Vandaag moet iedereen het zien. De grove spatader,
het kwabbenland, het borrelende navelbad, de striae
van een rimpelheup, de allerkleinste schedeldeuk.
Vandaag is er geen hoongelach. De rauwe braadlap
vindt zijn spiegelbeeld in wat hij was of wie hij wordt,
een belhamel of mopperpot, versmeltend met het zand.
Schaamte is hier schaarse munt. Men rolt duinen uit
met wuivend vel en wentelt zich in Croma Light, jaagt
topless duizend kwallen op en spurt met rulle naad.
Vandaag lig ik, een lijkwit vod, midden in de blote wil.
Ik vind een zwaargewonde vlinder, leg hem in het gras
en bal mijn vuisten naar de zon. Dit lijf mag niet kapot.