Top 100 2019

  • Nr.
    Titel
    Auteur
    Tekst
  • 1
    6834

    *

    Emma van Hooff
    in ieder van ons zit een tunnel van boven naar beneden en wanneer we iets van boven naar
    beneden willen hebben lijken we op jagende vossen die hun prooi besluipen en als de vos
    verliefd is verliest hij zijn staart en een vos zonder staart is als een mens zonder grote teen
    en wanneer we totaal uit evenwicht zijn kan niemand precies voorspellen welke kant we op
    vallen en dit mijn liefje deze truc van het vallen heeft niets meer met pech te maken of met de
    juiste timing zoals een harde lach op een spannend moment om het spannende moment iets
    draaglijker te maken een harde lach als een rechte lijn door ons lichaam en als iets door ons
    lichaam trekt laat het sporen achter denk aan een boot op een rivier het geluid van een
    pruttelende motor als een lied waarop het allemaal begint
     
    het begint hier aan het water dat verfrissing belooft een transformatie en als iets transformeert
    wordt het vaak een betere versie van wat het was dus hebben we dorst je mond hijgerig wijd
    als de verkeerde opening van een tunnel waar ik naartoe getrokken wordt door je klakkende
    tong zoals een agressieve vos zijn vrouwtje lokt met klakkende tong en als ik bij de aanblik
    van jouw water drinkende mond denk aan een agressieve vos wordt er in mijn hoofd een
    slechte afloop voorspeld en het heeft alles te maken met je gespitste oren opgewonden van het
    vlees dat voor je valt en als vlees begint te vallen doffe klappen en doffe klappen vormen een
    geluid dat niemand prettig vindt en zodra er geluid klinkt dat als niet prettig wordt ervaren
    begint er vaak iemand te lachen zo schel dat het een alarm kan zijn een harde lach als een
    rechte lijn zelfs als een motor staat te pruttelen en er nog geen sporen van vernieling zijn
    zet ik het op een lopen
  • 2
    6618

    *

    Liene Schipper
    Is het makkelijk om te zeggen dat mijn haar ruikt naar een kerk in Parijs?
    Toen er vogels waren en je klein was en alles echt voelde?
    Is het makkelijk om te zeggen dat je die geur nooit meer geroken hebt,
    behalve dan als je je neus in mijn haar begraaft?
     
    Ik zeg: 'Het is dure shampoo van de lush,
    als het goed is ruikt het naar havermout.'
     
    Jij zegt: 'Nee het is die kerk in Parijs.'
     
    Mijn haar ruikt dus nog steeds naar de veren van de vogels die rond een kerk in Parijs cirkelden.
    Naar de mensen die op het plein om je heen stonden.
    Naar de stad die uit gekleurde vierkantjes was opgebouwd.
    Er stond een roze tandenborstel op je wastafel die ik mocht gebruiken.
     
    Nu ligt er een andere oranje tandenborstel naast een andere jij in het kastje boven de gootsteen.
     
    Jij begraaft je neus in mijn haar en zegt: 'Je ruikt lekker.'
     
    Ik zeg: 'Ik was mijn haar al een tijd met alleen met water.'
    Jij zegt: 'Dan ben jij het, dan is jouw geur.'
     
    Ik vraag me af of je niet gewoon Parijs ruikt.
        Het is vast gewoon die kerk in Parijs.
  • 3
    6525

    *

    Ann Slabbinck
    We liepen samen naar het open veld die dag
    De regen reeg de hemel als spelden aan elkaar
    In de verte klaarde het land zijn wolken
     
    Het was niet de lente die te vroeg op onze lippen lag
    - Er werd niets gezegd die dag -
     
    Het was kijken met de handen open
    Het was reiken met de voeten in het gras
    in het glas
    van knoppen die spatten als
    uitgelaten vlinders in al te krappe cirkels in het water
     
    En daar lag het voor ons
    - uitgestrekt in al zijn plooien -
    Het voelde als oningenomen tijd
    Tijd om te staren
    Tijd om in het schilderij te stappen
    en er te blijven
    tot valavond
     
    en we besloten stilzwijgend het moment te delen
    waarop oranjerode ganzen laagscherend het meer zijn trillingen zouden geven
     
     
  • 4
    882

    *

    Maria Ros
    Gisteren was ik zangeres die iedereen tot tranen roerde
    niet vanwege mijn droeve stem maar door de woorden zei
    de manager. Hij zette de lyricks onder zijn naam
    op instagram.
     
    Eergisteren was ik actrice, aankondigingen overal in de stad.
    De wijdverspreidde foto waarin ik kopje onder werd
    geduwd in de w.c. deed het het best volgens de
    impressario dus weigerde hij die scène te schrappen.
     
    Ik nam de bloemen van een verse groeve
    verdeelde ze over vergeten kindergraven.
    De koster gaf me zo ‘n draai om de oren dat
    de eikenschors bloedde.
     
    Vogels vlogen door mijn slaapkamerraam
    pikten op mijn hoofd.
    Nu blijf je luizenvrij
    glimlachte mijn moeder.
     
    Het liefst klom ik in bomen. Tot een bovenste tak brak. Op de suistocht
    omlaag priemden duizend staken in mijn rug, de aarde was koppiger.
    Het lukte me niet om te ademen, daarna alleen
    met messteken.
     
    Toen ik morgen achttien werd keek de mooiste
    jongen uit de klas me wel aan en weigerde ik zijn
    uitnodiging voor het feest. Ik koos voor de
    chineesogende danser.
     
    De welvaart kwam, veranderde kasseien in asfalt. Ik kauwde
    op een stukje teer. Tanks rolden over de dampende weg.
    Eindelijk konden we de schunnige dingen horen
    die de soldaten ons toeriepen.
     
    Op de akkers achter ons huis stampten machines
    betonnen palen in de grond
    koren veranderde in
    heiland.
     
    Mijn vader redde me laatst uit zee terwijl hij niet kon zwemmen. ‘Maar
    door elke dag te wandelen kun je het ook op water,’ zei hij. Zo raakte
    ik verliefd op golvend gras en noemde ik mijn vader God
    nondeknetter.
  • 5
    5827

    100% Arabica

    Stella Maris
    de telefoon rinkelt
    de koffieautomaat piept
    nerveuze geluiden die tegen elkaar opboksen

    mijn mechanische hand
    mijn plichtbewuste afwijking
    geeft het geluid een stem

    of het niet kan dat men zich heeft vergist
    of het niet kan dat het staal is verwisseld
    en wat er nu moet gebeuren

    ik ben geen dokter, zeg ik
    ik ben een technicus opgeleid om zaadcellen te tellen
    ik doe dit op vraag van een voorschrift

    ik word getest op hardheid
    zoek een code om af te ronden
    vind geen tweede taal

    ik haak in
    vul de voorraad koffiebonen aan
    kies voor bitter

    het is een goede dag geweest
    slechts één groot verdriet
    het vele andere is maakbaar
  • 6
    4676

    2e deel van Pavane pour une infante défunte #10/17

    Pavane pour une infante défunte, deel 2  :
    HAECKELDROOM (pre-nataal)

    onder golven stampt diesel-
    dram van scheepspomptweetakt-
    motoren doorheen de verre diepe 
    koren van halfverdronken blauwe 
    walviskalvermóederhormonenzang

    onophoudelik maandenlang

    weeft plankton sterrenwaaiers 
    waartussen schimmeren en al-
    toos schrijnen haar frele roos-
    bordelen vleesgordijnen

    schipschaduw schuift
    waar zon lauw licht liet
    wenen tussen de koude tenen
    van ijsberg en fjord. Krill
    zinkt traag stervend naar
    een dieper slik waar zacht
    dubbelgevouwen trillend
    ik tussen acht kieuwspleten 
    stik

    Hier bonkte bruisend ooit 
    mijn hamerhaaienhart tot
    barentszzee laaiend bij vloed
    haar weeë water met sluiers
    bloed doorheen mijn kleine
    closet joeg

    Geen lik van kil
    noordpoolmidzómerzuider-
    licht krijgt nog mijn lege 
    ogenoren uit

    onze droom
    open gedicht
  • 7
    7343

    Aan de losse spijker die geen gewicht kan dragen

    Sophie Zwertbroek
    de kat vreet aan mijn tenen nadat ik
    me onttrokken heb aan alles waar ik het niet mee eens ben
    mezelf; zoals het studentenrijm zegt dat één bier
    geen bier is, besta ik alleen in de perceptie van de ander
    één sophie vindt niets wat ertoe doet, behalve de noodzaak
    om nuttig te zijn
     
    compulsief verslind ik al het nieuws dat te vinden is, mijn zelfaangewezen taak is
    gehoor zijn, de gedachte vermijdend dat ik in al mijn individualiteit
    er nauwelijks naar kan handelen – zou ik me beter voelen als het goed
    gaat met wereld?
     
    ik ben geen extremist, enkel ongelukkig en ontevreden
    geen anti-kapitalist maar simpelweg geen kapitalist
    ik wil mijn koffie voor twee vijfennegentig
    vervangen door morfine: mijn leven uitbesteden in
    sedatieve toestand, bijpassend voor
     
    het mentale limbo waar ik
    me nu in bevind: niet
    levend, niet dood

    tijd en ik leven op parasitaire wijze samen, met iedere seconde
    wordt er iets van me afgenomen
    meer nog dan dat de kat van me afneemt wanneer
     
    ze met laatste trekbewegingen het
    vlees van mijn kleine teen loskrijgt, mijn
    enkel ontvelt, het bottenmerg probeert
    te onttrekken, zoals huisdieren dat doen die
    alleen gelaten zijn
  • 8
    76

    Algebra

    ‘Seksuele opvoeding is wiskunde,’
    zei juf Anneleen, en ze mat in de lucht de lengte
    van denkbeeldige piemels annex dieptes van spleetjes;
    in haar klas gingen er pas handen de hoogte in
    wanneer er met elke centimeter die werd geteld
    onze schaamte zich onder schoolbanken vermenigvuldigde
    op het bord stond daarna een lesuur lang in drukletters
    ALGEBRA te lezen:

    Aangename Liefde Groeit Enkel Bij Rechtvaardige Aantrekking

    we schreven het met trillende vingers in schriften
    met horizontale lijnen – vloeipapier
    om vlekken mee te vangen

    ‘Is echte liefde dan geen priemgetal,’ vroeg iemand
    met nog een centimeter overschot in zijn te kort geworden broek,
    ‘enkel deelbaar door één en zichzelf?’
    juf Anneleen negeerde de stelling, probeerde met Oscar
    het skelet aan de hand van Pythagoras
    het voortplantingsorgaan uit te beelden: dat van de vrouw
    met spons, de man met een stuk wit krijt
    ook al veranderde ze iedere leerling op de klascomputer
    in kleurrijke staafdiagrammen, het wiskundig potentieel groeide niet –

    wij bleven priemgetallen uit angst voor een slecht rapport
  • 9
    3137

    Alweer een sprokkelveld

    De laatste bomenresten zijn verhakseld
    Met grof geweld zijn ze daarvoor neergegaan
    Het wild staat er beteuterd noch ontdaan, er is
    een sprokkelveld, een sprokkelveld voortaan
     
    Het is wennen zonder essen, zonder dennen!
    Met de grenzen van onze leefruimte verkennen,
    is het bericht aan alle soorten doorverteld:
    “Er is een gloednieuw sprokkelveld ontstaan!”
     
    We kunnen er verpozen, er behalve samen eten,
    (resten schaduwplanten, nog enkele boleten)
    er in sport en spel onze krachten meten, we
    kunnen van de open plek een speelveld maken,
     
    We kunnen er onbelemmerd sparren, we raken
    elkaar, behalve in de verte, niet zomaar kwijt!
    We zetten lijnen uit, maken van het sprokkelveld
    een hockey-, honkbal-, korfbalveld desnoods
     
    In wat eens leeg leek, platgeslagen, doods,
    zijn wij opportunisten, buiten levensgevaar.
    (Een fluit, er wordt afgeteld, een held verblijdt)
    Elders verpulvert alweer de verhakselaar…
  • 10
    4462

    amen

    God staart naar de vierkantjes voor zich. Letters kent hij – hij schiep het woord, maar ‘QWERTYUIOP’,
    ‘ASDFGHJKL’ en ‘ZXCVBNM’ zijn geen woorden. Met zijn rechter wijsvinger drukt hij op de ’D’.
    Boven Denemarken verschijnt een wervelwind die groeit en groeit tot het luchtruim vol is.
    Het land verheft zich boven de aarde, scheurt zich los langs de grens met Duitsland, tolt hoger en hoger.
    Nu kun je de onderkant al zien. Denemarken verdwijnt in de hoogte. Dag Denemarken.
    God drukt op de ‘O’.
    Een wervelwind boven Oostenrijk. Bergtoppen sleuren dalen mee, beken verslingeren hun water.
    Omhoog. Omhoog. Omhoog.
    Al snel is Oostenrijk niet meer dan een stofje in de ijle lucht. Dag Oostenrijk.
    De ‘G’. Dag Groenland.
    De situatie baart god zorgen. Zo heeft hij het niet bedoeld. Hij is van het scheppen.
    Om verder verdwijnen te voorkomen, besluit god zijn wijsvinger weg te halen van de letters.
    Voordat hij de daad bij het woord voegt, springen de letters omhoog. Ze winden zich als natte klei rond
    gods vinger.
    Er waait een adem. De klei wordt droog en hard. God krijgt zijn vinger niet meer los.
    Hij vervloekt de letters tot in het tiende geslacht.
    De letters trekken. Eerst verdwijnt gods hand, dan zijn arm, zijn hoofd en de rest van zijn lichaam.
    Naar beneden. Naar beneden. Naar beneden.
  • 11
    7036

    Aritmomanie (teldwang)

    Sabrina van Raat
    Het unieke pixelpatroon op je eigengereide huid
    beweegt sneller dan ik wennen kan.
    Voor ik een telritme vind, vliegen je spikkels alweer op
    als een leergierig klasje spreeuwen.

     
    Ieder nieuw seizoen pak je op een dag je sproeten bij elkaar
    en verzamel je je in mijn armen
    .
    Als wiegt onze vriendschap op trage vierkwartsmaat;
    zijn je sproeten het zand dat deint op het geluid van iedere tel.
     
    Of je nog even wat langer zo stil wilt staan, durf ik je niet te vragen.
    Het leven is simpelweg guller dan ik tellen kan op zulke dagen.
  • 12
    4628

    Avondland

    Jens Meijen
    Ik vouw een graanveld eenzame nachten
    tot lakens lang genoeg
    om mijn tenen te bedekken.
    Het is zo stil dat ik kan horen hoe in je hoofd een klok tikt 
    en op je bord een vijver ligt, een glazige poel met riet aan de randen –
    kikkers kwaken op tafel, gras groeit uit het dode hout, zand verschijnt onder je nagels.
                    Een tl-buis verlicht je blinkende tanden. Een lampje in de steeg van een lang leven.
                    Je schrijft om jezelf te vergeten, zei je.

