Biografie van Laurens Hoevenaren

Laurens Hoevenaren schrijft sinds enkele jaren gedichten en korte verhalen. In 2014 deed hij voor de eerste keer mee aan de Turing Gedichtenwedstrijd. Hij behaalde de gedeelde eerste plaats met zijn gedicht De zotte Charlotte. Enkele maanden later, op 9 mei 2015 ontving hij de Jotie T'Hooft poëzieprijs in Oudenaarde (België). In juni 2015 verscheen zijn debuutbundel: Hoe ver is veilig hiervandaan? met voorwoord van Louise O. Fresco. Het gedicht 'Pastis' uit deze bundel is opgenomen in de bloemlezing: 'De 100 beste gedichten voor de VSB Poëzieprijs 2016', samengesteld door Kees 't Hart (januari 2016). Ook in de zevende editie (januari 2016) en in de achtste editie (jan. 2017) van de Turing Gedichtenwedstrijd zijn twee van zijn gedichten in de top 100 geëindigd. Op 26 januari 2017 won hij de Hofwijck-poëzieprijs. Van mei 2016 tot mei 2018 was hij de eerste officiële dorpsdichter van de gemeente Brummen (Gld). De gedichten die hij als dorpsdichter schreef zijn gebundeld in een uitgave van De Geiten Pers. Hij trad in 2017 op tijdens Dichters in de Prinsentuin (Groningen), in 2018 tijdens Het Park Vertelt (Oosterbeek). Voor meer informatie en contact: zie website of mail naar info@laurenshoevenaren.nl
2016
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    6039

    Dat voelde iedereen al aan, behalve ik

    Top 100
    Frituren op een kinderdagverblijf valt af te raden:
    krokant is niet altijd een pre,
    ontvellen doet men bij voorkeur
    en uitsluitend met tomaten.
     
    Toch ging ik met je mee
    -vanzelf- naar bed,  ik rekende op beesten
    en ontbijt al was het maar een glaasje sap
    of koffie uit zo’n glimmend-bruine pad
    (die ik nooit open krijg maar niet wil laten blijken;
    ik drink het dan maar koud en onverdund,
    want minder bitter dan de schaamte
    van onnozelheid).

    Je vroeg mijn naam
    en tekende mijn initialen
    op mijn rug.
     
    Men vond mij liggend
    met verbaasde ogen
    tussen gesloten koffiepads.
  • 2
    295

    Laat ons de woorden zien (voor te vroeg gestorven dichters)

    Top 100
    ze spoelen aan er is geen horizon
    te zien
    wanneer men evenwijdig tussen golven
    verlaten in de Noordzee zwemt
     
    we lezen op de ruggen van verdronkenen
    de namen van onszelf
    en zien daar het bestaan in schuim
    en bloed of zout gespeld
    een draadalg in een vraagteken
     
    de dans stopt niet we wijzen
    de patronen aan en snijden oesters open
    parels rauw vlees
    het is ons om het even
     
    tot iemand zegt is er een god
     
    die met zijn vinger deze mens
    beschreven heeft

    laat ons een spiegel -
     
    laat ons de woorden
    zien
    die zijn gebleven
2015
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    1731

    Jongensweg

    Top 100

    Hij draafde door het zand als levensdriftig paard

    verbaasd op hoge benen naar een wereld

    die niet wachtte.

     

    Zo’n jongen hadden wij gewild: een echte bitterhuid

    met honger in zijn lange lijf en half ontwaakte lust

    naar tijd van vlees en lange nachten.

    Dus vraag me niet naar vroeger

    maar spuw de pitten uit en vraag me niet –

     

    niet naar de dag dat hij, alleen en boven op het duin,

    zag hoe het daar begraven lag:

    een zwembroek, blauw met loze bolling,

    witte strepen.

    Hij sprong er overheen en stopte,

    trok het aan. Vraag het me niet

    omdat we beiden weten dat de tijd, oneetbare olijf,

    verdroogde

    voor hij barstte.

     

    Het zand dat in de naden zat,

    het moest wel schrijnen op zijn vilten huid en op de grens

    van aangenaam en pijn, het zilte kruit

    verborgen nog tot het moment

    waarop hij ooit een man zou zijn.

    Zo’n jongen hadden wij gewild.

