Biografie van Hilde Van Cauteren

Hilde werd in 1967 geboren in het Oost-Vlaamse Hamme. Ze studeerde regentaat plastische kunsten aan Sint-Lukas in Gent en geeft kunstinitiatie in het secundair onderwijs. Tot begin 2012 was ze groen gemeenteraadslid in Hamme. Daarnaast schrijft ze proza en poëzie. In het voorjaar van 2011 werd Hilde verkozen tot derde dorpsdichter van Doel en debuteerde ze bij uitgeverij Davidsfonds met de jeugdroman: Het Naveltheater(14+). Daarna volgden 'De Pigmentroute' in 2014 en 'De Nachtspelers' in 2016. Ze publiceerde, samen met de dichters van Pazzi di Parole, bij uitgeverij P twee gezamenlijke bundels: 'Een Kier in het rumoer' in 2015 en 'Lopen op los zand' in 2017.
2014
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    6475

    Darwin in reverse

    Top 100

    Ik kan geen druppel meer zien, zei hij, ik stap desnoods op

    al wat vaart of vliegt. U bent al te laat,

     

    het last minute loket is gesloten, iedereen is nu aan boord.

    Ze glimlachte lief en haalde het optische wit van haar tanden.

    Maar ook aan de thuisblijvers is gedacht! Alle musea zijn gratis

    en toegankelijk. Mag ik u gidsen? Haar paraplu ging ongeopend

    in de lucht en ze wees met een droge vinger naar boven.

    Wist u dat er vogels zijn die nooit landen? Ze liepen door

    de lege zalen. Hier stond de zeppelin, zei ze. Ik lees de toelichting.

    Er wordt beweerd dat branden in de lucht boven verdrinken gaat.

    Maar zelf ben ik niet zeker, fluisterde ze. 

    Ik heb nu een huis aan het strand, zei hij.

     

    Ze aten wier die avond, maar ze wisten dat het te laat was 

    om kieuwen te kweken. Hij zag nog steeds niets

    in het koude afwaswater dat leek op vliezen.

    Mogelijk zijn we al te ver geëvolueerd, zei hij.

    Zijn er nog alternatieven? Zij lachte in de afwasbak.  

     

    Kijk, zei ze, het water blijft wassen.

    We kunnen misschien gebarentaal. Lijken

    mijn vingers niet al op een zacht wuivend koraal?  

     

    Ze liep het strand op en vroeg, maar waar stop ik

    mijn taal, hoe plant een woord zich in het water voort, kan ik op de golven

    rekenen? Moeten we niet alles noteren op drijvend materiaal?  

     

    Alles? vroeg hij. Ze knikte met het hoofd nog net boven water.

    Maar snel! Ik sta al op mijn tippen, ik moet

    mijn benen knopen tot een staart

    en vinnig met de armen slaan. 


    Vat het samen! Misschien is er nog tijd voor
    één zin. Haastig blies hij woorden in het schuim.

    Als we dit overleven, zal het zijn door kuit te schieten. 

     

     

     

2013
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    5225

    De schrijver schildert een zelfportret

    Top 100

    (Op het ritme van De Kapellekensbaan)

     

     

    Ge veegt met de mouw over uw hand de asem op tot ge blinkt

    in de spiegel. Ge strekt uw nek en plooit uw kop tot toonbaar

    materiaal en ge begint aan uw schets. En ge twijfelt en ge zucht,

    want ge vraagt u af of ge een artist of een narcist zijt, en ge kijkt
    gedurig in de spiegel en uw vrouw zegt, Ge zult uzelf nog beu

    geraken voor dat portret af is, moet gij nu echt zo dikwijls kijken?

     

    Ge pakt uw palet en uw tubes en ge knijpt een kleur uit
    voor elke -ist die men op u plakt: koudgrijs voor de moralist,
    lampenzwart voor de anarchist, en ge mengt alle tsjoepkes verf
    op uw palet tot een groezelig bruin voor de viezentist, en aan de rand
    houdt ge een klodder rood over voor de communist. Dat kleur
    komt zeker van pas, zegt uw vriend de schoolmeester, want ge hebt u

    gesneden bij ’t scheren zie ik, en uw ogen zijn ook wat doorlopen,

    en ge wilt toch schilderen gelijk een realist?

     

    En uw vriend de journalist komt achter u staan, Ik vind dat

    precies toch meer werk van een kubist, zegt hij, Maar gevels

    schilderen, dat was uw specialiteit! En als ik goed kijk

    is uw één oor kleiner dan uw ander. Dat is omdat ik aan die kant

    niet goed hoor, zegt ge, en ge voegt er stillekens aan toe: Zeker

    niet als gij daar staat.