    Je graaft in de aarde die intussen de tafel bedekt, ritselt door het gras als met je vingers door mijn haren
    en probeert de kikkers te verjagen. Je zoekt naar een bewijs
    dat tijd geen vrachtschip is
                    dat containers laat vallen in het oogwit van de zee. Dat wij niet de containers zijn
                                   die op de zeebodem mogen rusten.

    Ik hoor het regenwater tussen kiezelstenen in de voortuin: je neemt de vorm aan van alles om me heen.
                    (het geheim is dat we lijven zijn
                    die elkaar proberen aan te kleden)
    Zo is mijn hoofd een blauwdruk van alles wat er niet meer is – een lange lijn van afscheid
    zonder woorden, zonder heimwee.
     
    De rotsblokken in mijn slaapkamer gebruik ik om de tel bij te houden
    hoeveel dagen al. Vroeger scheen ik met een zaklamp op de rotsen
    om hun schaduwen op de muur te werpen. Dan ging ik tussen hen in staan
    en deed alsof ze mensen waren.

    Ik vraag me af wat onze nooit geboren kinderen
    geleerd hadden, of ze koele meren zouden drinken, zouden ruiken naar een loofwoud.
    We leggen voorzichtig bosbranden aan hun tenen
    warme boeketjes om hen nooit te vergeten.

    Ik zoek je tussen de rotsen, maar je bent niet meer waar je was. Hoe langer je alleen bent, hoe beter je beseft
    dat het nooit twee keer dezelfde persoon is die je in de ogen kijkt.
     
    Wanneer ik je aanwezigheid heb afgelegd
    als een afstand, niet een jas
    dan schijnt er op mijn schouders iets:
    een lampje dat vertelt
    hoe jij zo bij mijn hartslag hoorde
    jij een tweede adem was
  • 13
    1023

    Ayumi Ishida

    René Dohmen Grohswardt
    Ze zeiden: duizenden oorlogen, duizenden fouten, duizenden lessen.

    Maar eerst een nostalgische prelude:
    ze staart afwezig uit een voor mij onzichtbaar raam . .

    Maria Callas zingt Puccini’s Madame Butterfly.

    Enkele kilometers verderop
    doorkruisen miljoenen de moerassige woestijnen.
    Dwalende vaartuigen zinken in zee,
    starende ogen, laatste gebeden.

    "
    Het kinderziekenhuis is buiten werking na gebombardeerd te zijn.
    Artsen en verplegers haasten zich om baby's uit hun couveuses te halen.
    "

    Opstijgende as, een verduisterde zon,
    huilende vlinders, stervende goudvissen.

    Ze zeiden: duizenden lessen zullen leiden tot vrede-competentie.
    Maar vrede-competentie is nooit gekomen.

    Er was eens een oosterse prins
    en die prins verliet zijn klevende paleis.
    Hij maakte een wandeling door een nabijgelegen landschap,
    klom in een boom
    en zag, hoorde en voelde alle dingen die hij nodig had,
    alle dingen hem dierbaar,
    alle dingen.

    "Ik zag laatst een eekhoorn, en die eekhoorn was altijd blij,
    van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat."


    Op een dag
    zal het gletsjerijs terug omhoog kruipen
    en kan het Himalayagebergte weer trots haar zilveren torens laten zien.


    Op een dag
    zal Ayumi Ishida zingen:
    De lichtjes van de stad zijn zo mooi.
    Yokohama, Blauw Licht Yokohama, ik ben blij met jou.
  • 14
    2433

    Balie 3b

    Weer in het ziekenhuis de trappen lijken op elkaar
    als de witte klompjes van de verpleegkundigen
    er zijn borden die niet wijzen naar waar je werkelijk heen wil
    bij balie 3b daar kan je kiezen of je je rijbewijs scant of je identiteitsbewijs
    of je paspoort ze vragen of ze je foto mogen gebruiken
     
    Vanochtend had je nog een verkeerde beweging gemaakt
    toen je de vetbollen verving en de wintertuin hield haar adem in
    tot er een grijze vogel uit je keel vloog
     
    De gangen zijn groot en wit en zonder ramen en met neutrale kunst
    skaileer in de wachtkamer er zijn overal mensen het ruikt te schoon
    en toch kleed je jezelf uit voor een foto van je botten
    er is niet op te zien dat je hier zieker bent dan thuis
  • 15
    4625

    Bandruis

    Rob Theys


    Een luidspreker ruist. Ik luister, luister aandachtig

    Een vinger drukt een pianotoets in: doffe klik

    Zeg: stoel. Met nadruk: stoel. Het klinkt als: stoel.
    De van betekenis ontkoppelde stoel stijgt op en zweeft
    de ruimte in.

    Ik zit op een stoel met uitzicht op het heelal
    en licht waarin de tuin zich verliest. Een broer schommelt
    voor eeuwig in zilverpak tussen de sterren. Vrienden
    met gesloten ogen peddelen met hun handen langs Mars
    en planetoïden. Geen radiosignalen.
    Geen synth met muziek der sferen. Bandruis

    en ochtendblues, we ontwaken en ontbijten, jij nog koffie?
    We fietsen tijdig naar het werk (altijd tijd) (tijd).

    Mijn kleren raken versleten, ik inspecteer mijn knieën, één
    twee, en pruts de stof stuk. Ik vraag aan het heelal
    of er een man woont, ik dring aan: zijn naam is Jan.
    Hier woont geen Jan.


  • 16
    3969

    Beving

    we slalomden door gebroken glazen van de ramen en zagen hoe de vloeren van de huizen er niet meer waren  
    soms hoorden we hoe erg het er trilde in de tijd die men toen stopte – en voor alle zekerheid maten we de scheuren
    waar god en ‘t land dat wij betraden zich naar buiten had gedrukt
     
    ik was ernstig verbaasd hoe de personen die ik niet meer zag voor ons uitgelopen waren
    misschien hadden ze wel gefloten en van de fruitbomen genoten – en tegelijkertijd of heel toevallig
    opzijgekeken om van het brood te kunnen snijden en te eten alsof je in een vertraging leefde
    en mocht hopen dat er wederom een dag, al was het maar een halve, achter een ontblote schouder zou ontluiken
     
    het was moeilijk te begrijpen zonder niet een beetje boos te worden en daarom boog ik over een klein glaasje
    waar men voorzichtig aan mocht lurken omdat de mensheid in cursieven had geschreven
    [en niet overdreven] wat er zou gebeuren met degenen die niet luisterden - en ik fluisterde
     
    hoe de mensheid kon veranderen en uit mijn handen vloog een vlinder met een lichtje dat heel lichtjes
    en heel licht over onze behaarde hoofden ging
  • 17
    7759

    Bos is boos

    Monica Boschman
    Schrijf deze woorden als strafregels:
    Bos is boos. Wortels, stam, tak,
    blad en kroon op het werk.
     
    Knoesten, nerven, sapstromen.
    Een specht die vooraf klopt
    net als andere holbewoners.
     
    Alleen mensen vellen
    villen, willen  
     
    een bijl, een zaag, een product.
    In tafels, deuren en parket
    zijn wij vermenigvuldigd.

    Bos is boos. Daar blijft het niet bij.
    We staan op omvallen, een leger
    van naalden loopt warm

    op bladmuziek.
  • 18
    4289

    Brief uit de Oost

    Robin Block
    Je droomde ons een toekomst voor, op flinterdun papier. De sierlijke streek van jouw machteloze hand
    op de scheurlijn tussen moeder- en vaderland. Het afschrift van je tropenjaren. Een laatste PS voordat
    je verdween: "bid eens goed, mijn kind, dat we elkaar vlug terugzien".

    Ik heb een mes nodig om jouw geheimen te openen. Om de codes van de plakrand te pellen. Soms stuit ik op
    Japanse verboden. Je vouwde een omheining om de tijd heen, verzegeld in een alfabet van verzwegen tekens.
    Een krul die eindigt met een punt, voor altijd vraag blijft. Er bestaat niet echt een taal, voor hoe mager 
    de jaren je hadden gemaakt. Geen woord voor de dag waarop je ging. Je liet alleen een datum na:
    2 dagen voor de bevrijding.

    Ik herinner de naampjes die je verzon voor ons, vond je kusjes in de kantlijn van de bladspiegel. "Lees mij",
    zeg je. "Lees mij door inkt in roodzon uitgelicht. Lees mij in de verborgen uren. Lees mij in wat ik niet verbeterde.
    Lees mij in wat wij beiden zo onherroepelijk herhalen, over jaren, generaties heen. Lees mij in wat ik vergat, in wat nooit
    aankwam, in wat jij nooit begrijpen zal, in wat achterbleef in klad". Ik kom je telkens tegen, in wat je niet schreef, 
    in wat je steeds weer doorstreept, in de stilte van een witregel, het prikkeldraad om een kamp.

    Soms moest jij buigen om niet te breken.
    Soms moet ik rechtop blijven staan, hardop mijn verzet uitspreken.

    Het schommelen tussen heden en verleden. Een schaars archief van nagelaten tederheden.
    Of simpelweg een verklaring. Voor waarom ik hier nu ben, om wat jij daar toen gedaan hebt.
    Een testament van iets, hoe de geschiedenis ons weegt misschien, op een veel te grove schaal.
    Hoe de teller steeds weer uitslaat naar de menselijke maat: 40 gram in de hand van een kleinkind.









     
     





  • 19
    7275

    Ceci n'est pas une pipe

    Dit is geen brief. Er kwam geen postbode aan te pas.
    Dit ligt al jaren in de kledingkast, onder een stapel
    truien, te wachten op een tijd die beter is.
     
    Postzegels zijn vleugels en vleugels zijn schaars
    in deze tijd. Niets komt tegenwoordig meer aan.
    Zelfs iets wat niets is kan dus bestaan.
     
    Ik weet niet wie je bent en andersom en of
    dat ooit nog gaat veranderen: ik had ooit
    een glazen bol, maar die is stuk. Ik leef
    met in mijn zakken de scherven van geluk.
     
    Dit is geen brief aan jou, van hoe je ooit
    het wachten waard, van hoe je zacht
    en mooi en lief –
     
    dit is geen brief.
  • 20
    879

    Cliënt

    Maria Ros
    Ze noemden hem een stille jongen. – Die hebben diepe gronden – zei men. Hij
    torst verwachting met zich mee, presteren op net-geen-Icarushoogte. Bij
    zweethanden denkt hij aan gesmolten was, bij koude voeten aan vernedering.

    Mislukken kan ook winnen zijn als hij het perspectief zou durven te
    verschuiven. Hij draait de scherf Berlijnse muur tussen zijn vingers. Blauw met
    zwarte boog, misschien een letteraanzet. Hij wil het vatten in een lijst of
    bewaren in een

    doosje. Maar kan bevrijding worden omrand? Is bewaren niets anders dan een
    graf? Was sijpelt tussen zijn vingers, aardkluiten ploffen op kistdeksels. Hij
    schreeuwt om veren om in te verdwijnen, ademt te snel.
     
    Misschien terugkeren naar de plek waar hij heeft leren praten? Kruipend uit
    valluikrelaties, ontward uit de vuile was die binnen dript, vindt hij een spoor
    naar toen.

    Het tuinhekje knarst, roest dwarrelt op zijn schoenen. Het gras is allang niet
    meer gemaaid, kuifmeesjes nestelen in een kier naast de voordeur. Scheve
    luiken voor de ramen. Het pad achterom is vervaagd maar nog vindbaar.

    Voor het keukenraam, in kleur van slappe thee, een gehaakte val met
    guirlandepatroon. Scheuten citroengeranium piepen erdoorheen, buigen
    ongevraagd mee. Vele herinneringen heeft hij aan het ouderhuis maar dit is
    hem ontschoten.

    Een nieuw beeld tuimelt binnen. Hoe hij vergeefs probeert zijn veter te
    strikken. Hoe papa 's haarlok voor zijn ogen schuift als hij neerhurkt en een lus
    vasthoudt. Hoe papa 's hand zijn krullen aait en mama in de deuropening hen
    toelacht.

    Is dit wat het is? Hurken naast een citroengeranium tussen haakgordijnen, niet
    duikelen naar zes spaden onder of branden aan de zon. Al dreint aldoor een
    waterval van drank en schuld, vandaag rijst de rivier en knielt de berg.
  • 21
    4641

    De Akte van Erkenning van Suriname 1975

    Zondagmorgen, op het Gouvernementsplein luisterde ik naar de zangvogels, allemaal in hun kooien strijdend om het hoogste lied.
    Ik zag hoe andere grootvaders ook trots hun twa twa, rowtie, picolet of gele bek aan het woord lieten.
    Hun verenpracht mooi in kleuren van rood, zwart, bruin, geel en wit.
    In de ogen van onze vogel zag ik beelden van dansende krijgers, wasvrouwen en spelende kinderen, alle vogels zongen in vrijheid hun eigen lied.
    Zondagmorgen, op het Gouvernementsplein luisterde ik naar de zangvogels, de een klonk onzeker, de ander vol euforie.
    In de ogen van mijn grootvader las ik hoop en dromen.
    Daar op het Plein klonk het begin van een nieuwe symfonie.

    In de straten van Old Town luisterde ik naar andere geluiden.
    Intellectuelen luidden trotse klanken van zelfbestuur en bezieling, een ander die van opstand tegen de vernieuwing.
    Ik zag broeders met grote afro's gekleed in broeken met wijde pijpen, zusters in minirokken waar zelfs ik van bloosde.
    Op de radio luisterde we naar het Moeders Uurtje en Willeke Alberti.
    In de straten van Old Town luisterde ik naar andere geluiden, alleen naar die van mezelf en Den Uyl het meest.
    Lachmon was fel tegen: 'Wacht, het gaat te snel Arron! Het land is er nog niet klaar voor.'
    Ik zag hordes landgenoten op Zanderij vertrekken, in hun ogen las ik geen hoop, maar vrees.
    Switie Sranan huilde, maar bereidde zich ook voor op 's Lands grote feest!
    In de straten van Old Town luisterde ik naar andere geluiden.
    Het Plein omgedoopt tot het Onafhankelijkheidsplein.
    In de nacht van 24 op 25 november 1975 vierden we uitbundig onze vrijheid.
    In de ogen van ons nieuw Suriname zag ik beelden van hoop en dromen, zoals vroeger, zondagmorgen in de ogen van mijn grootvader.

