Het konijn was doodgegaan
in het gele gras voor het hok
dat wij van rot hout bouwden
lag hij uitgestrekt in 't licht.
De zon vond hem eerst, heeft de wind
iets in zijn oor gefluisterd.
Ik dacht aan al die keren
dat ik in het voorbijgaan zei: dag konijn
en hij verwachtingsvol zijn oren spitste,
groef een gat naast de vergeet-mij
-niet, bedekte het met rulle grond.
Kort daarop verliet ik jou.