Biografie van Alara Adilow
Alara Adilow is dichter van Somalische afkomt woonachtig in Amsterdam. Reeds heeft ze poëzie gepubliceerd in Revisor, De Online Gids, Poëziekrant, Oote-Oote, Absint.In 2021 zal ze als Gastschrijver bij ‘nY’ een deel van haar debuut novelle 'Naald van de zon' in drie delen publiceren. Ze is stagiaire webredacteur bij Noordwoord’. Ze droeg werk voor op podia in Nederland en Vlaanderen. Onder ander ‘Mensen Zeggen Dingen, Sprekende Ezels, Dichters in de Prinsentuin. In 2019 stond ze in de Finale van de NK poetry slam. Momenteel werkt ze aan haar debuutbundel: ‘Mythen en Stoplichten’.
2020
Nr.
Titel
Tekst
1
7902
Het spijt me moeder
Top 100
Toen ik een tiener was werd ik een zeemeermin
in de armen van een grafrover.
Aarde tussen zijn nagels als een tuinier. Ik ben zijn sprekende rib.
Weetje dat er op youtube video’s zijn over illuminatie het schijnt dat:
“De muziekindustrie met zwarte magie de zwarte man wil vervrouwelijken.”
Sleutelwoorden: heksen, satanisme, gevallen engelen.
Ik droomde gisteren dat ik geen pik had en in de binnenstad
begon te bloeden. Het vloeide over mijn been.
De regenputten overvloeiden.
Ik bleef doodstil staan
alsof ik gezondigd had maar realiseerde ik dat dit een zegen was.
Toen we voor het laats spraken zei je: ‘Je bent nooit vrouwelijk geweest’
Maar ik zweer het mam ik had schaamlippen moeten hebben
want mijn lichaam klopt gewoon niet.
Wanneer ik je bezocht kneedde ik mezelf in vorm.
Mijn mascara verborg ik jaren.
Het spijt me moeder dat we elkaars ogen niet meer zien.
Ik zocht gods handen, verdwaalde in een groot bos.
Mijn voeten veranderde in zwanenpoten.
Ben ik iets al een verwonde vogel?
Soms denk ik dat uit een wond van mij, de vrouw groeiden wie ik ben geworden.
Als ik voor de spiegel sta, zie ik jou. Ik hoor jou als ik lach.
misschien wou ik als jou een vrouw zijn
omdat de mannen in onze leven ons begroeven.
Ik doe een zwarte abaya aan, bedek mijn haren.
Ik kom je bezoeken.
2019
Nr.
Titel
Tekst
1
7640
De begrafenis.
Top 100
. Ik heb
mijn vriend over het grijze zand gesleept alsof hij
een moot schrootstaal was. Hagelwolken sluieren mijn ogen, mijn huid is as geworden. Gisteren brak een ekster de stad als brood. De maan brandde bloedvuur.
Naast het lijk heb ik gelegen
toen ik mij moest verschuilen.
Het begon te ruiken als een rat.
Alle ratten moest ik verjagen
die zich verzamelden voor het feestmaal.
In de ochtend sloeg ik een gat in de grond.
kneep een gebed uit mijn adem legde deze samen met een kus op zijn
voorhoofd.
We zijn het lied dat duiven zingen.
In de dageraad braken zijn herinneringen als saxofoonnoten
door de grauwe hemel. In het hart sluimert het heelal als een foetus
al is de we-
reld een kuil
vol ingestorte
infrastructuur.
Voordat ik wegging vertelde ik hem
een slaapverhaal zoals hij ooit
aan mij vertelde: Op een avond
kwamen alle bergen en sterren onverwachts
op bezoek, ze hadden vreselijke honger
vroegen melk en dadels. Zij dansten
met elkaar als zandheuvels in de armen
van woestijnwinden, zongen vergeten
liefdesliederen.
We hopen dat wij op een dag
de hemel mogen opensnijden
als de buik van een boeman
en al onze naasten die wij missen
er verrast uit zullen vallen.