Tussen het erfgoed van zijn dialect
leidt de boer
het varken rond,
in cirkels,
het allerlaatste dier zit
binnen
en
streept
op ribfluweel
een dagdeel door.
In de schemering aan tafel
boven zaterdagse soep,
slingeren soortgelijke snorren
halverwege het gezicht,
er klinkt een godverdomme.
Als het oude loof is weggeknipt
en de rui is gestagneerd,
zal de nazaat in beweging komen.