Als een platgewalste banaan
hing de maan
boven het einde
van de straat.
Zij draaide zich om
in haar hangmat
dronk witte wijn
dacht dat ze de tijd had.
Het drinken maakte haar
- de maan -
steeds groter en steeds geler.
Ze zakte nu wel heel erg snel
terwijl ze zich vertwijfeld afvroeg
of ze misschien niet afnam
maar juist waste.
Opeens lazerde ze
uit haar hangmat
in een dakgoot
achter een iep.
Het was lang wachten
op de nieuwe maan.
Ik zag mijn moeder bij de vijver staan
bij de verscholen vissen
zo rustig, stil
zo zonder haast of ijver
alleen maar kijken naar de lelies
en de blauwe lissen
en haar gedachten laten gaan.
Ik zag mijn moeder naar de vijver gaan.
Zij vroeg niets meer
ze keek en keek
zij telde uur, noch dag, noch week
het werd vroeger, het werd later
zij zag de hemel in het water
en de hemel zag haar staan.
Ik neem de vrijheid
een Charlie ben ik
zeker niet.
Ik ben een hand van Fatima
de borsten van Emine
de schouderklop van Guilly
de omarming van José
ik ben de stem van Achmed
het woord van meester Jan
ik ben de stem die aanwijst
niet afwijst
ik ben de stem die zegt
je mag er zijn.
Ik laat terroristen sneuvelen
aan mijn keukentafel
in mijn kantine van FC Kebab
in mijn vriendenkring
mijn scholen, ziekenhuizen
mijn parken en plantsoenen.
Vrijheid is een woord dat valt
tranen hollen versteende beelden uit
fluisteringen ondermijnen
geharnaste gedachten.
Geen middelvinger
niet dreigen en schreeuwen
geen opgestoken duim
geen klokgebeier, vlagvertoon
geen grote woorden
niet nog meer helden
helende krachten.
Ik werd een wij
opgelost in liefde
verdampt
in wolken van genegenheid
Parijs het paradijs.
Bezie het leven als een voorspel
leef bij uitstel, maak het laat
wacht nog even met dat voorstel
blijf traineren, doe de vaat
drink een drankje, kies voor uitstel
laat het rijpen, al dat zaad
geniet nog even van die eicel
spelen maar zolang dat gaat
spiegel je maar aan die zeepbel
die bijkans op barsten staat.
Het onvoorstelbaar mooie voorspel
sterft, voorspelbaar, in de daad.
In het maanlicht schijnt het park vol bomen
Jij vroeg me mee. Ik hoor je zwijgend aan
Je bent de mooiste uit mijn dromen
De nacht is lang genoeg om ver te gaan.
De manenschijn vervreemdt bekend gebied
De smalle paden lijken brede lanen
Ik ruik de zoete geur van je verdriet
Als parels ogen je verdwaasde tranen.
Je klampt je vast aan afgewezen liefde
Je laat je gaan, ontremd, verongelijkt.
Ik wil met lijf en leden verdringen wat je griefde.
Hoe meer ik naar je neig hoe meer je wijkt.
Wij lopen voort, het maanlicht wit en koud,
om ons het park, in ons een doornig woud.
Las je het ook
over de knikkers van Anne?
Gevonden in een trommel
ergens op zolder
tussen andere rommel.
Koude knikkers
glad en rond
hard en boos
liggen stijf en stil
in een stoffige doos.
Las je ook die boodschap?
Je kunt ze gaan zien
voor een euro of tien.
Anne is dood
Haar knikkers zijn er wel.
Het gaat dus toch
om de knikkers.
Niet om het spel.
De nachtkou dringt zich in mijn huid
en de stilte dreigt het al te winnen
Ga ik er in dit donker uur op uit
of valt er niets meer te beginnen?
De straat is leeg, de auto’s staan verlaten
Voor wie het weet is daar die ene poort
waarvoor wat rokers staan te praten
er achter klinken bassen, strak, gesmoord.
Er is geen weerstand meer, ik ben al binnen
De bassen luid, de dansers onder stoom
bewegen frenetiek of gracieus - of loom.
De beats en ballads prikkelen mijn zinnen
Mijn ritme paart met wie mijn ritme raadt
een dans als dit is heter dan de daad.
Een lauwe avond na een hete dag
de dode stroom
kolkt na
huiswaarts haasten de vletten
en volgeladen jollen
scheef gelald.
