Biografie van R. Spruijt

René Spruijt (november 1948) is opgegroeid als de middelste in een gezin met drie jongens.Hij heeft zijn jeugd doorgebracht in de vrijheid tussen velden en sloten. Was mogelijk toen al op zoek naar de esthetiek van de modder.Leren zien, bezien en inzien kenmerken zijn leven in de wereld en in zijn poëzie. Op velerlei manieren heeft hij de opgedane visuele ervaringen en de achtergelaten indrukken weer gegeven in beelden: schilderen, 3-dimensionaal vormen, verhalen en poëzie.Kunst houdt niet van traditie, maar zoekt vernieuwing. Kunst moet schuren en schurken.
2021
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    3614

    taxidermie

    1e ronde
    de weemoedige vervoerder
    opgezette tijden
    meerijden mag als je betaalt
    met je leven, onthult op het tweede gezicht
    het ruilen onder de huid

    je portret zonder: glimlach, glans in de ogen, zachtheid in de vacht
     
    alles begon toen ik in de spiegel keek
    ik zag jou opgezet en wilde je houden
    in die tuin vol bloemen en ooft waaide een zomerwind
    de avond rook naar felle lust
    je veegde het frisse doodszweet van mijn voorhoofd
    kuste mij
    iedereen komt aan de beurt, wist ik
     
    achter speelden de kinderen
    deden vosje met verlos
    niets was wat het leek
    ze waren ongehoord vertrokken
    verwaaid zeker in de wind, nu
    zij zongen wie gaat er mee en zo
     
    zo manoeuvreren ze daar de vossen,
    stilstaand, sluw en listig, een dode Coppe
    tussen de tanden geen glimlach,
    glans in de glazen ogen of zachtheid onder de huid
    de ventilator draait, waait dof over de vacht
    de avond mist, de tuin ruikt naar vooral voorbij
    wie gaat er mee naar engelland varen
    je adem fluistert wie niet en zo
    zie, mijn huid verhardt
2020
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    2512

    Piëta, hoe te beminnen

    1e ronde
    Uit je schoot ontsproten
    vrouw
    krioelen wij over deze
    aarde
    spreken tongen steeds meer vervalst
    wartaal
    en vragen wij hoe in godesnaam
    te beminnen

    we schilderen de kamer wit
    ramen radiatoren en lamellen wit
    alleen de vloer lichtgrijs
    en plinten hoog als dijken

    dan ben ik reeds te groot
    vlei mij vermoeid op je ragfijne schoot
    ontgoocheld door de wereld
    waarvan leiders achter beschot verholen
    wetten maken en rijkdom vergaren
    ongenaakbaar onze naakte huid
    met precisie besnijden hun naam kerven
    als waren wij de hunne

    we schilderen nadien de kamer wit
    ramen radiatoren en lamellen wit
    alleen de vloer asgrauw
    en plinten hoog als dijken

    wat jij in smarten hebt gebaard
    hebben zij verkwanseld
    tot hun genoegen
    als waren wij van geen waarde
    en jij
    tegen je wil en wezen
    spinrag van hun ethiek
    wacht op mijn verrijzenis
2019
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    5319

    sprookjes bestaan

    1e ronde
    sprookjes bestaan                                                                                                                                                       
    www.waaromnognietsvangonou.nl
     
    over de tafel schuif ik je voorzichtig het lasmasker toe
    de kap met zilver beslagen
    ZET OP doe de gouden oordoppen in
    LEES en luister
    ik fluister sprookjes
    waarin geen witte paarden dwalen
     
    hij was de reus kwam over jou en sprak zacht ’wees niet bevreesd’
    jij kabouter verloor meermaals ‘vertrouwen en verzet’
     
    je hebt alle malen de lege fles gevuld
    met wat voorbij was
    niet met de hele waarheid
    die zou oogverblindend en oorverdovend
    de flessen troebleren als waren zij urnen
    ik heb telkens een flinter waarheid neergeschreven en opgerold
    -ik kon niet anders-
    door de hals geschoven zijnde leugen
    elke fles met zware wijn gevuld zodat ze vergeten werd
    de inhoud op zout gezet zodat ze altijd blijven zou
    de flessen gekurkt en toen in diepe aarde begraven
     
    gonou onwetend nog groef ze op
    en aan ijle ijzerdraden gehangen
    zeuren nu de flessen in het licht
    de uitgestoken lepel bidt smeekt pareert
    tikt teder aan
    glas klinkt
    ter linker- en ter rechterzijde
    die dingen zingen jou indringend toe
     
    ik ontkurk een fles schuif een glaasje naar je
    DRINK NIET het smaakt in de verte naar verlangen
    het neuriet een verholen boodschap
    PROOST op wat is gebotteld
    zwarte paarden en een flinter leugen
    zo leefden ze even en karig
2018
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    3661

    om het huis, is het stil nu

    Top 100
    De blauwe betonweg voor het huis wacht,
    nauwgezet oost-west gericht, zodat je
    in de ochtend aan de einder in het oosten
    de zon kan zien opkomen en ondergaan
    aan de westelijke kim, waar grauwe avondwolken oranjerood kleuren.