    Gedurende de Lange Droge Tijden snakte ik naar verkoeling. De wind waaide seizoenen lang in een andere richting.
    Na de tragiek van 1980: politieke spanningen en discussies vol verwijt, denk ik regelmatig aan hen in stilte.
    Gedurende de Lange Droge Tijden snakte ik naar verkoeling. Ik denk terug en markeer het jaar 1975, de Erkenning van de Republiek Suriname,
    een historisch feit!
    Van onze eerste president Venetiaan, ontving ik trots De Gele Ster: het symbool van onze eenheid.

    Maandag, in De Ochtenden luisterde ik naar de koolmezen, alleen hoorde ik mijn overzeese roep: Kon Hesi Baka Henck Arron en staarde
    eindeloos over de uitgestrekte Hollandse polders.
  • 22
    5997

    De American Supremacy Dream dromen

    Yannick Van Puymbroeck
    via kickstarter heeft een megalomane elon musklookalike een crowdfunding georganiseerd
    om acht mensen met een spaceshuttle naar planetoïde 3834 te sturen
    planetoïde 3834 is de saaie alias van planetoïde zappafrank
    zappafrank bevindt zich 309,1 à 455,3 miljoen kilometer van de zon
    de zon bevindt zich 149,6 miljoen kilometer van de aarde
    in astronomische lichtjaren is de gecalculeerde gemiddelde afstand van hier naar zappafrank
    fucking ver
    in de spaceshuttle zitten 8 m/m/m’en die elk meer geld bezitten
    dan de andere 7,7 miljard m/v/x’en op aarde samen
    en plots zit ik als verstekeling ook in die spaceshuttle want ja, yolo
    het werd tijd dat ik nog eens iets ondernam
    de miljardairs dromen hardop de american supremacy dream
    de kolonisatie van zappafrank
    zappafrank naar frank zappa van frank zappa & the mothers
    frank zappa & the mothers van smoke on the water van deep purple
    die frank zappa
    de frank zappa
    frank zappa
    maar dan zappafrank
    een minuscuul object in een immer uitdijend universum
    zou zappa zich ooit hebben afgevraagd wat er zich achter het heelal bevindt
    buiten de grenzen van een massa die oneindig is?
     
    en plots besef ik dat als ik bescheiden was, ik al lang verast was
    daarom ben ik hier: voor mij is niet the sky maar zappafrank the limit
     
    historisch nieuws: de raket landt op zappafrank
    breaking news: het target van de crowdfunding is niet gehaald
    de megalomane elon musklookalike heeft beslist het project te staken
    de donateurs krijgen hun geld terug, maar alleen op aarde. (altijd de kleine lettertjes lezen.)
    plots zijn de 8 miljardairs geen 8 miljardairs meer, geen 8 uitverkoren m/m/m’en meer
    louter 8 van de 108 miljard m/v/x’en die ooit hebben geleefd op aarde
    de 8 miljardairs zijn virtueel dood en ik ook, maar ach, ik ben hier nu toch
    in mijn ruimtepak van zara verlaat ik de raket en zet ik de eerste stappen op zappafrank
    neil armstrong zei op de maan: “that’s one small step for man, one giant leap for mankind”
    ik zeg op planetoïde zappafrank: “als ik sterf, is het uit nieuwsgierigheid”
    maar nu nog niet
    zolang ik in leven blijf, blijft het axioma van de onvermijdelijkheid van de dood in stand
    ik zal het nooit anders weten
    wie wel?
  • 23
    6229

    de as Brussel-Oostende

    hij blijft in de keuken maar komt weer binnen net als nieuws en glas
    hij noemt mij valdoodmooi en ik denk dat hij het meent, die waaghals
    hij noemt mij crème fraîche en heeft mij aan zijn kogellippen hangen
    hij ruikt als vallende regen – en ik weet niet wat ik moet aanvangen
     
    de stoelriem in mijn wagen is stuk en nu piept dat ding de hele tijd
    tuut-tuut-tuut, ik ben gek, want het zingt als een hyacint in de heg
    jij knielde nog in graan en houtkool en in iets dat je me had gezegd
    maar je babyface verraadt nog de korrel van jouw niet genoeg krijgen
     
    de haringman is bijzonder intelligent want bij ‘t verkopen zwijgt ie
    achter z’n kar tast ie me in de boezem en hij zal me altijd nawijzen
    hij opent ‘t damesblad in mijn ingewanden en noemt me nog een junkie
    dat toestel van je koninkrijk wil me meewarig in je afscheid wrijven
     
    jij haalt de mooiste meid eruit en maalt niet om brak of waardigheid
    jij bent de kapitein daarvan, ik ben erg onder de indruk van je tong
    het eiland Ijsland, die doorloper van je SALT-verdrag, en longensong
    je bent maar een keer jong, wat een drama, maar je hebt me gerammeid
     
    gebeukt, gestormd en me dan in de regen achtergelaten als een puzzel
    onopgelost en met de oplossing achteraan die openligt op nummer twee
    alsof je me casi verbood te schrijven als de katten, eens op de plee
    en er waren nog andere redenen voor ‘t ‘niet storen’ in jouw Brussel
     
    want jij was degenslikker – jij was daar het keizerrijk van gisteren
    jij bent de republiek van een akkoord zonder wapens – en de computer
    tikkend in een leeg scherm met een streepje in de lucht als een scan
    en ik moet herboren zien te worden in m’n bed, en jij was de wroeter
     
    we liepen aan de Michiel en Goedelekerk, en jij praatte uit de school
    je zei, ‘Byzantium kan maar een keer bedreigd worden met een pistool’
    want ik was onderbelicht, en wie denkt dat er licht is op de zeebodem
    die ziet zandkastelen en verliest zijn vrijheid, zonder geneesmethode
     
    die ziet de schipper niet en diens wijnkalebas, en het Noordzeegevecht
    je laat je toch niet zo bedotten door alles wat je ziet of wat je zegt
  • 24
    7640

    De begrafenis.

       . Ik heb 
    mijn vriend over het grijze zand gesleept alsof hij
                een moot             schrootstaal was. Hagelwolken sluieren mijn ogen, mijn huid is as geworden. Gisteren             brak een ekster de stad als brood. De maan brandde bloedvuur.
     
    Naast het lijk heb ik gelegen 
    toen ik mij moest verschuilen. 
    Het begon te ruiken als een rat.
     
                Alle        ratten moest ik verjagen 
    die zich verzamelden voor                        het feestmaal.
     
    In de ochtend sloeg ik een gat in de grond. 
    kneep een gebed uit mijn adem             legde deze samen met een kus op zijn
    voorhoofd.
     
    We zijn het lied dat duiven zingen.
    In de dageraad braken zijn herinneringen als saxofoonnoten 
    door de grauwe hemel. In het hart sluimert het heelal als een foetus
                                                                   al is de we-
                                                                              reld een kuil
                                                        vol  ingestorte
                         infrastructuur.
     
    Voordat ik wegging vertelde ik hem 
    een slaapverhaal zoals hij ooit 
    aan mij vertelde: Op een avond 
    kwamen alle        bergen en sterren             onverwachts 
    op bezoek, ze hadden vreselijke honger 
    vroegen melk en dadels.    Zij dansten 
    met elkaar als zandheuvels in de armen
    van woestijnwinden, zongen vergeten 
    liefdesliederen.
     
    We hopen dat wij op een dag 
    de hemel mogen opensnijden
    als                      de buik van een boeman 
    en al onze naasten die wij missen
    er verrast uit zullen vallen.
     
  • 25
    6957

    De broer

    dit is een nieuwe compositie. de permanente
    tegenstellingen heffen elkaar op met aan elke zijde het tegendeel
    van een ander

    waardoor niets tekort komt en alles uit de bocht
    een ander leven leert.
    het schilderij is zowel nuttig als niet maar verwar dit met jezelf en alles wat er niet in zit,
    komt vanzelf uit.

    vrouwen mochten met mannen alleen in bepaalde ateliers neuken maar ze vroegen niet om verder
    op klaar
    licht
    een dag te worden. terwijl niets gevraagd
    duwt iemand mij
    ligt omver en verdring dit met gedachtes over hoe tafelzout is ontdaan van alles behalve smaak.
    nu hoor ik klassieke muziek maar dan in een ander

    tijdschrift
    dat voor mij ligt lees ik dat het niet om de artikelen gaat, maar om het nut van een juiste smaak.

    de koffie kleurt inmiddels rood en op een schaal van 1 tot Antwerpen zijn
    twee witte strepen gelegd om zo de weg terug te vinden en oh, waar de maan zich momenteel bevind, vloog ooit mijn broer.
    hij is eindelijk zover gekomen dat iedereen kijkt
    alsof we elkaar eerder ontmoet hebben.
  • 26
    1776

    De Gedachtenkaravaan

    Allison Hackley (Y. de Vries)

    De Gedachtenkaravaan
     
     
     
    In de nacht trekt de gedachtenkaravaan weer voorbij.
    Ik wikkel het dekbed wat steviger om me heen en
    Met gesloten ogen zie ik de rij kamelen
    Steunend en zwoegend door het zand sloffen.
    De oudste voorop en de jongste achteraan.
    Verdriet weegt zwaar.
     
    Ik zou ze willen ontlasten, maar ik weet niet hoe.
    De karavaan laat zich niet stoppen.
    Ik ben niet mijn gedachten.
     
     
    Dan zie ik hoe de voorste kameel door zijn poten zakt.
    Het oudste verdriet rolt van zijn rug.
    Ik kom uit bed, help de kameel overeind en bind zijn last weer stevig vast.
    Na een bemoedigend klopje op zijn schouder kruip ik terug in bed.
    De karavaan verdwijnt in een waas van tranen.
    Ik ben niet mijn gedachten, prevel ik. Ik ben niet mijn gedachten.
     
  • 27
    1656

    De soorten

    M A van der Kroef
    Ook dood kan een mens alleen zijn
    pas gevonden op het blauwe zeil
    in een koude keuken na aanhoudend
    gemauw van een kat die honger heeft

    dan wordt een eenvoudige kist getimmerd
    een kippenvleugel aan de kat gevoerd
    een gat gegraven en een dichter gebeld

    Maar als de soorten zelf het leven laten 
    katten, dichters, kippen
    de mannen die de gaten graven

    dan blijft zelfs het blauw ongezien
    de kou niet gevoeld. Planken
    kunnen bomen blijven, niemand hakt ze om
  • 28
    1642

    De toekomst in nu

    Marcel Harting
    Albatros zonder plastic in de maag
    Vliegt over een groeiende ijskap
    Terwijl vlinder klapwiekt nabij Addis Abeba
    Nabij wat pas nog woestijn was
    Waardoor het gaat regenen bij Amazone
    Dat blust en weer groter lijkt dan gisteren.
    Een geluid verstomt
     
    Zwart goud kolkt in stilte
    Op een diepte die het niet verlaten zal
    Naast instortende kobaltmijn
    Eenzaam missende  gezelschap van
    Kinderen die het geel achter de nagels verliezen
    In de schoolbankjes muziekles volgend
    Zonder de klanken te hoeven horen
     
    Een Gele Rivier stroomt helder blauw
    Tot aan een oceaan die zakt
    Zodat koraal zichtbaar wordt dat kleurt
    “De vangst is minimaal dit jaar”
    Zegt Boyan Slat
    En verder heerst de stilte
    Als van een Hoorn des overvloeds
    Die niet langer schalt
  • 29
    4869

    Detox

    Inge Pollet
    De opvliegende paniek van een zuur hemd. Dit moet wel de
    diepste dag zijn, de donkerste. Zwarte maan. Stenen die
    grond vergallen, die suizen tijdens opstaan en vallen bij het gaan.
     
    Ik ben verstrikt geraakt in de atmosfeer van Saturnus. Een mat
     
    licht schept tijd en traan. De afgesleten kleuren resoneren
    blind in de schaal van mijn hoofd. Beter drink ik nog wat
    detox-thee, en zalf ik mijn voeten voor ik weer vertrek.
     
    Een ringend lijnenspel wordt in bevend negatief hertekend
    als ik met mijn ogen knipper. Ik probeer rechtop te
    blijven in dit machteloze vacuüm. Zweef en meet. Zweet. 
     
    Ik ben een nacht vol sterren, twee hemels breed.
  • 30
    6298

    Dodenmars

    Lars Meyer
    Het verlangen heeft geen volume. Het wordt gefluisterd.

    Er wordt een kist naar de zee gedragen.
    Een groep ratten kruipt vanaf een afstand mee.

    Er ligt iets verborgen in de regels. Ik heb er geen geduld voor.
    Het lichaam laat zich niet zien, nergens kan ik de littekens lezen.

    Totdat er niets anders is dan taal was er een idee dat zich niet langer wilde schikken naar de vorm.
    Een sluitend antwoord werkt slechts het vergeten in de hand. Wil jij zeggen wat het exact betekent?

    Er wordt waarde gehecht aan ideeën, zelfs wanneer ze ons beschadigen.
    De ratten drinken uit het zeewater. Er schuilt een delict achter alles wat definitief is.

    Ik heb mijn lichaam getraind niet meer achterom te kijken op straat.
    Ik heb mijn lichaam niet kunnen vinden in een woordenboek.
    Ik heb mijn lichaam vormgeven naar dit gedragen lichaam.

    Ik ben door mijn knieën gegaan voor zijn verlangens, gleed de rits naar beneden
    zag dat er geen woorden achter waren verstopt. Ik schrijf dit zodat ik het lichaam
    dat naar zee wordt gebracht niet vergeet.

    De ratten communiceren met elkaar in een onbegrijpelijke taal van constante beweging.

    Ik kruip door de duinen richting de kist, blijf mijn gezicht ophalen aan helmgras.
    Het is gekmakend, deze manier van constant er omheen draaien. Ik weet niet of ik
    mij hieraan kan schikken. Het is een uit nood geboren obsessie.

    Ik durf het lichaam nog niet te zien voor wat het is: talloos.

  • 31
    2789

    Doe-het-zelvers


    De wereld is alleen mooi
    als je de auto’s weggumt
    uit de straten. Hoe vaak
    zie je dat niet op een foto:
    Palmbomen, witte stranden,
    azuurblauwe zee, allemaal geretoucheerd

    ‘Er zijn bestaan geen vredesduiven meer,’ zeg jij, 'terwijl we meer dan ooit vrede nodig hebben op aarde.’

    Ik heb een mooi beest gevonden
    op het internet: helemaal wit,
    een olijftakje in zijn bek,
    maar er staat een watermerk in,
    hoe spoelen we dat eruit?