     

    En ‘s avonds zijn ze allemaal weg want de drank is op en ge kijkt

    naar uw half geschilderde kop en tegen uw vrouw zegt ge
    dat ge een portret zoudt willen schilderen dat meer is dan een afbeelding

    van uw gezicht. Een portret dat onder uw coiffure uw gedachten laat zien,
    Wie gaat daar naar willen kijken, zegt ze. Een portret dat onder uw vel
    laat zien wat ge voelt, en in de kantlijn alles wat er weer niet in de gazet staat,
    kortom de hele waarheid, en uw vrouw giet koffie op en zegt,
    Legt uw palet dan neer en schrijf nog een boek.

     

    En ge zucht en ge vraagt u af waarom ge niet kunt kiezen
    tussen de pen en het penseel bijgot. Och gij zot, zegt gij nu bijgot?
    zegt uw vrouw, Gij waart toch een atheïst?

2012
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    3206

    Barst

    Top 100
    Er zit een barst in ons bestaan, 
    het is zo duidelijk dat niemand 
    hem ziet zitten. Iedereen kijkt
    iemand anders aan. Een hond 

    haalt vrolijk een schouderbot 
    op en plots wil iedereen leren 
    apporteren. Wat kan een barst
    de dartele tweevoeter schelen?

    Er zit een barst in ons bestaan,
    een camera staat vierentwintig
    zeven aan, een waakhond blaft
    naar vierentwintig schermen.

    Elk scherm vertoont een identieke
    barst. Een werkgroep stelt geen
    onregelmatigheden vast.
  • 2
    3694

    Moeder

    Top 100

    Alle dagen schrobt ze vergeefs het vuil
    van de vloer, de huid van haar jongen,
    haar eigen nagels stuk. Ze wringt de nek
    van haar geluk in veel te nauwe kragen.

    Alles moet schoon naar school en altijd
    komt het vuil terug, nooit raakt ze daar
    nog van af. Nooit heeft ze genoeg zeep
    in huis en nooit is zij nog aan de beurt.

    Van woede kookt ze haar eigen botten af,
    spuwt een pan vol soep voor haar kroost.
    Voeden is haar plicht. Zij eet alleen

    brokken roomgele zeep, om de wrok
    die naar haar lippen stijgt te stoppen.
    En kauwt tot het schuim op haar tanden.
  • 3
    7115

    Observatie

    Top 100
    Ze draaien rond in hun glazen lokaal,
    terwijl god in een hoek zit te gluren.
    Hoe de witte flappen van hun jassen
    zwierig hun beweging onderstrepen,

    het zegt hem niets. Hij leest het happen
    van hun lippen, ziet hoe zijn naam
    op elke tong verschijnt. Hoe hij alleen
    de zaal in puin, een volle ziekenboeg

    en alle hens aan dek. Daar is de naald,
    daar zijn de lange mouwen. De woede
    is voorbij, god reikt sereen zijn handen.

    Hij wil alleen nog weten hoe ze vechten
    voor hun leven. Wenen ze? vraagt hij.
    Of knarsen ze met hun tanden?
2011
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    10473

    Carne Vale

    3e prijs
    Terwijl de straten volstroomden met volk
    zei je: ik hoor een zacht geruis, alsof iemand
    een kraantje openzet. Traag reed een wagen
    voorbij, met dansende dames in rode jurken.

    Terwijl blauwe mannen vrolijk zwaaiden
    zei je: ik droomde dat ze mijn hart wilden
    stelen, voel het nog bonken. De luidsprekers
    joegen een samba door de binnenstad.

    Terwijl de hemel zich vulde met snippers papier
    zei je: ik krijg te weinig lucht, alsof iemand
    proppen in mijn borstkas stopt. Een knalgele
    wagen draaide langzaam onze hoek om.

    Terwijl je longen volstroomden met vocht
    zei je: neem me nog een keer vast, ze komen
    me halen. Onder luid gejoel tilden de dragers
    de witte prinses op haar hemelbed.
  • 2
    7396

    wit

    Top 100
    ik sla dit gedicht aan diggelen, dacht ik
    te laat, jij trok mijn mond al open,
    wou alle woorden zien bij hun begin

    ik toon alleen een kale huig, dacht ik
    te laat, jij las de spanning op mijn huid,
    ik las jouw moedervlekken, zoveel

    kaalheid konden we met taal niet aan
    ik wilde valse tranen maken, maar raakte
    mijn naakte huid niet uit, krijtte

    zinnen met vingernagels, jij las gretig
    het vocht van mijn handen, de tong in
    mijn mond, de warme lucht die uit

    ons lichaam kwam. in witregels
    vielen we uit elkaar