Het was een dag om licht te vergeten maar evengoed een dag om te dichten.
De appels gewassen en in tassen gedaan
het gezin uitgezoend mijn
gangen nagegaan.
De jonge kapster horen zeggen dat klanten vroeger rookten onder het knippen
en daarbij gedacht aan films waarin mooi wordt gerookt.
(dat ik zelf mooi rookte ooit)
Scholieren op de kade zien staan aan wie iets over scheepvaart werd verteld
de aannemer gebeld en daarbij gedacht dat ik automonteurs stoer vind
toch ovenfrites genomen.
Gedacht dat de aanblik van zwarte aarde me vruchtbaar maakt.
Uit de trein door tintelschemer een kleine strijkstok aangereikt.
Aan iemand gedacht en daarbij de oven voorverwarmd.
Een magere vrouw vaag zien staan in een waas van poedersuiker.
Van anarchie en anti
stroomden de monden over.
Vrolijk en gebivakmutst
daagden we de orde
voor ons tribunaal
van goede doelen en klare taal.
Waarheid was nog iets
dat we zonder meer in pacht hadden.
Gloeiende hormonen dreven ons
hoogdravend.
Help een paard achter me aan
in een smalle winkelstraat. Snel schiet ik
achter een kledingrek eindigt mijn demo.
De staat was een dief en wij speelden verlossertje
eisten alle arrestanten onmiddellijk vrij.
En mijn moeder maar bloemen brengen
toen wij krakend begonnen
met koppen kaalwieken in De Coup.
Onder kleerscheuren en op de mouw gespelde heraldiek
kladden we kreten: defesie is oorlog
(oh shit de n vergeten).
En toen was mijn vader vertrokken
en ik meldde mij even af bij de wereld.
Ik zie aan hun koppen dat ze denken
dat ik iets tegen ze ga zeggen.
Maar dat doe ik niet.
Het is moeilijk en ook vreemd
om niet te praten tegen schapen
die dat verwachten.
Ik vraag je: stel mij gerust.
Jij vindt dat ik mezelf maar
gerust moet stellen.
Jij hebt dat geleerd van het leven.