ze staart naar een punt
ver weg hier vandaan
stottert woorden in een taal
die geen mens kan verstaan
ze ziet het licht gefilterd
vallen door het getinte glas
in lood, het kleurt de man
op de kansel in geel en in rood
dan zit ze plots op haar bed
hoort de stem van haar zusje
en haar moeder komt bij haar
die geeft haar een kusje
ik neem haar mee aan haar hand
naar een plek aan het water
ga de toekomst voorspellen
zeg hoe mooi ze wordt later
I
van de fitness coach
moesten wij gekken
opeens elke ochtend
gaan buigen en strekken
en de man met de spuit
gaf ons plotseling fruit
in plaats van een injectie
(besluit van de directie)
en de crea therapeute
liet ons op zondag kleien
dus ik dacht: da's leuk
dan klei ik geopende dijen
voor straf werd ik naar
de schaamafdeling verplaatst
II
erg lang door het raam
de buitenwereld bekijken
is er meestal niet bij
de witjas zegt dan altijd
dat we ons beter veel meer
naar binnen kunnen keren
en zo wordt het een afdeling
vol binnenstebuiten gekeerde
malloten die alleen zichzelf
nog maar kunnen tegenkomen
nog een geluk dat hier binnen
de dagen datumloos verstrijken
herfst en lente tegelijk beginnen
dit is: in onze perceptie van tijd
III
men zegt dat er een klokje
van de onvoltooide tijd
tikt onder haar rokje
maar ik ben niet gek
weet heus wel dat als
tijd onvoltooid is, in
een toestand verkeert
van onafgemaakt zijn
getik nooit weerklinkt
IV
we krijgen twee pillen
om 's nachts in te slapen
om angst af te schillen
en dromen te schrapen
van bladderende muren
of van de beslagen ruiten
die onverdraaglijke uren
van ons uit willen sluiten
maar de pillen, we spoelen
ze meestal weg door de wc
V
soms is er gebak
da's dan meestal op zondag
soms na de preek
van een dienaar van God
maar als wij hem vragen
ons God te beschrijven
dan komt hij niet verder
dan sterren en maan
alsof God de nacht is
- hoe simpel gedacht
VI
bezoek komt hier zelden
wie wil ons zien lijden
zien dwalen en dolen
in dit schier oneindige huis
tragikomische helden
die je beter kunt mijden
we zijn de staatsmongolen
we zijn echt niet goed pluis
hiep hiep hoera
voor de panpizza
VII
we vervelen ons dood
maar dat is de bedoeling
dan komt er een auto
bijna zo lang als een straat
met een kist en twee reigers
in kostuums van de dood
en als de auto weer wegrijdt
dan zwaaien we even
heel even maar, heel even
want de gekte gaat door
er was een kier waar ik als kind
onopgemerkt doorheen kon kijken
uren staarde ik naar de ruwhouten
personages die op zolder dansten
zo was ik erbij, die dag, onzichtbaar
er getuige van hoe de een zich aan
de ander begon vast te spijkeren
elkaar doormidden begon te zagen
je kunt dan twee dingen doen:
ingrijpen, het trachten te verijdelen
of er stilletjes naar blijven kijken
en het jaren later neerschrijven
ik herinner mij nog dat ik even dacht
dat ik vooral niet na moest denken
en in de wirwar van speekseldraden
naar een deur op zoek moest gaan
ik wist, dat er toch iemand moest zijn
die 'real time' naar deze beelden keek
zo'n kerel die voor waakhond speelt
en in weekends bijvoorbeeld gaat vissen
want of je nu naar een dobber staart
of naar een drenkeling op een scherm
de wijze van verdwijnen is identiek
opeens was ik weg, flikkerde het beeld
en hapte een vis mijn stembanden stuk
- onnodig, wat moest ik nog zeggen?
het is net, zegt ze, alsof de lucht
begint te trillen op de momenten
dat alleen ik naar de takken kijk
het gebladerte dat loslaat en valt
alsof mijn blik het aanwakkert
een soort sterfte teweegbrengt
wil je, vraagt ze, morgen samen
met mij naar de bomen kijken?
ik twijfel, laat haar eigenlijk liever
geloven dat ze de herfst aanstuurt