    Vroeger was er alleen leven na de dood
    als je Jezus heette of van Gogh

    Nu popt iedereen op
    uit de eeuwigheid
    als een vogelverschrikker

    We doen het allemaal zelf.
  • 32
    2721

    Dystopie, de gemeenschap

    Boven ons hangt een hard en scherp zwaard.
    We hebben de grafkuilen al gegraven en stenen monumenten opgericht.
    De feesten zijn wild, ongeremd geven we ons over aan elkaar en aan de elementen.
    Soms breken we door de waterval en rusten uit in de stilte erachter.
    Schrijvers tekenen onze historie op voordat het te laat is.
    's Avonds verlaten ze de bureaus om zich te laten gaan in de brutale wanorde.
    's Morgens lezen ze het geschrevene voor.
    Iedereen luistert tot het uitzinnige feesten weer begint.
     
    Zogenaamd zien we de schaduw niet.
    We doen alsof we vederlicht zijn.
    We doen ons voor als sneeuwvlokken en proberen het donker te ontwijken.
    Verhalen over hoe mooi de planeet was doen de ronde in de luwte der orgieën.
    De vuurzee lijkt nog ver.
    De eerste zieke vissen raken verstrikt in rietkragen.
     
    We hakken hout, we kneden deeg, maar het brood heeft zijn smaak verloren.
    Onze blik begint naar binnen te keren.
    Om angst buiten de deur te houden maken we een bootreis over de wijde delta.
    We zien gifgele kikkers en doen een spel: wie eet de meeste kikkers?
    We nemen een kijkje in de hemel hoewel we weten dat het gezichtsbedrog is.
    Het navigatiesysteem is niet te vertrouwen.
    Het amusement heeft een bittere ondertoon.
    Het eten wordt schaars en wie vis wil vangen betaalt voor een hengel een fikse prijs.
     
    Als het volle maan is komt het schip in botsing met een hoge oever.
    Daar wonen agressieve, verwilderde honden, ze springen het dek op.
    Om ze tevreden te stellen moeten we een hoofd offeren en wegwezen.
    Als we eindelijk thuis zijn zien we gloeiende stenen uit de lucht vallen.
    Op een landkaart markeren wetenschappers de inslagen.
     
    In deze laatste fase zoek ik een afgelegen plek in het gemengde woud.
    Onder de dikste boom ga ik zitten en sluit mijn ogen.
    Concentreer me eerst op de periode in de moederschoot.
    Na enige tijd bevindt mijn geest zich op een kronkelend pad in de mist.
    Ik laat me leiden door een stem die ik niet versta en toch begrijp.
    Het doel is bevrijding maar er resteert weinig tijd.
  • 33
    3500

    Een andere zorg

    Wie slim is, plant zachte berken rond het lijf en snijdt
    de stam flink open. Het sap zou water, honing zijn en wijn.
    Je haalt de vloeistof uit de boom. Kracht tap je in gebruikte
    blikjes en leid je via pijpjes naar je waterdichte hoofd.

    Dat dichte hoofd wordt zoet en licht. Het is een oerrecept,
    het geeft je vrijheid en een maandroom, een bibliotheek
    van de vele gezichten van een boom. Soms voel je je
    bestolen als je wakker wordt; de schors zit je in de weg.

    De gordel van de boom gaat niet echt dood, in dunne repen
    valt hij naar beneden. Je raapt de stukken op, bewaart ze
    in je jaszak voor als het vuur niet start, voor als het houtrot
    de leuningstoel heeft aangetast.
     

     
  • 34
    7422

    Een paar minuten te ver

    Mara Jong Kon Chin
    U heeft 16 gemiste oproepen, die
    moeten van jou zijn mama
    op weg naar mijn osteopaat zie ik je
    zitten op een bankje met
    een rode paraplu en een Whopper kaas
     
    als ik in het Okura wil dineren reageer je niet
    net als mijn minnaar, die me post coïtaal
    Noorse poëzie voorleest
     
    Weet je nog dat kiezelstrandje met die watermeloenen
    drijvend in de branding in plasticzakken
    en nergens schaduw, daar
    verloor ik mijn maagdelijkheid
     
    hij was slimmer dan de rest
    door een groter brein, een toonbeeld
    van uitbundige perfectie, ongewerveldheid
     
    de condooms die je voor me kocht
    lagen nog in ons appartement
    naast je maagzuurremmers
    en mijn extra zachte contactlenzen
     
    De maan was een paar minuten te ver
    de sterren satellieten en nutteloos schroot
  • 35
    7149

    een universeel verlangen naar verval

    Annette Akkerman
    de natuur streeft naar maximale entropie volgens de 2e wet
    van de thermodynamica, voor een leek: de natuur streeft naar verloedering
    het kost nu eenmaal de minste energie
    om het een grote bende te laten worden, waarvan akte

    zo zijn wij allen toeval, een resultaat van kansberekening
    de rangschikking van organen is zeker niet willekeurig
    de compositie is universeel op wat genderspecificiteit na
    er lijkt een plan te schuilen achter dit menselijk lichaam
    echter niet het concept van een industrieel ontwerper
    die zijn robot nooit zo zou bouwen dat hij zijn geesteskind
    half moet ontleden om een schroef te vervangen

    zijn we het werk van een genie of een gek
    een plan van doordachte zetten in een schaakspel
    of de wildgroei van een creatief brein
    dat niet genoeg had aan één vogel en één vis
    een gek met een lego-doos dat net zo lang bouwde
    tot alle gekleurde steentjes op waren

    waarom dan een menselijk brein
    dat vragen stelt, dat altijd verder zoekt tot de grens van het weten
    stuitend op het ondeelbare, breken we alles af
    tot we niet verder kunnen, op zoek naar wat niet gekend kan worden

    ten einde raad leggen velen hun lot in de handen van een god
    verschuilen zich achter een godsbeeld met het alleenrecht op de waarheid
    van heilige oorlogen en het elimineren van andersdenkenden

    maar stel dat er werkelijk een god bestaat
    is hij dan het spoor bijster wanneer hij zijn schepping bekijkt

    of leeft hij teruggetrokken, maakt een kruiswoordpuzzel, vraagt zich af
    waarom denkt iedereen zijn eigen god te mogen zijn
  • 36
    1541

    Eenentwintigen

    Abel Dossche
    Ik bevind me in een flinterdunne rioleringsbuis van krijt.

    Door een kijkgat - een vervormde cirkel - zie ik Lenù.

    Ze zegt we verstaan elkaars woorden niet,
    ik som er je twintig op en stel daarna maar één vraag.

    Band, blauw, gevangen, glaasjes,
    gok, graagzien, invloed, klappen,
    ongeval, rood, schimmel, schuld,
    snijden, steken, stof, straling,
    zat, zeeziek, zorgen, zwart.

    Als je een woord dat past in de opsomming kan toevoegen,
    aanvaard ik jouw aanbod.

    Ik hield haar al lang in de gaten,
    roep meteen oplettend 'prik' en maak 
    de opening tussen ons opgelucht groter.

    Je kan niet tegen prik,

    niet in vloeistof,
    niet uit de natuur
    en niet van de mens.

    Ze straalt.
  • 37
    1427

    Familiereünie

    wat valt daar eigenlijk te ontdekken behalve
       onvruchtbare grond en doelloosheid ? waar
    de leegte gespleten hoeven beslaat, het

    ouderlijk huis nauwelijks iets aan zichzelf
       kan beloven, het weke vlies van onmacht
    wazig door het familiealbum staart?

    deze slavernij - vergeef mij het woord-
       lijkt nog zo jong, zo onbezonnen te sporen,
    en ik vraag me af hoeveel meer vroeger nog zou 

    binden, als jij niet bang zou zijn door negentien  
       paar ogen te worden bekeken. en ik weet wat

    jij zou zeggen: alleen een filantroop slaat
       een praatje met de wapens die hij ontmantelt.
  • 38
    2351

    geboorteregisters

    een hand is een noodgedwongen aanraking
    twee handen zijn vrijwillig
    nooit knijp ik hard genoeg

    ik keek naar mijn vader
    en zijn geoliede paraaf, denkend:
    dit is hoe je bestaat
    de tijd heeft de lijnen vacuüm gezogen

    hij zei: er wordt alleen over 
    slechte mensen geschreven
    misschien moet ik mijn messen slijpen

    met mijn vingers verstop ik de zon
    in de verte ziet niemand een schaduw
    en mijn hoofd neemt de vorm van een wervel aan:
    net genoeg om iets vast te houden
    net genoeg om door te gaan
  • 39
    4859

    Geen lied

    Geen lied
     
    Dit is geen lied over een man die de staart
    van de komeet nawijst, de leegte vult met
    bellenblaas. Dit is geen lied over een vrouw
    met hoge jukbeenderen en een zere mond,
    geen lied over de moeizame verstandhouding
    tussen het harde en zachte woord, geen lied
    dat uitmondt in getier en gevloek en rake,
    rake klappen. Nee, dit is geen lied, beslist

    geen lied over de pseudo-apostel, die de goe-
    gemeente bedot, geen schmierend lied, geen
    rolls royce onder de volkszangers en bovendien
    geen lied waar je subiet inhaakt en meehost.
    Dit lied klinkt nooit als een merel, maar vinkt
    als een wordsworthvogel dode artiesten af.
    Dit is geen lied, nee nooit niet een lied.
    Het is een krokodillentraan, een huilie

    huilie en druipt van vrome gezichten. Dit is
    geen
    lied dat verliefd is op een ander lied, het
    bed
    deelt, vrede op aarde bazelt. Het gaat liever
    van bil met de haat en scheurt het lied totaal
    in flarden. Dit lied is een vogel op de rode

    lijst, die nog één keer het voorjaar kleurt,
    de noten uit z'n tenen haalt. Dit lied is blauw
    anijs en viert onwijs de geboorte van dit lied.
  • 40
    6443

    Gezellig 

    In dit verdichte land slapen wij in rijen 
    naast elkaar, met muren van hard 
    geperst karton als tweede huid.

    Alleen achter het scherm schreeuwen wij 
    het eigen gelijk de kabel in. Tegenspraak 
    vindt geprogrammeerd zijn weg naar spam

    of kleuren we onze emoties bij, badend 
    in het licht van een schermfaçade, 
    hengelend naar smiley’s. Snel en graag.

    Een buur als muurgenoot. Langs de andere kant
    nuttig bij kleine zaken. Bij benadering volstaat 
    formeel even zwaaien voor we de deur sluiten.

    Alleen ’s nachts zijn onze dromen groot 
    genoeg om elkaar te raken.
  • 41
    4875

    Giacometti

    Nanny Luijsterburg
    en profil is elk beeld mijn broer Diego
    al werd ik blind, mijn handen dromen zijn gezicht
    de knik in zijn neus, zijn kin een hoekig bot
    boven de slappe mond te goedmoedige ogen
    voor de wereld die ik loslaat op zijn gezicht

    en face schrapen mijn vingers als noordenwind
    het vlees van zijn wangen
    zijn vel strak over de smalle schedel
    tot aan de ziel, transparante kleine vlam
    niet uit te doven

    soms kan ik er nauwelijks naar kijken
    ik rook en blaas grijze sluiers voor die blik
    van elke man op straat en in mijn atelier
    alsmaar marcherende mannen met langgerekte lijven
    offerkaarsen waarvan de was steeds sneller smelt
    tot hompen aan hun voeten
    ankers in de aarde

    ik kneed en laat hen rechtop lopen
    zoekend naar iets dat oplicht in de ooghoek
    verdwijnt in welke richting we ook gaan
    of ik klei toevoeg of weghaal
    de beelden lijken niet, maar wij zijn het
    levensangst en levenskracht
    Diego en ik
  • 42
    1426

    Grenadine

    Hugo Oversteyns
    In een granaatgedicht komt het er natuurlijk op aan om niet met
    je blik tegen de pin te stoten – te laat dus, sufferd!
    Las je er toch niet overheen dan heb je uitgerekend twintig
     
    tergend wegtikkende tellen
    om er een granaatappelgedicht van te maken
    door de kleur van die vrucht op te roepen, dat overdreven
    zonsondergangrood
     
    dat mensen vroeger in een glas voor je aanlengden
    zonder enig maatrecept, gewoon tot je riep
    Stop!
    Grenadine: de enige tint
    die mij even kan doen vergeten
     
    regelrecht tulpenrood: tegenwoordig de kleur
    van het veld
    dat nog onbegroeid was die keer dat wij erin
    waren gedropt en dat ofwel vol bloembollen ofwel vol

    mijnen zat. Na een etmaal van dorst
    roerloos wachten op wie van ons tweeën als eerste
    een been zou riskeren, stormde een zwerfhond plots heelhuids

    de vlakte over, waardoor we veilig naar huis konden, dadeloos,
    onbeslist. Ik heb het het beest nooit vergeven. Jij nam het mee,
    geeft het elke zonsondergang

    leverworst.
  • 43
    531

    Handen en voeten

    Ik had je op een nacht handen en voeten
    gegeven 
    om te zien wat me wakker hield

    Ik had je neergevlijd op bed,
    was naast je gaan liggen en had gezegd
    dat er niets dodelijker was dan jij,

    niets minder aangenaam

    Je had geen woord losgelaten
    en ik had je door elkaar geschud,
    geschreeuwd dat er niets dodelijker was dan jij,
    niets minder aangenaam
    toen omgorde ik je met een onneembare muur

    Ik werd wakker
    de muur stond er nog,
    een tikkeltje dwaas in het licht van de ochtend
    maar nog even onneembaar

    Jij was weg
    een briefje in de keuken met je welgemeende
    excuses voor je niet-aflatende zwijgen

    De buren belden over geluidsoverlast.
  • 44
    2113

    Het donker houdt niet op


    Met eelt op mijn tenen loop ik door het dorp te keuvelen voor zieken
    Ik sla een donker huis over, keer terug en vind geen postbus voor een afzender
    Achter deuren zijn verhalen opgediend op serveerbladen voor koffie
    Ellende verbindt, met iedereen behalve de stenen
    Die liggen over je middenrif tussen je wil en je dank
    De pronkkamers vertonen nog televisieschermen die zich een soap verbeelden
    Vanavond slecht nieuws, een sleutel hangt in een deur
    Ellende verbindt, niet met iedereen. Navelstrengen zijn overal doorgeknipt
    Keien zwerven op straat
    Een man laat zijn hond uit tegen het kapotte hek dat bevroren hangt in afwezigheid van licht
    Mijn voeten kennen de kuilen van de straat en sjokken eromheen
    Mijn tong blijft in de mond raspen tegen mijn gehemelte waaraan het op een ochtend vastplakte
    Mijn hand niet langer verdord draagt het geld voor zieken van de ene deur naar de ander
    We passeren elkaar en groeten de kilte weg
  • 45
    7665

    Het maakt niet uit

    Anna de Bruyckere
    Verdwijnen lijkt nog een mogelijkheid, maar is het niet meer?
    Dan bevind je je onder een hemel. En eenmaal geboren vindt weinig behalve water
    zomaar zijn weg. ‘Wees dus als water.’ De eerste les. Want water verdwijnt
    dan wel niet, niet echt, maar het stroomt ergens naartoe of verdampt,
    verwaait en slaat elders neer. Zo kom je tenminste ergens.
     