     

    Dus zeg me niet hoe hij het wegsmeet

    omdat het hem niet paste,

    maar zeg me hoe zijn spieren spanden,

    en leg me uit waarom hij dacht, terwijl hij naar het water rende,

    dat daar een wereld was die op hem wachtte.

     

    Maar vraag me niet waarom hij

    op zijn mager lijf de golven breken liet

    en niet naar ons

    maar naar de branding lachte.

  • 2
    1730

    Rechtgetrokken lakens

    Top 100

    er spoelt van alles aan wanneer men zonder doelen denkt

    zoals bijvoorbeeld vroege vaders en hoe hun stemmen winkelhaken maken

    in wat ooit een zachte stof –

    en niemand zou de vlekken raden of de dorst

    die op de droogte volgde en het zweet

    dat zouteloze dagen

    proefde

     

    ook is er licht op zolderkamers

    verslagen in de hoogte en een korst van hoop

    ontstoken wond of vuur

    wie zou nog spreken van de geur die winnaars eigen is

    als men zich onderwerpt en wie weet nog hoe diep

    het gloeien voelt waar niemand

    eerder –

     

    er spoelt van alles aan wanneer de deuren zijn gesloten

    geen lichaam weet waarom de straf zo schrijnt

    onder de rechtgetrokken lakens waarin

    mijn schreeuwen is gesmoord

    het huilen snel verleerd

    -zo was katoen nog nooit geproefd-

     

    er spoelt van alles aan

2014
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    5575

    De zotte Charlotte

    1e prijs

    De zotte Charlotte

     

    Op kousenvoeten sluip ik naar het dagverblijf

    -ook ’s nachts blijf ik gekleed als dame-

    en zie het licht achter de tralieramen

    dat alle zinsbegoocheling verdrijft.

     

    Ik tel de dagen, schrijf ze in mijn waaier

    met tekenen die niemand lezen kan of zal.

    Mijn geest wordt alle dagen taaier

    al voeren ze me gif en slachtafval.

     

    Het enige bezoek is van mijn gouvernante.

    Ik vraag haar steeds een jurk met diep decolleté;

    ze brengt alleen borduurwerk voor me mee

    en nooit een groet van oom en tante.

     

    En als ik bij het weggaan vraag:

    ‘Was het een jongen of een meisje, leeft het nog?’

    dan mompelt ze plots heel erg vaag

    en zegt alleen: ‘Ach kindje toch.’

  • 2
    6059

    Koningskinderen

    Top 100

    De grachtenziel verdroeg al vele jaren

    de onvervulde hang naar het volmaakte beeld,

    een weergave van hen die boven waren:

    de muur, de bogen en de ramen,

    de wolkenlucht vooral en hemels licht,

    het riet, de ketting van de brug, de zwanen.

    Een gracht is zoveel meer dan water.

    Het lukte nooit, al was de dag nog onontgonnen,

    er was allicht een meerkoet die naar eten dook,

    een visser in een roeiboot of een desolate jongen

    die stenen naar de eenden gooit.

     

    Ze kwamen in een bootje, het kon een tweeling zijn

    of koningskinderen, hun schouders rond,

    een open hemdje, een rieten mand met wijn en brood.

    Ze zagen niet het hemels licht, de bogen en de ramen

    versplinteren in glinstering,

    noch hoe hun naam door jonge zwanen werd gedragen.

     

    De boot valt stil. De spanen in het water

    als wijzers van een klok, voor even uit de tijd.

    De jongens, half ontbloot, ze kussen, voor het eerst,

    jong en zo bedreven want zo vaak gedroomd.

    De grachtenziel ontwaakt, geen golf, geen rimpeling,

    alleen volmaakte dubbeling: vier jongens en twee boten,

    en toch één: boven schijnt geheel beneden,

    en onder gaat daaroverheen.

    De zwanen dubbelen hun vleugels in gebed

    voor eeuwigheid en amen en fluisteren het wonder:

    voor altijd, altijd samen.

     

    Wanneer begint een ijspegel te smelten,

    op welk moment ontbindt een lijk?

    Ze wisten naderhand niet wie als eerste zei:

    ‘Ik heb het koud, misschien moeten we maar gaan,’

    of wie als eerste roeide.

    De spiegel brak, de ketting van de brug, de bogen,

    ze raakten al hun moeders kwijt, de zwanen waren weggevlogen.

    Er was weer ruimte, er was tijd.