Biografie van roos van lierop

Mijn naam is Roos van Lierop, ik ben op 2 november 1967 geboren in Rotterdam.Sinds 1990 woon ik in Amsterdam waar ik de Schrijversvakschool ’t Colofon heb gedaan, voornamelijk poëzie en scenarioschrijven. Tussen 2003 en 2006 heb ik de Rietveldacademie gedaan richting ‘Schrijven in woord en beeld’, en mijn diploma gehaald. Ook daar schreef ik veel gedichten, naast het maken van collages en aquarelwerk of gemengde techniek op papier. Op de Rietveld kreeg ik ook de kans videofilmpjes te maken, te experimenteren met fotografie en textiel. Het was een leuke tijd uit mijn leven. Om mijn poëzie verder te definiëren kan ik U zeggen dat verleden en heden (soms toekomst) regelmatig door elkaar fluctueren. Dit evenals mijn vergelijkingen en metaforen die ik kies door bijvoorbeeld natuurelementen te verbinden aan de stoffelijke wereld of het nieuws. De werkelijkheid is vaak net wat anders dan het echt is. Realiteit en fantasie zijn vaak vervlochten in elkaar. Ook maak ik weleens gebruik van shockerende beelden in mijn gedichten.Ik heb regelmatig geëxposeerd in galeries met mijn werk. Ik kan alleen niet financieel rondkomen van de poëzie en de kunst en ben daardoor bijstandsmoeder. In 2009 heb ik een zoon gekregen die nu 8 jaar is en alles voor me betekent. “Mijn zoon is mijn grootste kunstwerk,” zeg ik weleens, maar het is in ieder geval zeker een droom van mij die is uitgekomen en van onschatbare waarde voor me. Ik ben overigens alleenstaande moeder. Toch werk ik nog regelmatig aan de kunst inclusief het schrijven en tekenen van een dagboek over mij en mijn zoon. Dat zijn ongeveer 160 tekeningen met tekst die vooral spelen in de jaren dat mijn zoon een kleuter was. Hopelijk kunt U mijn poëzie waarderen. Roos van Lierop.
2017
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    2151

    De steeltjes van de appels boden geen uitkomst

    Top 1000
    Dag ! Laten we vrijen.
    Hij loenst, daarna dansen we op blote voeten tussen
    de distels die we bezeiken,
    overal om ons heen paren krekels.
     
    Als het nacht is luister je naar het knarsetanden van de spiralen van het bed.
    Je zei: Word wakker,
    het sneeuwt en de kikkers lopen over de weg.”
    Je zei: dat ik droomde van een miskraam,
    terwijl ik droomde van de kinderspeeltuin waar
    je op draaitonnen kon lopen.
    Ik scheen in mijn slaap te praten over een
    betere stofdoek om onder te slapen.
     Je kamt uitgebreid mijn schaamhaar
    je blijft maar kammen en kammen.
    Hij is mijn vriendin niet, denk ik.
    Dan zeg je: “Je hebt wel een mooie pruim.”
    De volgende dag schreeuw ik het tegen de muur.
    “Je hebt wel een mooie pruim !”
    Zo, dat kan ik ook zeggen.
  • 2
    2154

    Schilderijtjes aan de muur.

    Top 1000
     In de felrode kamer
    onder de felrode deken
    luister ik hoe de lampen bewegen,
    hoor de woorden:
    de mussen verdwijnen omdat de korenbloem verdwijnt.
    De klok slaat kerstballen op grassprieten uiteen.
    Aan de muur schilderijtjes waar een kind door de zee wordt gedragen;
    hij brult de zee, doet judo tegen de branding,
    laat velociraptors spreken, kan magistraal rekenen,
    zijn lach lokt de zon,
    ha ha ha
    hatsjoe!
     Je bent er eindelijk toch!
    De geheimzinnigheid ervan is als motregen
    om je woorden in te lezen.
    “Mama houdt heel veel van jou,” fluister ik,
    in de hoop teder voor je te kunnen zijn. 
    Jaren geleden verscheen mijn moeders gezicht
    tussen het kralengordijn:
    “Ik ga melk en bosbessen halen.”
     
