Er zijn voorwerpen die gedompeld worden in goudlak en dan van goud lijken. Er zijn vergulde koepels die naar koningen en goden wijzen. In de middagzon schitteren weerhanen van blik met alle winden mee, een snoer van glazen kralen kan door een lichtval de status van kroonjuweel krijgen.
Wie voelt de scherpte van de geslepen steen, wie vermoedt de houtrot in een gebeitst kozijn, wie is bedacht op een gegraven kuil onder de plaggen mos? Schijn bedriegt niet altijd; er moeten ogen zijn die zien wat verscholen gaat, oren die luisteren naar wat niet wordt verteld.
Geef me naakte taal. Een pen waar geen bladgoud uit vloeit maar pure inkt uit Nara, Japan. Woorden van staal dat uit het diepst van de ondergrond wordt geboord en aan de oppervlakte geen sier duldt, alleen hamer, vuur, vijl: kracht van wat waar is als een dans die beide voeten ontvelt.