    In de moestuin achter, groeien rode kolen en schiet soms sla door.
    Mijn tengere vader staat aan het eind van het tuinpad, hoofd in de nek,
    blik op de immense molenkap gericht, naast de bloeiende kersenboom
    waarvan de blaadjes neervallen na iedere zoevende wiekslag.
    Ik zie. Mijn moeder ligt buiten op de strandstoel en leest.

    In zijn hand de magere hamer waarmee vader smalle latten,
    op maat gezaagd, in de kieren van het kippenhok wil slaan, Gehinderd
    door de felle haan die telkens zijn kop, vervaarlijk kraaiend, naar buiten draait.
    Mijn moe streelt teder de kip, raapt de eieren uit de leghokken.
    Pa veegt het bloed van zijn knokkels.

    Om het huis, is het nu stil. Ik wacht.
    Hoofd in de nek, ontkent vader steeds de hemel, 
    -opium voor het volk-
    en ook straks zal ik hem niet zien
    ten wensten noch ten oosten van de weg
    waarvan hij levenslang de richels met teer heeft dichtgegoten;
    noch aan het eind van het tuinpad.
2015
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    8696

    uit het Land van Ooit

    1e ronde

    Mijn Reus,

    Mijn Held,

    Mijn kinderlijke grootmoedswaanzin,

    wat lig je ielig klein

    je ijverige handen gevouwen

    op je fiere borst.

    Mijn jongensdroom:

    je had altijd de handen uit

    de zakken, bezig met fietsen

    lakken met vrienden stoeien                                         

    in oorlogstijd, een vijand doden

    daarna mij

    op de schouders kloppen.

     

    Slapen bonkend

    hersen knijpend

    ogen dicht, ik die

    al mijn denken

    op je richt

    en je beeltenis niet pak:

    hoe je was -HEE-  en wie

    vervagen in het duister.

     

    Ribbels van jouw stemgeluid

    vleugjes geur in je gesteven overhemd

    en lichaamswarmte en ook je

    avondkin op mijn kinderwang.

    En nu, ouder, ik denk,

    ruik ik ook je zure voeten.

     

    Mijn jongensdroom,

    ik neem je hand niet op

    hij is koud en roerloos

    al urenlang van bloed ontdaan.

    Dat wij elkaar ooit nog raken

    vader

    ieder aan de overtoom.

2014
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    6251

    Diner

    1e ronde

    Jij was het, heel de dag al

    die de keuken vulde

    met geuren van gebraad, het roeren,

    het tikken op de kookplaat. Je eten vulde

    vroeg reeds mijn mond met speeksel.

     

    Aan tafel strelen woorden onze oren of vallen

    samen met herinnering, een enkele maal

    op de grond, waar ze woordloos worden

    weggeveegd, en over tafel geven wij

    als gewoonlijk blikken door.

     

    Op de klokslag nemen we beiden 

    een vork en een mes. Jij strijkt de brief

    van de zoon glad en ik leg dochters dagboek

    open. Zij worden onweerlegbaar groter

    maar niet ouder nog. Jij knoeit jus, ik

    slurp spaghetti binnen. Je lacht.

     

    Ons rest nog een dessert

    met slagroom of eiwit zoet geklopt,

    een hete espresso na, gewoon verveeld

    met sigaar en mijn buikig lichaam helt

    als de kaarsen doven. Wij laten op het aanrecht

    voor nu de vuile vaat. En kijk,

    het lamplicht blijft branden

    als de nacht valt.

  • 2
    6252

    Over de kinderen

    1e ronde

    Zelfs de woorden die wij schrijven

    zullen de kinderen niet weerhouden

    wereldleiders te verstaan

    als spraken dezen als goden,

    zullen hen niet weerhouden

    puntige vingers te zien

    als wezen deze de juiste weg.

     

    Wij dienen te zwijgen, weten niet

    welke idealen onze kinderen de oren wassen

    met welk groots gelijk, met welke enige waarheid

    dezen de wereld onder henzelf verdelen,

    de huizen van onze ouders onder luid geraas

    voor het laatste bezoek verplaatsen.

     

    Wij strelen onmachtig de kinderen

    hun gewonde armen, wij

    bedekken met diepe kussen hun lichaam

    likken met korte tong hun oren schoon.

    Al rijden nog deze vreemde vrachtwagens vol honger

    door onze straten, langs onze huizen, na onze stad

    verder als bestonden wij niet, als was onze grond

    van dezen gepacht en al is onze woning een verpletterd

    thuis, de kinderen strelen wij hun harten, blazen

    hun geesten in weerwil van dit alles leven in.

  • 3
    6253

    Waterloop

    1e ronde

    Hoewel vol herinneringen en moeizaam

    ter been wandel je de oever langs.

    Alle woorden die je weet

    van Kleine Aa tot brede Vliet

    zijnde begin en einde

    heb je aaneen gesmeed

    tot de krijgshaftigste taal die je kent

    en haperend neergeschreven

    klein en kwetsbaar op wit papier.

    En toen

    je kon het weten, zo speels nog,

    heb je er een bootje van gemaakt en dat

    als feesthoed in de beek te rouwen gezet.

     

    Daar drijft jouw oorlogsschip,

    jouw liefdesboot voor wie verderop

    stadwaarts, onbekend

    enteren en ontvouwen wil,

    jouw taal ontmoet

    en diep bevroedt

    dat stroomopwaarts

    iemand zijn reden van bestaan

    weifelend woorden heeft gegeven

    en als Charons boot heeft laten gaan.