    En de vormen van de dingen lopen uiteen
    maar in de kern is zoveel hetzelfde, zoals je al snel leert
    dat de deur naar mama’s werkkamer de poort naar een fort,
    dat je drang om de kat te aaien dezelfde is als van een behaarde pink achter het randje van je hemd en
    dat winters waarin alles lijkt te verdwijnen iets weghebben van een vrieskist,
       vrieskisten waarin alles lijkt te verdwijnen iets van een hart,
       het teerste van harten iets van een handje diepgevroren voorgebakken friet
       in een boterhamzakje dat vergeten raakte onder een laag ijs,
          aangegroeid omdat je de deur te vaak open en dicht hebt gedaan.
     
    En je deed zolang zo je best, maar nu
    blijkt in de kern nog steeds zoveel hetzelfde. Tot op het bot, ook wat geen botten heeft.
    Wat een medicijnman doet, wat een minnaar en wat een rivier, bijvoorbeeld:
    water doen stromen, oevers raken, riemen lossen.
     
    Ja, een medicijnman, een minnaar en een rivier
    doen elk iets anders maar wat ze doen heeft zoveel gemeen met elkaar.
    Ik wacht op hen allemaal, wil alles wat ze kunnen van ze leren: verschil zien, als het er is,
    tussen een slak die het niet lukt onder zijn huis vandaan te kruipen
       en mijn benen die nog nooit aan hun kruis zijn ontsnapt. (Ook een thuis
       moet je aanvaarden of je komt er nooit, raakt er nooit ingebed.)
    Tussen twijfelachtig gemurmel en de belofte van een wak
       ergens boven mijn hoofd. (Net als gelul vindt water altijd zijn weg en blijft dan weg,
       tenzij het bevriest, dan sluit het je in en zelfs doodgaan is geen verdwijnen.)
    Tussen de gaatjes in het leer en de poriën van mijn handen. (Dienen uiteindelijk
       om iets in te snoeren, nuttig in geval je weet wat, en waar de gesp is gebleven, hoe hij werkt.)
     
    Soms zie ik zo weinig verschil tussen de dingen.
    Maar iemand moet weten wat bij wat hoort, waar gelijkenis begint, waar ze stopt.
    Iemand moet weten wat het allemaal betekent—een medicijnman, een minnaar, een rivier—
    of ik los in alle dingen op. En hij moet me nog eens vertellen
     
    dat het niet uitmaakt, dat toch niks me redden noch kapot krijgen kan
    onder luchten de kleur van zee, vlees en gips. Dat alles een mop.
  • 46
    4619

    het regende veel die tijd

    De geur van je jas, iets van kaneel en limoen, ik weet het niet,
    een verdwaalde haar op je mouw, je sleutelbos op de tafel,
    je schoenen daaronder, de stoel half scheef.
    Het regende die dag, zo van die vette druppels vol weemoed.
    Je deed je schoenen aan en ging.
    Zacht galmden nog je stappen, behendig een plas ontwijkend,
    een straat vol tranen, alleen jij zag het niet.
     
    Dagen later zag ik je lopen, aan de overkant van de straat,
    alsof je daar schuilde, en je onderwijl los trok van onze kant.
    Onze kant, die vanaf nu nooit meer hetzelfde zal zijn,
    die mij verraden heeft, die weet dat
    dromen niet anders zijn dan verstomde angsten.
     
    Ik dacht dat al wie dromen heeft, fier en oprecht een bondgenoot,
    een gelijkgestemde, in het bos zou zijn, wiens nachtelijke
    klanken over mij zou waken. Er is mij niets gezegd.
    En hoe vaak je mij ook beloofde, dat de weg geen kruisen kent,
    geen toortsen van geloof, en alleen maar voert
    naar nieuwe huizen, dorpen, steden en nabije landen,
    zie ik toch slechts de kiezels op de weg, het ongeluk,
    een gebroken wiel, de ster in de ruit, het opgebroken pad.
     
    Elke stap die je zet, vergroot de afstand tussen toen en nu,
    tussen jou en mij, tussen nu en ooit. Haast achteloos,
    schier oppermachtig, veeg je de druppels van je jas,
    en vergeet je het verbond, vergeet je om op te kijken.

    En waar ik ook ben, ik neem je mee, trek de kraag omhoog
    en schud het hoofd, stop mijn handen in mijn zak:
    ik voel de kruimels, een sleutel, jouw briefje met het gestolen woord. 
    Ik ruik de regen die komen gaat:
    het regende veel die tijd.
  • 47
    5311

    het verkeerde perkje

    Het was volle maan, hij had gekeken naar die bol van licht, er
    was een geur van voorbije zomer, bladeren op
     
    het wegdek, spinnen in de bomen, geen mens op straat. Voor
    hem zat een haas naar hetzelfde te kijken, oren
     
    tegen elkaar gevleid, en dacht even diepe dingen. Hij minderde
    vaart, er was niets mis met zijn ogen, zei hij
     
    tegen zichzelf, het beest draaide zich om en verwisselende het
    natuurverschijnsel voor zijn
     
    rechterkoplamp. Hij bleef staren en hupte toen op het licht af.
    Beiden voelden een bons, een lichte trilling.
     
    Het was alsof de haas op schoot lag en zijn laatste warmte aan
    hem gaf, het bloed over zijn dijen liep, zijn
     
    vingers over de zachte vacht maar hij stopte niet. Hij reed zelfs
    weer sneller zodat het licht voorgoed over het beest viel.
  • 48
    7035

    Hetty

    Hanjo de Kuiper
    Dat late middaglicht, zo zacht.
     
    Plokkende tennisballen, kinderkabaal,
    een bries over zijn rug; hij wacht
    huiverend op een teken, in de taal
    die hij alleen met haar kon spreken.
     
    Later op een kale rots aan ’t strand,
    ziet en hoort hij voor zich golven breken.
    Ver tuurt hij, alleen aan deze rand,
    en kijkt hoe de zon de zee verbrandt.
     
    Maar zij, zij is hier niet.
     
    Zijn voeten voelen koele korrels in het zand.
    Van veraf klinkt Cubaans muziekgeschetter.
    Een meisje staart omhoog, een vlieger trekt haar hand.
    Zijn teen schrijft haar naam in waterige letters.
     
    Die laatste dag staat in haar krant
    de sudoku met dun potlood ingevuld, nog niet compleet,
    wat cijfers weggegumd; hij herkent haar hand,
    en ziet haar peinzen in peignoir gekleed;
    terwijl ze tussendoor haar ontbijt opeet.
    Potlood klaar, op de oplossing gebrand.
     
    De oplossing werd voor haar genomen.
     
    Die bries, het gebruis, de einder, die puzzel: zij is daar niet.
    Wel in de herinnering, als hij voor zich ziet
    hoe zij stil, aandachtig en intens daarvan geniet.
     
     
     
  • 49
    3826

    Hoekhuis in een samenleving

    Nell 'Svara' Creemers
    Niet alleen ik geniet van de eerste lentedag.
    Neem nou die jongens, nog onbewust en vol vuur
    verbouwen ze rododendrons tot zomerse hutten.
     
    De nieuwe buurvrouw leegt haar longen
    veelvuldig over de schutting. Zelfs buurman
    met een ritmisch stuitende basketbal wordt
    uitgelaten in zijn bakstenen tuin.
     
    Maar ook: in de speeltuin, lachende kinderen,
    dreinende kinderen. Ongeduldige luide commando’s
    genegeerd door viervoeters in alle maten, het keft,
    het blaft en het tettert aan de rand van de zandbak.
    De zolen en veters van sneakers zijn nog wit.

    De piloot in zijn vliegtuig voor plezier boft met
    die wolkeloze hemel. Een vader rent zich achter
    zijn kind buiten adem. Moeder schreeuwt
    de longen uit haar lijf dat hij moet afremmen.
     
    Jongeren zojuist uit hun kater opgestaan trekken
    voorbij met sterke verhalen en bastonen, even
    gestoord door een crossmotor, voorwiel omhoog
    met een lange neus van ‘ik wel’. Ook dé ideale
    zondag voor auto’s met afstandsbediening en
    hormonen in de bloei van stoere levens. 
     
    In de verte klinkt een verlate bladblazer,
    een ambulance op weg naar ellende waarna
    de zware rochel van een Harley Davidson
    de ether overneemt, verdwijnt en weer verschijnt.
     
    Een mooie dag hier op een stek zonder inkijk
    in een land zonder oorlog met alle bomen nog in knop,
    de eerste vlinder, gakkende ganzen, flirtende eenden, 
    vogels, zwevende meeuwen, krijsend. Mijn winterlijf 
    hunkert tot in mijn bodem en trilt me mee de lente in.
  • 50
    136

    Ieder zijn hemel

    Ze liepen, elk onder hun eigen hemel – hoog,
    bleek, roerloos – en groeiden steeds kleiner,
    hun passen werden trager, hun ogen klapten
     
    dicht. Een godvergeten vlakte en niemand
    om te oordelen, niemand die durfde
    te lachen. Ze liepen het duinpad af
     
    tot aan de zee en dan de hele weg             
    terug. Hun hemels namen ze weer mee
    naar hun kamers en zalen, hun kapel.

     
                                Vandaag kom ik op bezoek maar ze zijn er
                                niet meer. Er zijn alleen overschotten
                                achtergebleven: miljoenen huidschilfers,
                                iets zachts onder de plankenvloer,
                                een raar soort licht.                  
     
     
                                                            Er is een weiland met een muur
                                                            eromheen. Een gedenkplaat
                                                            verraadt wanneer en wie, niet hoe.
                                                            Uit de oude bakstenen verrijst
                                                            een kubus van verweerde paniek.
     
                                                            Hier zijn nooit zerken geweest,
                                                            alleen een stilte die al jaren jankt
                                                            van verdoemenis, een kilte die kolkt
                                                            van ontbinding, aarde gebreid uit
                                                            in de knoop geraakte botten.
     
                                Ik krijg geen voet meer voor de andere,
                                ze grijpen naar mijn heupen. Een vage
                                bries stijgt op uit de diepte, dartelt
                                tussen huid en kleren,  tilt ieder haartje op,
                                schaamt langs mijn lippen, verdwijnt.
  • 51
    1219

    Ingreep

    Patrizia Vespa
    ze smeren bleek rood
    op mijn rechterarm, steken de ader

    en schuiven wit lamplicht boven mijn hoofd
    het zoemt machines in de kamer en blauwe lappen steriel
    waarachter lichamen zich buigen over mijn lichaam

    ik had kunnen wegkijken

    het vocht laten opdrogen
    de deur terug in het slot
    een ander in mijn plaats en toch ben ik hier
    het is de tijd van het jaar dat bijen wild en meedogenloos zijn
    ik lig en ik lig, mijn hoeken recht uit het lood
    nectar stroomt uit mijn halfopen mond, ik grom gestrekt
    richting lamplicht en iedereen die me bewieroken wil
  • 52
    2915

    Inslapen

    Rik Dereeper
    Tel je schapen? Je veinst hun wol te breien voor je dikke buik;
    zes babytruitjes waren ooit op komst. Elk wiegeliedje liet ons
    dromen als een roos. We bloeiden open, tsjilpten om je brood.

    Lentes later zag je pyjamannen hun ontbijt ontgroeien, zag je
    spiegels gniffelen in meisjeskamers. Stoere goeiemorgens
    klonken met de jaren dieper, giechels met de maanden hoger,

    hoger dan geblaat. Je telt geen schapen maar de namen: samen
    zijn we jouw gedroomde kroost. Het aantal klopt, zoals je hart
    voor deze zes, zoals de som van zoons en dochters rond je bed.
  • 53
    7649

    Khepri, de ochtendzon

    Jared Meijer
    Een heilige pillenkever rolt de zon als een mestbal uit het spoor
    van twee paardenmeisjes op het fietspad. Langs de ringweg
     
    heeft een man zichzelf opgehangen, hij wordt naar ons toe gebracht
    via kennissen die nog in het dorp wonen en om ophef en ontzetting
     
    komen vragen. Ze klemmen hun telefoons vast
    alsof ze elk moment foto’s doorgestuurd kunnen krijgen. 
     
    De meisjes hebben net het verschil tussen loof- en naaldbomen
    geleerd, laten hun paarden over de streepjes van het fietspad
     
    zigzaggen; de bandjes van hun caps, het zingende ijzer
    van hun paarden; ze raken met hun hoeven het ritme
    van een rouwtrom.
     
    Achter hen rolt de kever een zon zo groot als het lichaam
    van de man en hijst zichzelf de lucht in.
  • 54
    4640

    KRETA HOUDT NIET VAN KINDEREN

    Koffers zijn net personages. Met álle spullen eruit,
    pas ik er zeker weten in. ‘Wist je dat kakkerlakken een week
    kunnen overleven zonder hoofd,’ zegt zij die mijn moeder is,
    ‘en jij hebt je hoofd nog’.

    Limonade glijdt langs mijn dij. Ik denk: alles kun je aanmaken,
    ook gevoelens.
    Op het aanrecht ligt het bonnetje van de boodschappen voor
    een hele week: €89,80. Zoveel ben ik haar waard.

    Zeestranden en gespierde Griekse Goden hebben mij uitverkoren,
    de dagen op me te nemen en een heilig licht
    bespeelt mij. Plaklollies liggen klaar. ‘Hou wel je
    koppie erbij, mop.’ Samen voor de koelkast tel ik mijn angsten.
    Kreta houdt zich stevig vast aan de magneet. 28°C. Zonnig, helder
    en zacht klinkt haar stem, als in een kathedraal: ‘Je mag
    alle dagen pizza.’

    De avond moet moe zijn,
    het donker is er al. Er zijn nachtregels: 
    in dit huis ben je stil, trek je je in je huid terug, tot een onzichtbaar
    binnenin
     
    en misschien komt dan Klaas Vaak met zijn droomzand,
    dat lijkt op het zand van Kreta.
    Of komt het Konijn uit Wonderland.
    Of anders Meneer Krekel,
    maar dan moet je eerst een houten pop worden,
    of misschien is het wel beter je hoofd te verliezen,
    zoals een kakkerlak,
    want dan komen moeders sneller terug. –  
     
    ‘Kop op, mop,
     
    wens me een fijne vakantie!’ Koffers worden opgetild, en ik
    druk mijn Tesla met de stukgereden wielen tegen me aan,
    die verlangt ook niets.
     
