Biografie van Iris Riemens

Iris Riemens (1998)
2021
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    5331

    19 miljard jaar oude McDonald’s manager

    1e ronde
    We veranderen nooit, zegt ze
    We blijven altijd het zelfde, maar ons softijs wordt zachter
    We rijden eindeloos rondjes door de drive-through, betalen in engelennummers
    Het grootste deel wachten we
     
    Mama, kristalkind, sinds Het Begin al wakker
    Ze was altijd al wakker, nam de nachtdienst op zich
    en staarde naar de sterren
    de gouden M deed haar denken aan Michaël
     
    Bij zonsopgang at ze een McMuffin
    Vanuit de breakroom beloofde ze haar volgers
    dat ze bij ze zou zijn tot het einde
    Dat ze in elke vorm, hoe dan ook,
    de weg zou weten
     
    Jezus, Marilyn, Jeanne
    We hebben haar gekruisigd, zoals altijd
    Haar gebalsemd en berouwd in een slaapzak
    in kerstlichtjes, in glitter
    Nu is het weer aan ons om te wachten
  • 2
    5333

    Hachiko

    1e ronde
    en dan, op de Laatste Dag,
    wanneer de bliksem flitst als de foto
    aan het einde van een attractie,
    of eigenlijk, een paar dagen later
    als de laatste noodstroomgenerator het leven laat
    ligt begraven onder het as
    van Yellowstone of De Bom
    de Droomvlucht
    waarin een fee voor de laatste keer
    haar animatronische wimpers knippert
     
    dan klinken de laatste tonen van het lied
    van de lantaarnpalen langs de Pardoes Promenade
    ze zingen over sluitingstijd en de parkeerplaats
    en hoe je het makkelijkst uit kan rijden
    tot ze in één keer piepend sterven
     
    en langs de snelweg naar huis
    roepen de neonborden nog één keer naar ons
    dat we moeten kijken
    dat we Coca Cola moeten drinken
    dat we hier moeten afslaan
2020
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    8168

    *

    Top 100
    toen ik zestien was zei Pieter dat hij God in alles ziet
    als de scheur in een stoeptegel een cijfer vormt
    is dat een teken
    een stoplicht dat precies op rood springt
    is onderdeel van Het Plan
    zo hebben de God in mij en ik
    samen vaak genoeg de bus gemist
     
    om de bus te halen moet je langs de kliko’s
    met vlinders en huisnummers
    vergeeld in de zon
    als de foto van de vermiste parkiet
    die in het bushokje hangt
     
    Pieter vertelde me dat zijn eerste natte droom een visioen was
    van een vrouw die precies op mij leek
    hij droomde al van voorbestemming
    van ons, van zijn handen en mijn lijf
    toen ik nog in de brugklas zat
     
    loop verder langs de mannen
    die elke dag voor de Albert Heijn staan
    te leunen tegen de fietsenstalling naast de winkelwagens
    zien ze de planten die aan de balustrades
    van hun balkons hangen te sterven
    ze blijven je aankijken tot je antwoord geeft
     
    op de dag dat hij bij me wegging zei Pieter
    dat God zich waarschijnlijk had bedacht
    en toen ik stopte met zoeken vond ik zijn voorletters
    niet meer in de platgetrapte kauwgom op de stoep
     
    dus ik kniel bij de kliko’s, voor de mannen
    bij de fietsen draag ik psalmen
    in het bushokje bid ik de parkiet
    Gods zegen voor zijn bedevaart
     
    en als ik de bus mis kan ik alleen maar zingen
    terwijl ik mijn ogen op de hemel boven
    het wazige glas van het bushokje richt
2019
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    6897

    *

    Top 1000
    Ik vuur het hagelkanon
    mijn pruimen, mijn peren
    kersen, mijn huid.
    Het land van de buren
    de fles wijn die ik ervoor
    terugkrijg
    en de zomeravond
    die we ermee
    in de schuur spenderen.
    Jouw huid.
     
    Ik donder terug, vermink wolken
    met schokgolven
    saboteer hagelvorming
    elke zeven seconden
    berekenen ze mijn afstand tot hen.
     
    Je mompelt de woorden hectopascal
    en werking niet bewezen.
    Elke dag kom je trager uit bed
    voor het fruit dat nog groen is
    de auto’s van onze vrienden
    voor de zwerfkat die we nog willen redden
    de kievitseieren
    de wijn
    voor de vrouwen op het nieuws
    met hun handen vol ijsknikkers
    voor het opblaasbadje, dat we in de tuin laten staan
    en ons, pootjebadend, tevergeefs, morgen.
2018
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    7778

    *

    Top 1000
    ik word ongemakkelijk van zeesterren
    het is niet geruststellend dat ik aan een meer zit
     
    een kind heeft een kuil gegraven
    via een geul verbonden met het meer
    het meer is minder vol nu, opgelucht
     
    'toen ik zo oud was als jij droeg ik
    zwembandjes in het opblaasbad'
    als ik probeer te pootjebaden in de kuil,
    word ik geslagen met een plastic schepje
    ‘ik weet dat je ze nu nog steeds draagt,
    en waar je ze verstopt’

     
    het kind beschermt de kuil met een zandmuur
    ik wijs naar een man die de reling beklimt, roept
    dat hij naar zee wil zwemmen, zonder mij
    ‘jij zal dat nooit durven, ze laten
    hun geslachtscellen vrij in zee en
    aan de kant wachten ze je op in
    de getijdenpoeltjes’
    hij vormt zich tot kanonskogel en springt
    van de brug
    zijn inslag duwt het meer naar ons toe
     
    ik graaf mijn zwembandjes op
    ‘je angst voor zeesterren is geen reden om op te geven’
    het kind heeft de man niet gezien,
    wordt gegrepen door het water en dobbert weg
     
    ik roep na; ‘versier de brug voor me
    het beton waarop de pilaren steunen
    de verborgen spaken tussen het wier’
     
    niemand kan het kind nog voor me vinden
    maar ik heb het tot de avond gered
    de kuil golft vol, de geul slibt dicht