’s morgens zat hij
ineens in m’n flat
wilde ontbijt
ik rende
koffie, harde broodjes
indringende blik, zwarte ogen
pijnlijke stilte
ik kon er niet uit
hij zat voor de deur
buiten vroor het
ik zweette
voorzichtig proberen:
bent u geen trekvogel?
nee dank u, dit is genoeg
ook dat nog
een misverstand
hij bleef zitten
ik bewoog,
wat wilt u? zei hij
m’n rolschaatsen!
ik nam de balkonroute
diepblauwe lucht
ik schaatste steil omhoog
in v-vorm
ik weet nog dat ik dacht
als dit de werkelijkheid is
dan kan ik ‘m wel aan