1
De dag staat leeg
op een paar lege woorden
(koop me, consumeer me, laat me waaien)
buiten mijn aanwezigheden proeft je tong
de dorst uit mijn vergeelde mond, het vruchtvlees van mijn lust
zingt ego & je spaart je adem onder ogenstolpen in
een zelfbevlekte opblaasnacht. Bent u al donor, thans
van doodskus, droomland, zielenglans? En nu weer jij, want
de wellness-trend is overweldigend, het is mooi
een mens te zien zoals hij was: verpakt
in folie, ijs, vergulde lucht, bewaakt door Boeddha
vol van dooierstorm, dolfijngezang.
2
Voor wie het wachtwoord kraakt
wacht de herinnering, verslikken echo’s zich
in de geluidskaart van het ooit, het zilt geslacht
dat hard als kokkels in de branding lag & zich
als meeuwenkuikens door ons voeren liet
met spiegels waarin wij, de watergoden
am Lenkrad der Zeit
leasen wij hun jongste zusters thans
om aan- & uit te kleden om wat naaktheid
doet met onze oude dag, een boze tong
bloedt rond de namensteen een brandmerk in een later
stromen dromen, ondervoede jaren samen tot wat water
dat wij waren, onbereikbaar
maar onbreekbaar spiegellicht.
3
De morgen maakt je borsten groter met gebaren
tot ze passen in het licht, je springt (de buik vol teddyberen)
van de klif – let op: dit is een hologram, een oefening
in wat je nooit meer ziet, verbroken en op wolk getaoeërd
reliëf van melk- & honingschijn, dit springen moet
op vlinders lijken & dat doet het, dartelend van bron
tot bron spant onze huid doorzichtig om
het ijle oog van onze gastheer, onze zon.