    Als ik door het raam kijk verlaten zelfs de vogels ons huis.
  • 55
    2461

    Laaglied

    Peter Nagel
    je ogen zijn echoputten en je tanden kantelen
    je smaakt zo zoet dat ik amper proef waar je begint te bederven
    ik word dronken van je zweet
     
    ik leg je als een zegel, een zegel over jezelf
    ik neem je met me mee door veraste straten, langs ons verzongen huis
    de balken zijn bloeiende zwavelbomen, de bladeren je gezicht
     
    's nachts spoel je aan op de stranden van m'n lichaam
    tussen lege oesterschelpen en vermolmd hout
    je haar danst in de branding
    en je lippen lijken te bewegen
     
    ik wou dat je m'n zus was, en dat we samen verdwaald raakten
    in een tuin die eindeloos voor onze voeten uit bleef groeien
    tot mijn haar net zo lang was als dat van jou
    en we alleen nog elkaars stem konden horen
  • 56
    7152

    Laatste herinnering

    Jan Willem Dammer
    Op de dag dat ik nooit meer vijftig werd
    was de ochtend in volle verwachting 
    kroop een sliert mist mijn neus binnen
    wekte mijn longen met de eerste rochel

    mijn fietsband ontweek een dode duif
    ik wachtte op een afspraak 
    en doodde de tijd met een herinnering

    de smaak van zout op jouw dijbeen
    het sissende zeewater rondom 
    de drogerende zon 
    het bloedmotief op alle lakens

    Er wordt gebeld
    de treinvertraging verlengt mijn leven met een uur
    een collega brengt roerloze koffie.

    Ik zie je weer in een schotel zonder kop
    een boek dat openvalt op bladzijde vijfentwintig
    de vier van flessen wijn om de sterren te tellen
    de lijst van verse pasta, melk en vergeet vooral de olijven niet

    terwijl het briefje gisteren nog in mijn hand paste
    nam je mijn laatste woorden onder je arm 
    loop je steeds verder weg, raakt de tijd buiten adem.
  • 57
    1085

    Lokaas

    Puck Füsers
    ik ben de vis die mijn vader me leerde fileren
    mes over de graat, laat het hoofd eraan 
    ik voel het uitdunnen al in mijn ruggengraat
     
    zie de vingers van opa leer worden
    fluister altijd een blijf kloppen naar zijn hart,
    naar het onderhuids pulseren
     
    toen ik met mijn zevende besloot
    genoeg geleefd te hebben, een 
    ik wil dood in mijn moeders schoot
     
    neerlegde als beroofde vis klaar
    om geconsumeerd te worden. ook
    dat blijft in de lucht hangen, een angst
     
    voor dood in de koelcel waar één keer
    kreeften lagen, ik ze aaide hun klauwen
    aan elkaar gebonden, wist dat zij
     
    in ieder geval mochten sterven. ook
    in zekerheid is rust te vinden al is dat
    acceptatie van gemis. het kloppen 
     
    van hun harten hoefde tenminste
    niet aangemoedigd te worden, hun 
    rotting nog niet begonnen. soms

    schiet de gedachte terug voorbij als
    vis die plots met open mond komt
    bovendrijven, fileermes in de aanslag.
  • 58
    7024

    Louter maak je dingen

    'Mijn vis gaat de goede kant op' zeg je, terwijl achter het autoraam de
    wereld gewoon lijkt en je voegt toe: 'wat uit mijn handen komt is zo naïef'
           Er was een afslag en we misten die
     
    Later vertel je: 'ik vind het telkens spannend om aan iets nieuws te
    beginnen'

           Je zit in een omgebouwde schaapskooi met uitzicht over
           pas geploegde grond, je bent de afdruk, een spoor
           van de wereld om je heen, je bent geen kunstenaar zeg je,
           
           louter maak je dingen.
     
    'Het is de binnenste uitgeklede versie van een vogel
           het is - een representant van vrijheid
    die enkel in dode vorm kan bestaan'
     
           Dit schreef je tussen zinnen over aardbeien in de
           moestuin, de tak van een linde die op het voorhuis dreigde 
           te vallen en een onverklaarbare aanwezigheid van mieren.
               (Je vroeg je af waar ze naartoe gingen, niet
               waar ze vandaan kwamen)
     
           je stapt in een vliegtuig - 'Het is een magistrale landing met
           de oceaan die zich op de buiken van
           wolken spiegelt, roze forellen omdat zonlicht
    zich ertussen heeft gelegd'
     
    Het was de kleine regentijd, zag ik toen ik het nazocht
    Je doet veel, maar ontsnapt niet van het denken
     
    'Aan het eind van de Kupillaweg, het heeft hier geen nummer,
    tsjirpen cicaden met het geluid van een kapotte TL-buis. Het besef dat
    alles ‘alles’ kan zijn speelt een rol, losse vormen die een samenhang
    vormen: ik kan het moeilijk uitleggen – er is een flinterdunne balans.'

           In Nederland stormde het - in de rij bij de Albert Heijn las ik je bericht:
     
    'Ik zit nu in Saribo, hier komen twee zeeën bij elkaar,
    dat maakt een vreemde branding.
    Er is een extra richel in zee  
           Waar de golven omhoog spatten.'
  • 59
    3378

    Meerkleurig is duurder en de burger betaalt

    Babeth Fonchie Fotchind
    Hok A8.014 is ingericht met fujitsu’s, onbreekbare blokkerglazen met koffieaanslag versierd
    en een muurgedicht dat zich afvraagt waar de tijd heen gaat. Sinds mijn eerste werkdag
    probeer ik vergaderruimtes te tellen, maar er komt steeds een vergadering
    bij. Mijn blik is gericht op vrouwenbenen die lijken
    op smetvrije papiervellen wachtend in printerlade drie totdat iemand 
    vanaf de PC op afdrukken klikt. De voornaamste eis voor functies is integriteit.
    Meerkleurig is duurder daarom heeft zwart de voorkeur voor de minderheid.

    Rechtsonder schreeuwt outlook: ‘meld u nu aan voor de workshop diversiteit’. Vanaf
    flexplekken struikelen blikken goedbedoeld over elkaar, steken elkaar aan en zetten 
    mijn muisarm in brand, onomkeerbaar gebogen ruggengraat in brand. Ieders ogen
    worden hier computerblauw. Een collega vraagt of ik
    mijn verhaal maar vooral het gezicht wil delen op de website. Naast de uitslag van 
    melanineproductie krijg ik punten als de toeschouwer het verlangen voor het wrijven van 
    de mijne tegen andermans borsten uit de foto afleidt. Multicolor is goedkoper 
    als je kiest voor de pakketprijs.

    Ik scoor met mijn trifecta laag, laag op de gemarginaliseerdenladder en ben daarom het
    aantrekkelijkst voor mijn baas. Naast vergaderzalen tellen, nota’s opstellen (zij schrijven
    zichzelf niet), het drogen van uitgedroogde Arabicabonen en gewoon zijn – iets waar de ander
    vanzelfsprekender ruimte voor heeft – staat op mijn to-do-list: ervaringsdeskundigheid
    delen in het kader van inclusiviteit.

    Elke verdieping is hetzelfde maar op de achtste vult empathie het ontmoetingsplein:
    hier werken juristen die volgens de regels geregeld samenkomen. Een senior
    wil mij beter leren kennen. Het voorste stuk van mijn tong spreekt: ik heb gezocht naar
    de wettelijke taak voor ouders om onvoorwaardelijk van mij te houden, maar 
    deze was onvindbaar. Tijdens mijn functioneringsgesprek geeft mijn leidinggevende mij 
    terug dat ik niet voldoe aan het ideaal. Ik heb dit eerder gehoord, maar
    verloor toen een moeder in plaats van baan.
  • 60
    6667

    Mensen willen begrijpen

    ik kijk hoe je roert 
    de lepel krabt te snel, nerveus 
    over te weinig bodem
    je bent geen groot gebaar, ik weet het wel

    en maakt mijn mond een vuist
    dan kopen we samen tijd in de vorm van boeken en keukenmachines
    gaat alles goed en kopen we meer

    een scène, een gedachte die je typeert
    niet zo vaag dat we de lijnen niet meer zien
    dat schiet het doel voorbij
    maar vaag genoeg dat je ze kan verkopen
    als een tweedehands fiets die eigenlijk gestolen is
    maar waarvan niemand doet alsof ze dat weet

    mensen willen begrijpen, hebben zin
    proberen adem te eten
    in dikke wolken gerookt tot glas 
    waar we mee snijden
    zoals 
    we dat beleefd hebben geleerd te doen

    jij kijkt hoe ik de scampi pel
    de staarten stapel op een vel keukenpapier, het witte vlees in twee bijt 
    hoe de saus aan mijn vingers kleeft

    je maakt het deel van mijn verhaal
    ademt het in
  • 61
    2569

    Mijn broer is dood en wacht op mij

    Aart G. Broek
    Mijn broer is dood en wacht op mij,
    al veertig jaar. Hij weet geduld op te brengen,
    terwijl ik blijf wroeten. Tweeëntwintig is geen leeftijd
    om zorgeloos de dood te verkiezen. Of toch wel?
     
    De moeder van onze vader boog zich over de open kist,
    schudde het godvrezende hoofd en snerpte:
    ‘Wat spijtig nou dat jij niet in de hemel komt.’
    Mijn broer wist beter.
     
    Wanneer ik aan die grootmoe denk, zie ik haar
    de trap af vallen, vervloekt ze krijsend mijn broer
    en breekt haar nek. Geschaard droom ik haar
    op de betegelde gangvloer. Ze lekt bloed uit haar mond,
    kijkt nog even glazig uit haar ogen - zielloos
    als de kralen in de verschrompelde kop van het vosje
    dat halverwege de trap bleef haken – en verdwaalt.
     
    Vlijmscherpe bijlen, zagen en scharen velden ‘t paradijs.
    Verdwenen de avontuurlijke doolhoven met fruitbomen
    aan de rand van ons dorp. We waren kinderen en wisten
    jaren niet beter dan dat de bescherming van de gaarden
    er altijd was geweest en zou blijven, voor hazen, fazanten,
    steenuilen én voor ons. Verworden tot schraal grasland,
    waarboven alleen nog gierzwaluwen zweven.
     
    De appelboom
    met die tak op borsthoogte
    waaraan mijn broer het touw knoopte,
    was als al de andere wachters van onze jeugd
    gesneuveld.
     
    Mijn broer is dood, al veertig jaar. In het graf
    waarin hij ligt, is er plaats voor twee. 'Hij wacht op mij,'
    tikt het in mijn hoofd, ‘tot ik het opgeef.’ Ik ben sterk
    of dom of eigenwijs of laf of bang en blijf
    wroeten – nog een jaar of vijftien, zo stellen statistieken.
    Mijn broer weet beter, al sinds zijn tweeëntwintigste,
    en geeft me geduldig alle tijd.
  • 62
    6613

    Nagerecht

    Paul van Leeuwenkamp
    Met de clichés van vork en mes
    ontleed ik mij tot overzichtelijk
    gerecht: in brokken uitgestald op
    het stenen bord, de witte leegte
    die vlees te eten biedt, heb ik
    mijzelf geïsoleerd tot hoofdgerecht.
     
    Maar de soep werd te vlug gegeten
    en in de duisternis van smaak
    zetten wij onze tanden in wat eerder
    leek en kauwden wij traag de jaren
    die ons tot ons hadden gemaakt.
     
    Wij spraken slechts in grote blaren.
     
    En natuurlijk verloor het nagerecht
    De vorm. Wij grepen naar meer
    alcohol, verhulden ijzig onze polen.
  • 63
    6522

    neerslag

    Femke Zwiep
    ik zeg: ‘ik ben verliefd op mijn handen wassen
    ik vind dat alle poëzie verliefd moet zijn op een handeling,
    zodat je kan zien dat ze zelf stilstaat, de poëzie, ja,
    de poëzie bedoel ik,’ je staart door het raam van de trein uit Breda                         
                                                   ‘vind je me raar?’ ‘nee’  
                                                                           verontwaardigd: ‘hoezo niet?’
                                                              
    ik kraak mijn ingezeepte knokkels, dan voel je het het hardst
    zakkenrollers reizen ook, ik vind dat er best een wolk
    in de hal van Antwerpen Centraal zou kunnen passen
     
    er zit regen in mijn schoenen
    jij moet er iets aan doen
     
    dus we huren een fucking airbnb
    die uitkijkt op een fucking kathedraal
    en raken elkaar de hele nacht niet aan
     
    op een netwerkborrel van een Vlaams literair tijdschrijft
    hang je aan de lippen          van jonge mannen
    die ondefinieerbare relaties hebben met betere dichters,
    vrouwen, iemand zegt dat iemand
    mijn naam heeft opgeschreven                  we blijven langer dan gepland
     
    in de straat langs het spoor houdt ik mijn koffer vast,
    hij hobbelt over de klinkers, ik zit achterop,
    bij de abortuskliniek vertel ik hoe ik in mijn fantasie
    demonstranten toeschreeuw dat ik zwanger ben van satan
     
    ons eigen huis kijkt uit op een plantsoen
    als ik ’s nachts begin met schrijven
    vind je dat het lijkt op razernij
    god, give me frank ocean’s voice
     
    als ik het voorlees, de volgende dag, geloof je me pas
    of als iemand anders het in andere woorden het herhaalt
  • 64
    4425

    Niet Meer

    Ik had mee kunnen werken, daadkracht volgens protocol kunnen instuderen.
    Mezelf zou ik aan intelligente analyse onderwerpen, even vivisectie plegen
    pootjes vastgebonden op een plank, met pincet de losse onderdelen duiden
    identiteitsproblemen, matige emotie regulatie, theatrale trekken. Een casus
    ontsproten aan beslisbomen en het wonder der classificatie stapt geruisloos
    door licht dat op wasgoed valt, voelt geen verlangen op de tast naar sporen
    te zoeken, het droomt niet over hoe moedige vissen je uit het wrak bevrijdden
    en soms laten leegte en wanhoop zich effectief verjagen met nieuwe schoenen.



    Ik dacht aan ruisend riet, hoorde de waterkant zag iemand
    aan mijn tafel zitten, minzaam de brief lezen die ik je schreef
    de verveling onder de vraag, wanneer het nou eens over was
    drijvend als drab op water ijzige sliblaag onderin, er klonken
    verschillende diagnoses, genoeg om een lijk mee in te vriezen. 



    Dood neemt gezichten af, behoedzaam tussen twee handen
    op een ochtend keek ik recht in mijn dromerige poppenkop
    ze liet mijn huid los in de nacht dat je verdween, plastic
    holte vol behendig behaagziek zaagsel haar serene glimlach
    rood in wit bestoven oppervlak, waar je alles in kunt lezen.