    Op de radio zeggen ze dat bij de bloemenstal
    tussen de emmers een leger Lieve-Heer-beestjes optrekt.
     
  • 3
    2153

    Voordat ik kon dromen dat je zou komen

    1e ronde
     Het lijken wel woorden over sneeuw die de muur stapelt,
    de jas die je uit doet,
    de afwas uit alle macht bijgehouden,
    de controle over het sluimerende
    bezorgt me dagelijks paniek.
     Vroeger toont een dwerglandschap dat kleurige schaduw achter liet.
    Dat is een heel realistische gedachte.
    Het is weggedreven als stapelwolken die je niet meer na kan tellen. 
    Ik mis mijn kindje,
    zwem naar hem toe,
    de grimas in de spiegel als ik huil
    de dwaas die ik ben,
    die vraagt of ik dol ben,
    of dit echt is en,
    uit mij treedt.
     Jarenlang legde de slaap toen zwarte kleden over me heen,
    over alles wat dit leven voor moet stellen,
    ik begroef alles, ook een woord dat ik zocht,
    dat ik wilde schrijven, dat verdween in ongrijpbaarheid.
     
    Het klonk als steen, maar tweevoudig
    ben ik niet alleen, verbonden
    aan een steen. 
     
  • 4
    2152

    Zomaar of is niets toeval

    Top 100
    Het ven roddelt er honderduit op los:
    jonge merels piepen als oude wekkers,
    schrille eksters kussen elkaar op oude elektriciteitsdraden,
    braamstruiken verraden de rulle loop van schapen.
     Uit de eik zijn zwangere vrouwen gegutst.
     Daar scharrelt mijn vader tussen de bloesembladeren
    terwijl hij pollen proest.
    Hij legt bestek op servetten,
    zijn grote verwijtende ogen zeggen
    dat ik te oud ben geworden voor deze kindervriend.
     Geliefden en stervenden krijgen Lelietjes-van-dalen uit haar tuin.
     Mijn broer zijn haar is zwart ,het lijkt of hij er kaviaar in smeert.
     Op het land kruipt de prei verder,overal zijn kamers, deuren, en trappen
    in de kelder eclectische meubelarij die gonst van het stof.
    Er blijken verhalen te zijn die mij ontgingen,
    die de ronde doen in huis zonder mijn weten,
    dat verteld het oude klokje me dat er nog staat.


     
    Op de terugweg staat de trein lang te piekeren zonder stroom,
    een stel friemelt vloekend aan elkaar
    iemand verhandelt brillen
    een man kan niet verder lezen in de Koran,
    er wordt mij verzekerd dat mijn knuffel nooit platjes heeft gehad.
     
2011
  • Nr.
    Titel
    Tekst
  • 1
    6605

    Voor Lotti

    1e ronde
    Ze dacht dat ze jou ging ophalen in het universum
    zolang zover was jij nog van haar vandaan.
    De rookpluimen van de vliegtuigen kruisten door de lucht
    gaven hemelsgrote kussen op hun vlucht
    om te vertellen van jou aankomst.
    Iedere avond danste de straat van de schaapjeswolken.
    Ze was plotseling ook mooi van binnen.


    Daar ben je dan, hele kleine man:
    je eet grassprietjes,
    er plakken bloemzaadjes in je nek,
    een schroef geef je een kus,
    je haalt oranje ijsjes van de muur,
    trakteert op chocola van de lantaarnpaal,
    zelf ben je meestal een tijger.

    Je zegt, zo klein als je bent,
    "we gaan met de auto naar Thailand"
    en iedereen denkt mee over die heel gevaarlijke tocht van ons.
    Je zegt "wij kijken niet, wij kijken heel ver"
    het lakenveldkalf zie je niet springen,
    in het circus kijk je achterom.

    Je verloren wimpers zijn veel kleine wensjes waard,
    maar vooral dat we gelukkig mogen blijven.
    Het leven is namelijk plichtig geworden
    nu jij er bent denk ik
    dat je verplicht bent aan het leven
    om gelukkig te zijn.