Aan de andere kant van een put kan ik praten
met dieren die mij niet verstaan, omdat ik hun taal
wel spreek, maar zij de logica van mijn tijd
niet vatten. Alleen beweging zien, in de wijzers
van de klok. Het lipje van mijn meetlint komt weer uit
bij het begin van het konijn dat ik meet, terwijl hij mij vraagt
of ik hem niet eerst zou moeten begrijpen,
alvorens ik hem in eenheden giet. Een beer
leest mij de les over: liefde en precieze aandacht, verzamelt
alle lucht van mooie meisjes, omdat hij in de trilling of
temperatuur, nog het product van al hun woorden vangt; uitgesproken
met de klare resonantie van hun mond en fijne lijfjes. Hij pakt een weckfles
van de eikenhouten plank: "Alstublieft, schrijf mij hun verhaal en schilder
de gezichten of, zo u wilt, dan andersom."