    Niet langer. De zee ruimde je lichaam en jij bent hier
    deze plek vol geluiden van toen we nog zwommen
    zo het water in sprongen, als dat geesten zijn
    mij dat een zottin maakt luisterend naar een oud hart
    ontwakende stemmen, dan is dat zo.
     
  • 65
    3788

    Onthoud dat

     

    Onthoud dat:
     
    Het niet gaat regenen als je een paraplu meeneemt
    het pluisje van je jas op de grond, 24 nullen aan quarks bevat
    je je sleutels net nog had
    als de zon dooft je dat pas 8,21 minuten later ziet
    je dikke sokken aan moet doen bij herdenkingen en begrafenissen omdat
    sterfkou van onderaf omhoog trekt
    de Q en de A op een Frans toetsenbord ergens anders staan
    het bericht een uur na middernacht van betekenis veranderd als het ochtend is
    als een andere aarde in een ver sterrenstelsel naar ons kijkt ze nog holbewoners
    of dinosaurussen zien
     
    De acte van berusting met een andere pen wordt getekend dan de huwelijksacte
    je in slaap valt als je de krant gaat lezen in bed
    we zijn ontstaan omdat het ’s nachts donker is
    bomen ook kraken wanneer ze vallen als er niemand bij is
    je niet elke stilte hoeft in te vullen
    in bad de beste ideeën ontstaan  
    de laatste pont op maandag eerder vertrekt dan op vrijdag
    de oerknal de stopwatch aanzette
    het kattenvoer altijd op is als de winkels dicht zijn
    kinderen opvoeden vooral bestaat uit eten geven
     
    We niet zien wat meer dan 14 miljard jaar van ons afstaat
    de gloed van een orgasme niet afzwakt met je leeftijd
    uitdijen steeds meer ruimte maakt
    Kalasjnikov liever een grasmaaier had uitgevonden
    alles van ons wegvliegt op een regelmatige manier
    je delen van je karakter uitvergroot die het beste uitkomen
    die roze sokken in je zomerslaapzak op zolder liggen
    als je in een rechte lijn van Amsterdam naar Arnhem rijdt je halverwege
    25 meter onder de grond zit
    je ook zonder drop kan rijden maar je dan wel de hele weg aan drop denkt.
     
  • 66
    6622

    Onverzettelijke traagheid

    Ik keek naar mijn overbuur, de Berg. Ik voelde dat hij op me neerkeek.
    Boven hem een middelvinger vermomd als wolk. De Berg liet me
    verstaan dat de jaren van verstand niet bestaan als je alleen opkijkt
    naar je eigen bergwand. Dat bedoelde hij uiteraard metaforisch.
    Wie anders dan de Berg heeft het recht om te grossieren in beeldspraak.
    Hij vertelde me ook dat je gerust naar de hemel mag reiken maar dat
    anderen altijd hoger zullen grijpen. Er bestaat immers een limiet op
    grenzen verleggen. Dat is wat zijn bovenste bomenrij mij wilde zeggen.
    Maar wat De Berg vooral in mijn hoofd wilde prenten, is dat je kan groeien
    door stil te staan. Ik keek naar mijn overbuur, de Berg, en besloot wat langer
    te blijven staan. Omdat hij zo vriendelijk was zijn onverzettelijke traagheid
    met mij te delen. Ook al ben ik maar een zucht in zijn ondoorgrondelijke leven.
     
    Ik keek naar mijn overbuur, de Berg. Hij lachte zijn flanken bloot.
  • 67
    1205

    Oogst

    Hugo Oversteyns
    Sst, op de plantage van het wat-er-ook-gebeuren-mag
    wordt tijdens het zaaien niet gepraat. Niet over
     
    misschien alles wegpikkende kraaien ooit, niet over
    droogte als was heel de aardkluit slechts één korrel in
    de ooghoek van een slaapapneuë
     
    god. Soms spieden wij de lucht af naar een sproeitoestel dat tegen
    alles alles behoedt, maar enkel een reclamevliegtuigje snort over
     
    met een spandoek waar ik niet naar durf te kijken, bang dat je er
    voor een prikje ‘Onvoorwaardelijkheid’
    op liet zetten. Adverteren hoog daarboven: alleen
     
    voor het wereldwijde telefoonboek met slechts landbouwers
    dat ik voor je maak, zodat je hen bij wanhoop één voor één
     
    kan opbellen, naar hun leeftijd vragen, horen hoe ook zij één getal
    zeggen, niet ‘Ik ben drieëntwintig rampzalige oogstjaren en vierendertig
     
    goede.’ Zelfs een boer uit Fukushima telt zich gewoon volledig
    bij elkaar.
  • 68
    6186

    Ooit geleerd

    Ooit geleerd
     
    1

    Jezus leest de kruisigingsscène
    uit zijn bestseller.
     
    Hij is een serieus type, met genoeg kracht
    in de vingers. Uit het paradijs getuimeld,
     
    allicht. Zijn discipelen zijn 10
    huisvrouwen van 50 plus.
     
    Judas wil ook iets zeggen:
    'Scheppen is helse pijn durven lijden.'
     
    Leg dat maar eens uit aan die wezens, die tenminste
     
    20 keer in de lakens grepen,
    20 keer kreunden,
     
    20 andere wezens op aarde wierpen en
    met
    toeschietreflexen en poezelige
    woordjes
    de taal verrieden.

    2
    Alvorens de vragenronde begint, de doopceel
    gelicht en spijkers
    in handen gedreven,
    nog het laatste
    gedicht, waarin hij

    een therapeutische
    stilte laat vallen, zijn discipelen
    één voor één doorvorst.
    Dit heeft hij ooit geleerd
    van een bekende, blinde dichter en jawel,

    het werpt zijn vruchten af: 
    1 discipel
    rijst overeind en beent weg, terwijl de rest
    amechtig wacht tot het laatste woord uitklinkt,

    een zucht van verlichting volgt.
  • 69
    3951

    Op bezoek

    Marjolijn van de Gender
    Als hij naar de wc moet gaat hij
    altijd bij de dame van nummer zevenenveertig en
    krijgt hij een krakeling uit een pak dat houdbaar was
    tot vier maart tweeduizendzestien.

    Hij geeft haar alleen blauwe brieven
    dan lacht ze alsof het vliegtickets zijn
    naar de Griekse eilanden waar de zee
    de kousen van haar enkels trekt.

    Haar zonnebril bedekt de rimpels, een detective
    in haar handen, een alcoholvrije cocktail met twee rietjes
    in de houder, op het strand is niemand
    echt alleen.
     
    Ze proeft tzatziki omdat yoghurt in het Engels ook zo heet
    alleen een letter minder, twee of drie minuten langer
    wachten met opstaan zodat de ober kan vragen
    of ze morgen terugkomt.
  • 70
    1764

    op kousenvoeten

    ik had een opa zonder tenen.
    het hoorde bij ouder worden zoals haren verliezen.
    wandelen ging moeizaam, maar dansen niet.
    voor opa waren alle schoenen pointes
    om pirouettes mee te draaien.

    ooit had hij klompen waar hij niet mee danste,
    maar in de mijnen werkte.
    klompen, een houweel, een helm, een lamp.
    op bedevaart naar Lourdes turfde hij tralies in de lamp,
    alsof hij het licht gevangen wilde nemen.

    later droeg ik zijn pak voor carnaval,
    verkleedde ik me in een verleden
    dat heel wat stof deed opwaaien
    en de ogen van oma deden huilen.

    oma was suikerziek en opgeblazen.
    iedere dag moest ze haar lichaam lek prikken.
    ze liep ook leeg als ze haar adem uitblies
    en hem als een losgeslagen ballon de kamer rond stuurde.

    bij de kapper bewaarde ik haar witte krullen,
    maakte ik er wolken mee, een oma van waterdruppels.
    als ze regende, ving ik haar op in mijn handen.
    ze was een vijver die door mijn vingers glipte.

    soms lagen opa en oma op bed als kakkerlakken,
    met hun ledematen in de lucht.
    zijn hompen en haar voeten spartelden
    en haar tenen leken op cocktailworstjes.

    ze hielden van de zee en de meeuwen,
    van de walvissen die aanspoelden
    maar door niemand gezien werden.
    op blote voeten liet opa afdrukken achter
    die in twee richtingen konden wandelen.
    ze hielden schelpen aan hun oren
    en hoorden er hun hartslag in.
  • 71
    427

    opa’s schuur

    Pieter Sierdsma
    de schuur van mijn opa was oud en vol gewichtloos
    eeuwig zijn dansend stof schreef in het zonlicht
    trage berichten beschuttend uitdagend
    je kon zo ver gaan als je maar wist waar je was
    onbeweegbaar stond de werkbank op de lemen voer
    soepel en lankmoedig liep de steel
    van de bankschroef in zijn vereelte hand
    die de gang afkapte en opnieuw vloeiend
    opnieuw aan het lopen bracht
    het doffe raam vertelde wat je weten wilde
    van de schemering
    de geur van honing doezelig slaperig in het halfduister
    opstaande honingraten ijzer en hout lagen aan elkaar
    vertrouwd op een vaste plaats
    de weezoete beproeving niet op meer plaatsen te hoeven zijn
    getrotseerd door de lange duur van uren
    spijkers rustten naar hun vorm gestrekt in zachte kartonnen dozen
    zonder iets op te moeten geven
    ook de drempel in het midden laag uitgesleten
    liet de deur met tegenzin van de kleine klink open
    vegen naar het gebutste straatje met klinkers en gras
    waar de pompzwengel schuin in een voor
    altijd gevonden ruststand lag.
  • 72
    4886

    Opdringerig

    Joop Alleblas
    Mijn vrouw wordt steeds leuker
    Ze dementeerde al in 1998
    Nu 20 jaar verder is het leven nog steeds dragelijk
    We lachen wat af
     
    Elke keer zegt ze dat ze me niet kent
    Dan ga ik mijn best doen om haar te plezieren
    Met wisselend succes
    stel ik mij voor, vraag of ze met me uit wil
     
    Na een gezellige avond breng ik haar weer thuis
    neem afscheid bij de voordeur
    loop naar de achterdeur
    treedt zachtjes binnen, stel mij voor
     
    Dan vraag ik hoe haar avond was
    Ze vond het geweldig
    al was die heer wel wat opdringerig
  • 73
    1492

    potvis

    Hans Depelchin
    weet dit
    ik benijd het naakte meisje dat zich nergens voor schaamt
    ze danst en ik kan haar gezicht niet zien
    op een strand waar trekken niet herkenbaar en het watergiet tot zand drek is
     
    de ochtend heeft geen zon, wel een huis, zijn karkas
    ze snijdt hem in zeven gelijke stukken
    met wippende borstjes om het lijk zegt ze 'kom'
    we gaan zitten in het middenrif als een triomfboog over ons hoofd
    het doet er niet toe of het stinkt
     
    ze fluistert dingen in mijn oor die ik niet geloof
    tijdens het vrijen maken we een tafel, een bed, een keukentje
    onder het gewelf, maar steeds sneller rot het vlees
    en danst zij niet meer, wikkelt zich in weefsel
     
    weet dit
    het ligt aan de wind, het zand schuurt vernis van ons af
    ik wijs naar een litteken op mijn wijsvinger in de vorm van een sleutelgat
     
    als ze gaat slapen knijp ik voor de lol haar keel dicht
    nooit zo hard dat haar oogbollen uit hun kassen,
    maar hard genoeg om te kijken
    in de slikken, naar onszelf
     
    weet dit: wij doen het omdat het moet en maar zelden met tegenzin
    zitten zij en ik kreukherstellend plots in hemd en ondergoed
    naar het huilen van de vaatwas te luisteren, hoe dat blinkt achteraf
    dingen van glas wenst zij ons, zichtbaar te zijn
    niet te ontkomen
    ze duwt een droge worst tussen haar lippen alsof ze er iets mee bedoelt
     
    ik denk nog vaak aan de potvis en zak door het bed, of ver daaronder
    waar een trein rijdt, in rondjes door de regen, nooit tot stilstand
    en in de ochtend krimpt het besef tot een speldenkop
     
    weet dit
    ik denk dat we nodig zijn voor het patroon, niet bij het stikken
    kijk, zegt ze, als kind sneed ik de ogen uit mijn poppen
    en dan leggen we een hand op haar buik
  • 74
    2152

    Richtlijnen voor de koolstofdioxide-uitstoot tot 2030

    Alexander van der Weide
    In 2030 ben ik tweeënveertig en jij dood.
    Veel vliegen leven niet meer, wegens hun verhoogde hartslag,
    hun cholesterol, de 130 km/u autoramen –
    maar ook door de insecticide op het zwellende
    fruit, de giftige luchtstrata die boven onze hoofden
    kruisen.

    Misschien ligt er wel een laag stof over
    de zeventiende-eeuwse binnenstad, liggen we begraven
    in de keuken.

    Ik zit met de ongekende temperatuur van 25 graden
    op 13 oktober 2018 in een openbare tuin
    te schrijven. Een hond vindt eindeloze ernst
    in een balspel met zijn baasje. Zijn gewrichtsspieren
    knijpen samen in reactieve, korte sprintjes.
    Is de hond zinvol?

    Ik maak belletjes speeksel en proef de warme, muffe smaak.
    Ik tuit speeksel over mijn lippen en slik het in,
    speeksel vol plastic microdeeltjes en dichters
    en ten dode opgeschreven koplampherten.
    Ik slik alles door, alle hoefjes en olievaten en de bevroren vliegtuigen
    die kortstondige littekens kerven in de schemerende lucht.

    En de schaduw van de lindeboom strekt zich uit
    omhult me met zijn adem en alle torren
    die onder het gras oorlog voeren, ook hen omhult ze
    en eist ze op en laat ze weer los. Het gras kijkt
    me aan met vele ogen. Er waait een stuk piepschuim
    onder dorre bladeren.

    Ik zit in een najaarstuin, de wind trilt
    zachtjes in de grassprieten, er zijn goddank nog vogels
    met hun dagboekfragmenten.

