Heimwee
Ik draai nog wel eens het
telefoonnummer van het huis
waar ik vroeger woonde,
waar ik onder het bankstel
de mieren bestudeerde en
onbekommerd rondliep in
een kindervel.
Er woont nu een ijzige dame
die stug volhoudt dat dit
nummer niet in gebruik is.
Ze is altijd thuis, dat wel.
En waar ze ook uithangt:
in mijn oude slaapkamer,
in de keuken of buiten de
kippen voerend in het hok
dat naar beits en veren rook:
ze is altijd zó bij de telefoon
om op te nemen en in de hoorn
te zeggen dat dit nummer
niet in gebruik is.
Langzaamaan begin ik het
nog te geloven ook.
Verjaardag
In de nacht die volgt op Sint Afra
ging ik naar buiten, greep mijn dode
moeder en bond haar vast in een stoel.
Daarna ging ik opnieuw naar buiten, ving
een broer, en een tweede. Met een spade groef ik
mijn benige vader op vanonder een rozenstruik.
Ik zette ze allemaal rond de tafel en belde mijn zus.
Het is mijn verjaardag, zei ik. Heb je zin om
te komen? Neem gerust vrienden mee.
Zo hadden we dan een familiebijeenkomst,
met cake en wijn. Een idiote boel, sommigen
hadden elkaar al dertig jaar niet meer gezien.
En nee, het was geen succes. Nors en met tegenzin
zaten ze daar, boerend, hun cake kauwend alsof die vol
maden zat. De wijn bleef helemaal onaangeroerd
behalve door mijn zus, die dronk alsof haar leven
ervan af hing. Ondertussen speelde een strijkkwartet
onafgebroken één en dezelfde afgrijselijke noot.
Toen het middernacht was had nog niemand een
woord gesproken. Ik zette de deur open en daar gingen ze,
schuifelend, doodstil, ieder in een andere richting.