De weg die voor ons ligt en bijna ten einde is
Het geluid van voetstappen op onschuldige kiezelsteentjes
Je knarsende tanden en je gejaagde ademhaling
De angst en hunkering die ons vergezellen als een in zeepsop geboren luchtbel
En ik
De nieuwsgierige schimmen die een kijkje komen nemen
Het onweerstaanbare licht van de bovenwereld, een magneet gelijk
Het imaginaire ‘Wat als’ dat ons de adem lijkt te ontnemen als de slangen op Medusa’s hoofd
De profetische druppel zweet die zich vanaf je nek, over je rug een weg naar beneden baant
En ik
Het klotsende water van de Styx die nu haast binnen handbereik ligt
De verliefdheid en vrees die je overweldigen en langzaam je hoofd doen omdraaien
Je ogen die zich traag in mijn richting keren
Diezelfde ogen die verscheurd zijn van verdriet
En ik
Je radeloze schreeuw wanneer ik mezelf voel wegglijden
Je mond die bang en vol afschuw woorden als ‘Ik hou van je’ roept
Je handen die me tevergeefs proberen mee te sleuren
De tranen die uit je ogen rollen bij het besef van verlies dat nu langzaam tot je doordringt
En ik, Eurydice