Het is zoals met licht van sterren,
wat we zien is slechts de afdruk van verhalen
die reeds lang voor ons geschreven zijn,
wij leven in een veld dat enkel nog bestaat in de herinnering,
terwijl we lezen worden op hetzelfde ogenblik
en ver van hier al nieuwe regels toegevoegd
die niet voor ons meer te ontdekken vallen
maar voor de kinderen die nu nog niet geboren zijn.
Zoals de regen voor het zonlicht moet verdwijnen
en wolken voor de wind, zo is het ook met ons:
wij keren telkens terug naar oceanen
tot we opgezogen worden of verstijven,
tot zonnestralen ons weer zachtjes oplichten,
en zoals sterren wij dan plots verschiinen
uit en in het niets.
Een mantel opent zich,
twee vleugels reiken van begin tot eind,
een lichtflits schudt het verenkleed,
uit onze handen vloeit betekenis
die oplicht aan de hemels waarin kinderen
de dromen vangen die wij daar achterlieten.
Ja waarlijk,
het is zoals met licht van sterren:
zij dragen de vruchten van het veld
dat enkel nog bestaat in de herinnering
maar nooit vergeten wordt,
tot nieuwe ogen wakkerlezen
wat ooit bedoeld was te ontkiemen in één ogenblik.
Een walvis heeft de school verlaten,
de regen kleurt de hemel groen en
tussen wolken drijft verlangen dat
nog een droom wil vinden.
Ik heb een bloem gezocht,
ik heb ze niet gevonden,
dacht aan een bloem en dacht aan jou,
ik heb je niet gevonden.
Uit alle wonden heb ik duisternis
verwijderd, uit alle kloven heb ik
de diepte opgevist om slechts
languit te liggen en opnieuw te dalen,
uit alle putten dronk ik van de bodem.
Ik heb een bloem gezocht,
ik heb ze niet gevonden,
dacht aan een bloem, dacht dan aan jou,
en toch heb ik je niet gevonden.
De wind waait over golven,
stuwt hen op totdat ze breken
op het strand en er een afdruk achter
laten die al meteen wordt schoon
geveegd terwijl de meeuwen huiveren.
Wat op het water drijft is wat verloren
werd, wat ooit geboren nooit een haven
heeft gevonden, zoals een bloem en
jij, een aangespoeld verlangen dat ooit
nog tussen wolken dreef, nu enkel door
de wind in schuim wordt weggewaaid.
Hoor nu hoe over alle heuvelruggen
de nacht langzaam een deken spreidt,
een zachte rimpeling, ogen en handen
toegedekt, verstilde lippen zuchten
naar wolken om een droom te vinden.
Ik heb een bloem gezocht,
ik heb ze niet gevonden,
dacht aan een bloem en dan aan jou,
en toen ik je dan vond werd het windstil,
een walvis heeft de school verlaten
en regen kleurt de hemel groen.