Het is weer zomer
onder de boom
slaapt de hond.
In de schaduw
doet vader een rolletje
in zijn fototoestel
vanmorgen zijn we allemaal
weer wakker geworden.
Gisteren nog
lazen we in de boeken
dat we allen sterven zouden
mijn moeder eerst.
Ze zit aan de tuintafel
vult haar zinnen met inkt
ik spetter in de zinken teil
die blikkert in de zon.
Dat alles staat op de foto
geplakt in haar dagboek
veel later door mijn vader
tussen de directoires gevonden.
In scherpe krullen
staat eronder geschreven
dat ik zijn kind niet ben
in geen enkele zomer.
Iemand neukte me in slaap
toen je weg was
je belde me wakker
met de stem van altijd
wat je handen deden
wilde ik niet horen.
Er hoefde geen rekening betaald
geen kind getroost
geen god begrepen
het was al genoeg
om uit het donkere raam
op de rivier toe te zien.