De groene oever is bezaaid
met lijven
een oude man
zoekt in de nagelaten waar
naar statiegeld.
Al is het al voorbij
toch heerst de vrolijkheid
niet tegen beter weten in
maar opgelucht
dat hier nog nergens
bommen vallen
of mensen uit de lucht.
Er vallen al verdwaalde druppels
zoet op bezwete huid.
Hoe houden we het uit?
Ze zijn al opgedroogd
als toch maar niet
de tranen komen.
Een lamp gaat aan
wij willen het niet weten
dat op een wrede dag als dit
avond en nacht niet kunnen duren
niet lang genoeg.
Zo hard is het verdriet
het liegt zelfs dat het zal verdwijnen
terwijl het gulzig als een brandingsgolf
raast over pekelzout
dat overspoeld zich oplost
van vorm verschiet
om ooit weer te verschijnen
op die lentedag
of in dat ochtenduur.
De lamp is duurzaam maar niet warm
de voeten koud, de handen koud
en in de buik klopt boos een hete koorts
om schokkend uit te mogen stromen
op luide vleugels van de adem.
Als er een kussen is
smoort het de hoge tonen
kleurt het langzaam donker
speelt voor moeder aarde.
De lamp blijft aan
onaangedaan.
Daar rijdt hij
op zijn Bongers-3k Viagra 2020
zijn bierbuik hangt zwaar
boven de superstijve stang
van zijn fiets-uit-een-stuk.
Het goed doorgerekende frame
kreunt geen moment onder zijn kilo’s.
Carbon! Hij staat niet stil.
Hij rommelt met zijn versnellingen
verschuift zijn Alpina Mythos 2.0 fietshelm
om het zweet uit zijn ogen te wrijven.
Hij heeft de wind mee en de teller
- met een kleine inspanning –
zal richting 30 gaan.
Natuurlijk gaat het nog!
Wat? Wie doet daar
een belletje rinkelen?
Komt een oud wijf voorbij
op haar zacht zoemende
Gazelle Vibratorbike 2.0.
Haar geile batterij verborgen
onder een lustbedervende
De Poort dubbele fietstas Luxe – Bordeaux.
Hij voelt zich een gepoorte zaalvoetballer
een gedubbelde baanrenner.
Hij schakelt nog een keer
raakt haar achterlicht
vindt een paaltje
slingert richting Carboon.
De strijd der seksen is weer open.
In de sneeuw
vliegt een meeuw
vol veren
kopveren
borstveren
donsveren
staartveren
krachtige slagpennen
Onzichtbaar echter
de drijfveren
van de meeuw
in de sneeuw
Krachtige slagpennen
drijven de meeuw
door de lucht
door de sneeuw
drijven de meeuw
uit zicht
In het uitzicht
alleen maar sneeuw.
De maan is zo helder vannacht
als uitgeknipt ligt het silhouet
van mijn balkon op de vurenhouten vloer.
De stilte van dit licht is oorverdovend .
Wie dit durft te verduisteren
moet wel een bankier zijn
of een dief in de nacht
of een aarde
die de maan niet
het licht in de ogen gunt.
Och dat de maan
toch eeuwig zonde.
Nooit mocht ik aan je oorlel likken
het enige taboe taboe
terwijl ik mij wel mocht verstrikken
in al je zo lenige ledematen
een open oor kon hebben
voor alle kleuren van je stem
tot aan een hijgend requiem.
Dat was voordien
voordat
iets onuitsprekelijks
Nabijheid is destijds, sindsdien
een ijdel woord geworden
lichtjaren is de maat
waarmee ik afstand meet
Dus zien?
Ja, dat toch wel, misschien
vaag - als door een gordijn van regen
zie ik je lippen weer bewegen
maar horen wat je zegt
al lang niet meer.
Je zult maar zo bijziend zijn
of dronken
dat je per ongeluk
een wildplakzuil
aanziet voor
een wildplaszuil.
Je zult er maar behoorlijk
tegenaan zeiken
betrapt worden
de boete aanvechten
als inbreuk op de vrijheid
van meningsuiting:
een kleine boodschap
past immers best
op een wildplakzuil.
Je zult – hoera -
in hoger beroep
vrijspraak krijgen
vrijgepleit door de tijd
-edelachtbare, proportionaliteit -
gelet op het feit
dat zelfs het bepissen
van bevolkingsgroepen
een meningsuiting is,
niemand voelt nattigheid.