Stil Pinksteren; haar stem die zwak wordt
haar hand die naar de kast wijst waaruit
ik haar oude sprookjesboek mag pakken
het is van jou nu, zegt ze; ze kreeg het
zelf van haar vader op een middag in
een nog ongeschonden Rotterdam
hoe klein ben ik toch weer vandaag
hier lopend door een straat met dat
grote boek onder mijn arm geklemd
in een geur van zand en bloemen
met iedere regendruppel sterker
terwijl de hemel donker kleurt
Stil Pinksteren, ondanks de vogels
die hun nesten een voor een verlaten
hun wiekslag en hun schril geroep
ze herinneren je de hele dag aan haar
breekbaar hoofdje in twee kussens
gezicht geen tel uit je gedachten
ook al dwaal je bij momenten weg
op de zachte hartslag van haar boek
niet gesloten; alleen doorgegeven