Hij kijkt nadenkend naar de knop die de bus
kan laten stoppen, de eindbestemming is nog ver
tijdgenoten roepen namen en een gore grap
besmuikt werpt hij een blik naar achteren
maar zit helaas niet achterin de klas
zijn hoofd woont bij het tankstation en z’n handen
lijken misselijk, geen stoplicht staat op groen
maar godzijdank druppelt telkens iemand weg
wordt de bus steeds nuttelozer, brult de motor
al meer alleen en zonder tegenspraak
zwijgen de enkelingen
en bij de flats in Zuilen-Noord zet hij de bus
met een machtig handgebaar op STOP
springt op de stoep en recht zijn rug