Biografie van Koen Croese

Nog geen profiel opgegeven.
2012
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    3152

    Aan zee

    Top 1000
    Aan zee vond ik een woord dat ik niet kende,
    klam en halfvergaan, het vroeg om mijn
    ontfermen. Ik heb mijn plicht gedaan
    en voedde het met huiselijkheid, joeg warmte
    door zijn inktgestel, liet het de kamers
    van mijn longenhuis verkennen.

    Daar ontmoette het betekenis, zij raakten
    toegenegen, wij gingen uit elkaar. Die avond dronk ik
    rode wijn, doorbladerde een boek herinneringen
    en kwam hun foto tegen. Ik ben teruggegaan
    naar zee, beschreef in zand hun silhouet
    en wachtte op het wassen van de maan.




  • 2
    3150

    Imago

    Top 1000
    Ik besloot iets te doen
    aan het imago der dieren.
    Voorzag slangen van eendengekwebbel
    en rustte meeuwen uit met hertenoog.

    Ik gaf konijnenoor aan krokodillen
    poezenvacht aan vis en spinnen
    hamsterneusjes. Een egeltje een bariton.

    Zo werd het avond, nog was het
    niet genoeg gedaan, tot ik
    een pissebed liet ronken, een
    naaktslak een geweitje plaatste.

    Ik sliep tevreden in, om mijn hoofd
    cirkelden muggen, zacht zingend
    uit hun nachtegalen strotjes  
  • 3
    3151

    nacht, de dood en een pony

    Top 1000
    Nacht is voor slaap en de liefde, voor
    blinde geluiden, gedichten, de dood
    is daar niet. Die komt op een middag

    op maandag, vraagt of het schikt
    dat hij plaatsneemt en wacht op je woorden
    (nu is het mooi als je schrift het begaf)

    laatst zag ik de dood, een pony in Houten
    zijn rug hol, lang had hij de wereld gedragen
    zwijgzaam was hij, zijn gras zat hem dwars
  • 4
    3145

    paadje

    Top 1000
    elke stap een afscheid van wat anders, wat je ook
    had kunnen doen, er is veel elders (en dat blijft zo)

    voeten die van mij zijn maken ontoereikend
    grafjes in de aarde, kerkhoftuintjes.

    er passen niet gebaande paden in -
    we gaan, er is tekort aan toedektijd, laat maar

    drogen aan de lucht en vindbaar blijven
    leefbaar voor derden net als wij.

    we vinden pootafdrukken, stellen ons
    de wezens voor die daaraan ten grondslag lagen

    kijk hoe ze waadden in hun soortelijk gewicht
    vast wensten ze zich ons als hun bestemming
2011
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    3659

    Bezoekuur

    Top 1000
    Hier houdt in groepjes mensenvlees
    veel vrolijkheid zich schuil
    en wij, met onze onderdelen
    hangend aan ons als verhalen

    Bloemenofferandes drinken we, puur zonlicht
    er zijn nu eenmaal ramen hier en
    tekens aan de wand, nou ja:
    de buitenmuur waarlangs wij eerder kwamen.

    Wie ons verwachtte had het pand
    al aangekruist, we zeiden:
    een konijntje op zijn kant,
     
    maar niemand lacht om blinde dieren.
    We praatten wat, een van ons
    telde de kwartieren.
  • 2
    3645

    Dierenverhalen

    Top 100
    Ik zag in jou nog nooit een vis.
    Het spijt me, kennelijk ken ik
    mijn dieren nog niet goed genoeg,
    wanneer ze zich in jou verstoppen.

    Een vijver wel, zoals in iedereen,
    met kringen, water dat op water drijft
    en omtrek waar ik soms omheen ben, dier
    met dorst en aarzelingen.
  • 3
    3660

    Landbouw

    Top 1000
    Te beschrijven: hoe boosheid als vogels
    In je verwarde hoofd belandde, aan zoveel
    Liegende bewoners niet gewend.

    Boosheid, zonder zang nog, vindt
    Een stem genesteld, naald op een
    Bevroren vleesstuk, voren trekkend als

    Over de draaiende aarde een boer
    zijn raspwerk, de armen kruislings
    Aan de grond genageld, even omkeerbaar
    Als boosheid, tot hij het groen tevoorschijn krast

    En duwt naar het trekkende licht
    En wacht op een vlaag, een beweging, vogels misschien,
    Of een hand, oogst, verwijdering, weg.
    En zegt dat we voor regen gelijk zijn. 
  • 4
    3643

    Vroeger

    Top 1000
    Wij groeiden op in vriendelijker tijden
    meer mussen droeg de heg, de stenen
    lieten ruimschoots over voor het gras
    wij waren beter en bescheiden, als gouden
    waterpas gevuld met spaarzaamheid, met
    wat er was of door ons werd gevonden.

    Wij hadden tijd voldoende om te wachten
    wij ergerden ons niet aan gravitas, je moest
    ons opgestapeld zien in onze stoelen, terwijl
    twee nachten weer een dag verslonden.
    We zuchtten wat, vertrokken onze smoelen
    en vermoedden geen seconden

    Wij waren zo veel kleiner dan de huizen
    waarin wij bescherming zochten, nooit
    raakten onze stemmen het plafond.
    geketend aan bestek bevochten we
    de tafelranden, proostten tastend op
    plaats, handeling en gebrek.