar liet begaan, een strijkende tong over een woud
Van haar, sporen trekkend met mijn zachte vingers door
Warme holtes en over hoge obstakels, dat je bijna droomde
Dat je daar al was tussen haar melkwitte dijen en heuvels
Van albast en langgerekt haar open duwde en waar ze
Steeds maar vroeg om meer en vaker en voller en harder
En dat je daar bleef en woonde en sprak en dronk en
Zong en dat zij daar lag, zon en regen, en je het liefst
Was met benen zachtjes uit elkaar en armen langs jouw
Lijf en lach en ogen en dijen en borsten en lippen en
Sporen en open en zingend en sprak
16
8806
wit
1e ronde
en als dan de zon weg zou zijn, zou ik daar nog zitten
benen wijdbeens op je schoot
kinderlijk bungelend aan iedere kant
je hoofd zou tussen mijn borsten liggen
je handen onder mijn billen
ze zouden gaan slapen en tintelen
net zoals je benen zouden gaan doen
en ik zou
eindelijk opstaan
plakkerig nog en zwetend
en weglopen en je achterlaten
je zou je ogen open doen en je voorhoofd fronsen
opeens voelen hoe de druk op je schoot
wegviel en je handen leeg raakten
maar je zou blijven zitten en wachten
op een nieuwe zonnige dag