Wat verlank ik vir Vrugteboomplaas
daar by die Soetwynweggie
wat lê so baie kalm tussen Kronkelbos en Rooisand
en na die vroeger Winterswijk
in ons uitgestrek Nasionaal Park
in die voormalig koud Nederland
van die kaaskoppe, ons kaaskoppe
in die land van die voorouers
van jou voorouers
Hierdie gebied, waar die Boere so lank voor
van Vrijstaat – waar hulle nog praat die ware Afrikaans
heen zy geflug en nedersetting het instel
in hierdie land sonder bêre, maar
sedert die sonontspringing
en na die klimaatverandering
met baie son
waar ik taamlik het geleer jou taal
dogter van die Afrikaans
Hier, my lief aaipoesie
waar ons mekaar het ontmoet
op die terrassie van die proeplaas
by die wingerd van druiwesappie
die so smaaklik vonkelwyn
saans warmerig
so snoesig
met die sononder en baie mooi liggies
waarna ons saam het gekuier om die plaas
Natalia, my meissie, my lief aaipoesie
wat verlank ik vir Vrugteboomplaas
daar by die Soetwynweggie
daar drink ons smaaklik druiwesappie
ek is lief vir jou, ek sal jou volg
selfs als jy vorentoe
waai wil vir die land van jou voorouers
die land van die Krugerpark
die hoogvlak en die berge
Ik ga tersluiks schuilen
juist als zonnestralen trachten los te breken en neer te dalen
Ik maak, verscholen achter een gordijn van marsepein
een etalage op met rijk gesorteerd gebak
Mijn reclamebord staat op een verlaten vindplaats
van onopvallende, onappetijtelijke verschijnselen
Ik ben een overmatig bescheiden persoon
en leg mijn kwaliteiten en positieve eigenschappen te vondeling
Ik loop rond zonder te hopen, wacht zonder te verwachten
Ik ben een niet gezocht zoekplaatje
zo lang zijn onze paden samengevallen
onder de zon en door de nacht
met gerafelde touwen verbonden
bipolaire Lot bracht ons samen
volgde ons op schitterende lanen
en verminkende grindwegen
leidde ons naar wilde orchideeën
maar blonk uit in afwezigheid
zodra een tol eisend noodweer opstak
uitkijkend naar een suikerlaagje troost
herkennen wij elkaar niet
aan de achterzijde van de spiegel
morgen zullen wij naar elkaar toe gaan
om over alles te praten
om alles onbesproken te laten
Wat verlank ik vir Vrugteboomplaas
daar by die Soetwynweggie
wat lê so baie kalm tussen Kronkelbos en Rooisand
en na die vroeger Winterswijk
in ons uitgestrek Nasionaal Park
in die voormalig koud Nederland
van die kaaskoppe, ons kaaskoppe
in die land van die voorouers
van jou voorouers
Hierdie gebied, waar die Boere so lank voor
van Vrijstaat – waar hulle nog praat die ware Afrikaans
heen zy geflug en nedersetting het instel
in hierdie land sonder bêre, maar
sedert die sonontspringing
en na die klimaatverandering
met baie son
waar ik taamlik het geleer jou taal
dogter van die Afrikaans
Hier, my lief aaipoesie
waar ons mekaar het ontmoet
op die terrassie van die proeplaas
by die wingerd van druiwesappie
die so smaaklik vonkelwyn
saans warmerig
so snoesig
met die sononder en baie mooi liggies
waarna ons saam het gekuier om die plaas
Natalia, my meissie, my lief aaipoesie
wat verlank ik vir Vrugteboomplaas
daar by die Soetwynweggie
daar drink ons smaaklik druiwesappie
ek is lief vir jou, ek sal jou volg
selfs als jy vorentoe
waai wil vir die land van jou voorouers
die land van die Krugerpark
die hoogvlak en die berge
I.
na het inslapen trekt de tijd hardloopschoenen aan
om verlost van drukte van de dag
na een poos over te lopen
zijn pas geslepen zeis snijdt dunne plakken nacht
uitgelaten als een jonge panter
rent hij rond in ruimte
de haan kraait de verdwaasde om te keren
maar bij aankomst laat hij steevast na
te verhalen over later
II.
pas geslepen vleugels snijden dunne plakken dampkring
het stalen monster schrijft morgen
op de blauwe hemelwand
een donderslag wekt de boosaardige vrouw
die waarschuwt voor het verstoren van de tijd
maar verdwaasd versnelt hij verder
voordat zijn karkas verhardt tot kogel
versmelten zijn vleugels een wijl tot die van vader
oud en schrompelig
en dan, zonder dat in zijn verlangen wordt voorzien
tot die van een engel
jong en liefelijk
nu hij met dat onbekende vliegtuig niet is neergestort
in die felle novemberstorm
die op geen kaart werd weergegeven
noch die dag voorkwam op de lijst van spoedoperaties
van dat streekziekenhuis
aan de komst waarvan zijn woonwijk zo dringend behoefte heeft
noch in die verlaten straat is gesignaleerd
waar niemand werd geschept
door die veel te hard rijdende auto
is het voor ieder van ons evident
dat hij als onbekende bekende
weer onder ons zal verblijven
waar de microfoon klaar staat
om samen sprakeloos te zijn
om zwijgend te gaan
als stilgevallen gidsen
die louter leiden naar verdwaalde paden
en als het dan wordt gezegd
om het vanzelf te laten spreken
een minutieus gehouwen vrouwenbeeld
van ideale vormen
gladgestreeld door eeuwen mannenhanden
jeugdiger met de jaren
een veertje van verlangen licht op
bij deze verstilde vergankelijkheid
een shot opium voor het oog
als een levend evenbeeld voorbij loopt
hoe zoet het begon, zinderend bladstil en fris
rimpelloos tussen eb en vloed
dan groeit een vermoeden van vage vijandschap
het evenwicht onverwacht maar voelbaar verstoord
bijna alles leidt tot niets, en tegen niets kun je je niet wapenen
sluimerend opportunisme onstuitbaar opgeschaald
voor wie ver kan kijken, verschijnt zij als een vloedgolf op volle zee
een koninklijke krachtvloot, een veelheid van duizend viermasters
een overbodige wedstrijd om te verliezen, als geen stuw is op te werpen
als bolders ontbreken om verwoed aan vast te klampen
vluchten over slingerende riviertjes zonder jaagspoor is wat rest
want er is geen sprake meer van verder blijven
dan ineens tuimelen in een geweldige waterdiepte
een verwachte verdrinkingsdood tegemoet, maar zie
toch weer baden in warme wasem, in klamme vochtigheid
als van een saunabad, uitgehouwen in een verscholen smalle spelonk
een gevoel van vrijheid volgt, waarin liefde kan kiemen en ademen
een gewaarwording van gewende lome rust