Biografie van Onno-Sven Tromp

Onno-Sven Tromp is dichter, romanticus en wereldburger. Dichter en dromer, doler en denker. Zijn passie ligt bij de muziek van sonnetten en de verstilling van haiku's. Hij publiceerde ze in diverse bundels, zijn sonnetten werden opgenomen in 'Komrij's Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten' en 'Spiegel van de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst'. Even voortvarend schrijft hij acrobatische gedichten in vrije vorm, literaire wandelgidsen en luchtig filosofisch werk. Hij struinde door het Amsterdam van J.J. Voskuil, A.F.Th. van der Heijden en Remco Campert, reisde veel door Zuidoost-Azië en woonde in Tanzania en Oeganda. In 2017 verscheen zijn roman 'Fantoomregen' en was hij Stadsdeeldichter in Amsterdam Nieuw-West. Zijn rusteloosheid vind je terug in zijn gedichten. Slauerhoff was er niets bij.
2018
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    1029

    anorexia nervosa

    Top 100
    afgelopen zomer reden we naar de zon
    je zei: ‘op een hete motorkap kun je eieren bakken’
    dat was jouw manier om honger te hebben
    je lag wel vaker opgerold in je eigen verhaal

    liep je achterstevoren, om dunner te lijken
    rende je over daken, sprong je van gevels, vloog je door bossen
    probeerde je langzaam te verdampen

    volgens jou was afscheid nemen een vorm van verbazing

    vechten tegen de hongerklop
    gemuilkorfd door het leven gaan
    de korf dragen met trots
    een kuisheidsgordel, om niet te zondigen

    gisteren belde ik bij je aan
    ik had mijn sleutel nodig om binnen te komen
    je krulde niet op de bank, je bed was leeg

    toen ik begreep dat je er niet meer was
    wist ik dat het je gelukt was
    je wilde altijd al verdwijnen
    zonder gezien te worden
2015
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    8282

    Haiku

    Top 100

    De vingers gekromd, steunend, op het strand een vrouw, in het schuim

    van de branding ligt ze een tweeling te baren, valt de vrouw kermend

    open, bloedbloemen in het water, kinderen wringt ze in luide golven

    uit het lijf, haar benen wit, wier op haar schenen, meisjes krijgt ze, ze

    zucht, overstemd door krijsende meeuwen, vraagt ze: ‘Horen jullie zee?’

     

    De wind telt tot twee, vertelt ons verhalen, meisje één heeft vleugels

    gekregen, waait mee naar morgen, lucht dragend door de avond, veegt

    meisje twee verlegen zand van haar dijen, schurend, koud, zout, niemand

    die ze ziet, het eerste huilen weggespoeld, dorstig liggen ze aan, waar

    zee verdampt tot wolken, regen weer opgeslokt wordt, leggen beiden

    een blauw schijnsel van doorzichtige lippen tegen een ruw, gerimpeld,

    donkerbruin tepelhof, slurpen ze warmte in, vloed uit gezwollen duinen.

     

    We zijn er niet, vergeten rollen we uit de duinen het strand op, een wulk

    tegen de oren, eenvoudig leunen we tegen elkaar, kijken naar een vrouw

    op het strand, moedermens alleen, grijpen zon, begrijpen wolken, weten

    we waarom het regent, speuren naar horizon of ander houvast, snippers

    evenwicht zoeken we, helmgras in onze haren, soms vallen we om.

2014
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    6120

    Slagroom

    Top 100

    Mocht ik een keer op tafel dansen,

    kijk dan niet, denk aan de afwas

    of desnoods aan mij.

     

    Geef me de vrijheid om te zeilen,

    mijn armen omhoog, boven een dal

    met jodelaars en bergmarmotten.

     

    Stuur mij je dagboek,

    ik scheur de bladzijden een voor een

    ongelezen uit hun band.

     

    Straaljagers schrijven je naam,

    de caissière heeft jouw wimpers

    en ik kan ruiken waar je liep.

     

    Aai mijn bolle rug,

    als ik losbandig voor je zing

    en op mijn knieën naar je zoek.

     

    Het lukt me wel een held te zijn

    en tegelijkertijd van jou te smullen,

    met slagroom op mijn wangen.