Roze ballonnen, haar lievelingskleur
Dit lievelingskind van de stad
lekker warm ingestopt, vier voet
diep bij de buurman in de tuin
De middagzon kan er net niet bij
We branden een kaars
wat zeg ik, duizenden kaarsen
omdat ze opendeed voor
die lieve meneer, die zachte
ogen. Kun je me even helpen
met het opblazen van de ballonnen
We doen er nog wat bloemen bij
en een kaartje omdat ze het haar
uit haar gezicht streek, even knikte
en zich afvroeg hoeveel het er zouden zijn
terwijl ze de sleutels pakte en gedachteloos
haar zwart-witte vest dichtknoopte
Is het al even geleden dat je hier was?
Dat ik je tanden uit je mond wipte met een flessenopener
het witte schort als een lijkwade tot aan je kin
Wanneer was dat toch
dat jij mijn tandarts was
en mijn tanden trok
Ik ben niet bang uitgevallen
Ik laat winden in m’n regenpak
Maar dat instrumentarium
Alleen mijn kiezen liet je zitten
Ik wil je horen knarsetanden, zei je
Ik wil je elke nacht
horen knarsetanden
Ja het is al even geleden dat je hier binnenkwam
Je begint te stinken naast ‘t aanrecht
Je armen als versteende vleugels naar opzij
En je blik zo op oneindig
dat ik gewoon niet boos kan worden
om je rondslingerende tanden
die ik steeds maar tegenkom
als zand
na een dag aan zee