    Het is een voorrecht een snijpunt te zijn
    tussen hopeloosheid en een perzikroze avond.
  • 75
    72

    Rip

    het was als inhaleren tijdens een hagelbui
    een orgasme doorheen woestijnlandschap
    het leek op het gebrekkige fladderen van een wilgenhaantje
    waarbij zwarte stippen van je huid liepen

    we zwaaiden ruggelings naar de hemel voor ons
    om een pact te sluiten bleven we stil staren:
    wereldsterren in wolken zoekend

    je meende 'Chris Brown', maar ik zag eerder 'Britney'
    dat je het niet zo bedoeld had wist ik,
    maar ditmaal klonk het anders
    alsof de wind die over het water blies de passie
    van de tangoavonden op vrijdag oversteeg

    je hield je vast aan mijn verbazing
    toen je de woorden uitsprak moet je
    het spaghettimonster in de lucht ook gezien hebben
    het droeg dezelfde schoenen als je vader op zijn sterfbed

    die nacht voelde als thuiskomen
    in de bokaal waarvan jij de allerlaatste goudvis
    had ingeslikt
  • 76
    6224

    rotten

    ernie bossmann
    in week gezet tot je buigzaam ja bevestigend
    knikt, nee schudt waar niet wordt gevraagd
     
    naar je nummer
    opgefrommeld jaszakorigami 
     
    op stoelen te dicht bij elkaar
    in dag uitgerekt
     
    wachten op uitslag reacties resultaten, op Godot, de barbaren
    wachten tot kou uit lucht, broekrok weer in de mode
     
    tot je uitgehard, ingekakt, te neergeslagen
    mag aansluiten in de rij
    met scheef oog op snelste tijdschema
     
    zien hoe hazen voorbij
    zoeven hun roze voeten, hun scherpe hoeken in oogwenk
    slaan ze haken in je hoofd, breken records
     
                                         hé                                                        
    laat je gangmaken
    je kunt altijd nog met je e-sigaret naar het bonsaicafé
     
    één been opzij, tweede erbij                                                         
    hop even op, kom los
    van de rij                                                                            
     
    reactiveer ingegroeide stappenteller
    accelereer van nul tot koppensneller
    hazen hebben mager vlees
  • 77
    3065

    Schildwachtklierstappenplan

    Marianne Geboers
    Zoek iets grilligs in de kern van een borst
             markeer iets grilligs in een borst als het begin
    spuit radioactieve klikstof bij het begin in de kern van een borst
                                        wacht twee uur
     
    het moet gaan stromen
    het moet door lymfebanen stromen
    het moet eindigen in zwarte vlekken op gammafoto’s
                                       
    trek vlekken over met een watervaste stift
             teken met een zwarte watervaste stift op okselhuid
                      op kaalgeschoren deodorantvrije okselhuid
    vorm is niet belangrijk, positie wel
     
    geef de okselhuid door aan groene pakken
    geef het stappenplan door aan groene pakken
             aan groene pakken met messen, haken, inkt en geigerteller
     
    zoek opnieuw
             het begin in de kern van een borst
    kleur het begin blauw
                      blauw stroomt naar knopen in de oksel
                      blauw kruist met watervaste vlekken
     
    plaats de geigerteller, de probe, de gamma-sonde, de stralingsmeter
                                         of hoe u dat ding ook noemt
    in de oksel
    tel de blauwe schildwachtknopen in de oksel
             meet de uitslaande getallen van hete blauwe knopen
                       snij een glimlach rond blauwe knopen
    trek met wondhaken de glimlach open
             herken de knopen als uitgelopen stempels in vlees
    snij de uitgelopen stempels uit de glimlach in de oksel
    snij de hete blauwe stempels uit de oksel
     
    verwijder ook het ongekleurd vermoeden
     
    rijg daarna de glimlach dicht
             controleer de rijgsteken op lekken
    leg in de hoek van de lach een platte knoop
  • 78
    504

    Soap op het Hogeland

    Bert Struyvé
    Ze ontluchten de kieren
    ze ontkruiden de voegen in de tegeltuin
    Stanley en Staaldraad
    tegels 30 bij 30 bevingsbestendig.
     
    Ze weten best
    dat een gedachte in een dergelijke tuin
    sowieso niet tot enige wasdom komt
    een gasbel is tenslotte geen luchtbel
    alhoewel Stanley daarover zijn twijfels heeft.
     
    Het huis is niet gechipt
    bij weglopen of blijvend verlies rest slechts
    een A4’tje aan de boom die er nooit is geweest.
     
    Staaldraad kijkt en ziet de ambtenaar
    en denkt: mijn hoofd past niet in zo’n omhulsel
    als men een kater stuurt die de grenzen markeert.
     
     
  • 79
    1849

    Stevige schoenen

    Stil maar , slaap maar, stap maar door
    alles is nieuw en voor het laatst
     
    Geef mij een vers wit hemd,
    een degelijk pak, een zwarte hoed
    en stevige schoenen om zelf in te staan
    dan kan ik de dag weer aan
     
    als ik nog eens wakker word
    wakker word en werken ga
    wakker blijven tot het werkt
    werken aan de droomverwekker
     
    Mannen met ferme baarden stappen
    door de voren die betovergrootvaderen
    al ploegden zaaiden oogsten egden.
    Daar blijft de tijd
     
    en lente steekt elk jaar de hoop weer
    op leven uit een dood van gister, morgen.
    Stampende laarzen bovengronds.
    Nog even geduld en het moet lukken
     
    werkelijk alles kapot te krijgen.
    Stil maar, schep maar, zand erover
    de massagraven zo dichtbij
    de aarde waar ik uit ben geboren
     
    wereld onder akkers waar we speelden
    waar we kogels en konijnenschedels vonden.
  • 80
    6989

    Stoel

    Ik leg mijn vinger in een nerf op mijn huid, voel dat ik 
    verword tot lijnen op de knoestige buik van een walvis 
    die grof als dynamiet de oppervlakte breekt en 
    zucht voor ze zich de schittering in werpt, opgeslokt in 
    kolkend grijs. Hoe ik hierin oplos, samenval, 
    het water word. Het was zalig, zalig 
    dat zout in mijn wervels! Inslinken en uitzetten over 
    dammen, dijken, ruwe stranden, in rivieren en stromen 
    langs dorpen waar jonge meisjes met kleien potten en droge lippen 
    delen uit mijn massa scheppen, me druppel voor druppel 
    drinken. Dat ik ze word, van weinig waarde want ik 
    draag zeevruchten tussen mijn benen, de gebroken schelpen 
    snijden in vingers van een man die ik niet kan worden. Ik word wel 
    een besneeuwde bergtop, een lawine die vijf kinderen meeneemt, 
    een bosbrand, een scheermes, de kliffen van Moher, een 
    rode Fiat Panda, de krant van morgen, geen man. Ik ben 
    een meisje, en voor even, een seconde of drie 
    word ik een stoel.

    Antwoord op het gedicht ‘STOEL’ van Marije Langelaar
  • 81
    5521

    TAXIDERMIE

    Daniel Dedaine
    Wij lagen in de oude boomgaard
    waar pruimen zoet hingen te rotten
    en we lagen te wachten
    tot het licht in de kamer zou worden aangedaan.

    Zij ging 's morgens met de fiets van huis,
    stak het haar in een knot, kroop
    terug in de huid, nam koffie
    met te veel suiker op haar werk
    en bleef verder onopgemerkt.

    Uit de nacht waarin ze zich schuilhield
    kwam ze heelhuids aan het licht: 
    van vaderskant volmaakt zijn lichaam,
    van moederskant roerloos
    en gevangen achter glas.
    Zij speelde voor vlinder
    met een speld in haar buik.

    Buiten was de zomeravond goed voor wespen.
    Dood viel in het niet naast haar.
    Wij waren van plan vaak en licht-
    voetig verliefd te zijn
    en hadden weinig huiswerk. 
  • 82
    552

    Tussentijd

    casper de jong
    Ik weet dat je niet komt omdat ik op je wacht.
    Je aanwezigheid is al lang niet meer vereist.
    God weet, want iemand moet ons weten, 
    dat ik je gezien heb in het kalk op de muren, 
    in de kasten van hotels, in het wit tussen 
    de wijzers en de uren, de wachtlokalen, 
    de bankjes die als stille dieren overnachten 
    op het perron. Ik herken je aan de willekeur 
    van huizen waar de mensen zijn gaan wonen.
  • 83
    4721

    uit shampoo geboren

    zij spreekt met haar vingers een oude taal
    in mijn haren, dezelfde vingers
    waarmee ze ’s ochtends haar uniform dichtknoopt
     
    vingertoppen die ballroomdansen over een
    zwarte zee, glad, glinsterend, geurend
    naar kokosolie en citrusvrucht
     
    ik leun achterover in het warme water, sluimer
    gelnagels over een mergelwand, murmelende
    afvoerputjes, stadse hymnen uit de kraan
     
    hier hangt Monroe aan het kruis en alles
    wat onder het wateroppervlak leeft fluistert
    haar naam
     
    elke spuitbus, elke schaar
    een knisperend eerbetoon
    voor onze schoonheid
     
    is zij gestorven. langs de baren
    van de zee staan de meesters met kammen
    in hun borstzak, wit licht in hun ogen
     
    en zij bedwingt het lichaam dat uit mij lekt
    neemt grijnzend aan wat ik uitstrek. begrijpen
    is een groot woord, maar verstaan
  • 84
    5262

    Update

    Lucy Kortram
    Thuis is hij hij  geen simpel punt op een vlak. Hij is, bestaat op het kruispunt van
    zijn assen, ingekaderd door veel vlakken,  neemt hij ruimte in  met
    klasse, gender, etniciteit, geaardheid, leeftijd, nationaliteit. 
    Thuis is hij hij , een veelvlak, kubus van glas, waarin zichtbaar assen elkaar omstrengelen
     
    concurreren, inspireren in hun kruispunt. Zijn bewustzijn, inclusief perspectief, 
    schept denkkracht, meer-dimensioneel, weldadig, comfortabel,  heel voelt hij.
    In de samenleving wordt hij weggestopt in een goochelhoed
    zijn assen als wegwerpgoed, achteloos gereduceerd tot enkel zwart.  Zijn bestaan
     
    gelegitimeerd als punt, geen veelvlak dus,  geen kubus van glas, geen denkkracht
    wordt hem toebedeeld, men ziet hem als een etnisch punt, een stip wellicht. Punt uit!
    De samenleving denkt selectief, de tango danst men exclusief
    struikelend op het hellend vlak van een plat getreden platter plat.
     
    Cogito ergo sum,  ik denk dus ik besta,  maar in de samenleving
    bestaat hij omdat hij zwart is,  basta.  Descartes 2.0.  
     
  • 85
    5060

    Val-breek-techniek

    Rob Theys


    Ik mag dan sterfelijk zijn, ik neem me zoals ik ben
    zo van kijk ‘s, dit ben ik, op een dag val ik weg.
    Een lichaam gaat zijn eigen gang, daar waak ik over
    en van al het roepen en zwijgen, van al zijn dagen

    rest niets. (Vader had de gewoonte om rommel
    inmiddels een flinke stapel, in de tuin te dumpen
    in een kuil. Aarde weer vlak getrapt, keurig opgeharkt
    en de tuin was weer zichzelf.)

    Stel: een lichaam ligt op sterven. Wat breng ik in
    dat passend is, met respect voor die ochtenden tateren
    middagen aandringen, avonden luisteren.
    Hoe troost ik het lichaam? Hoe?

    Heb je kou? vraag ik en leg het deken hoger.
    Ben je bang? Ik blijf bij je, ik waak.

    Ik laat je achter en de uitgesproken woorden
    kunnen rusten. Dit ben jij, ben ik: je heel lange zwijgen.
  • 86
    2065

    Van een kind

    Christophe Vansteeland
    Wacht op een komst, een vertrek
    van mannen, vrouwen,
    van een kind

    liggen witwervels als overschot - registreer overschot -
    geordend in het ochtendgrind.
     
    Er is weefselweelde,
    huid verschuift_
     
    Tussen schelpen ligt een zwemvest,
    bedwelmde meeuwen zwijgen,
    oranje golven dekken toe wat nog rest.

    Wie herkent de weggevoerden, hun grensgevoelige virusstemmen?
    Wie bekent het einde 
    van een kind,
    een komst, een verlies?
     
    In de boeken staan woorden,
    gelogen is het,
    gelogen is het
    niet. Het is niets.
  • 87
    1352

    VEINZEN VEINZEN

    Tonnie Meewis

     
     
    Heb je al plannen voor vanavond? Wat dacht je ervan
    om eens lekker van smaak te verschillen?
     
    Ook kunnen we terugvallen op dat doodernstige rollenspel
    waarin we mijn buis-hangende ouders imiteren.
     
    We kunnen huilen leren, ons in zwijgen bekwamen,
    ons bewerken tot instanties van pijn en verwijten;
     
    ons als koppel in de toekomst projecteren,
    ons wanen wie we later niet langer zullen zijn.
     
  • 88
    4085

    Vleesverlanger

    over liefde is vermoedelijk het meest geschreven
    men spreekt al haastig overdadig in clichés
    in de aard van de mens schuilt de grote vrees
    dit ongekende niet in werkelijkheid beleven

    men wordt vooral door verlangen voortgedreven
    zoekt hoog geluk in de vorm van bloed en vlees
    zodat men niet vergeefs op zijn grafschrift leest
    eenling, in stille leegte nagebleven

    eenmaal wetende hoe het mijn hart beslaat
    kijk ik verwonderd naar ‘t blozend avondrood
    over liefhebben raak ik nimmer uitgepraat

    een ultiem gevoel werd mijn dagelijks brood
    het geschreven woord werd een verheven daad
    vrezen voor het leven werd angst voor de dood
  • 89
    7480

    Vleugels

    Ik weet nog hoe mijn laarzen in je voetafdrukken pasten.
    Twee van mij voor één van jou. ‘Goed verdeeld,’ zei je toen.
    De boomtakken kraakten net als wij onder de leegte,
    als scharnieren van deuren die onherroepelijk opengaan.
    Moest je mij per se daar en dan je spoor uit duwen?

    Toen bleek dat ik alleen had leren pat te staan, trok 
    je mijn handschoenen uit en gooide ze in de lucht.
    ‘Kijk,’ zei je, ‘zo word je twee vleugels in volle vlucht.’
    Maar je losse flodder van een punt bleef net als mijn
    rechterhandschoen steken in de dichtstbijzijnde kruin.

    ‘Dat valt al eens voor,’ snauwde je en ik vroeg me af 
    of je nu het meest in mij of jou teleurgesteld was.
    En waarom ik plots mijn eigen fouten maken moest.
    Had ik dan al niet genoeg uit die van jou geleerd?
    Of maakte jij misschien de juiste fouten niet?

    ‘Misschien maakten de fouten juist mij,’ zei je terwijl je
    de boom in klom en met de takken schudde tot mijn
    uit de lucht gegrepen vleugelhand recht naar beneden
    op me af vloog. Ik kon niet anders dan bewonderen
    hoe je mij mezelf een klap in mijn gezicht liet geven. 


  • 90
    6858

    Voorbij de metafoor

    De paringsdans van paradijsvogels
    een praline
    de orchideeën die hun roes uitslapen
    in het berghok
    het treklied van duinen op de vlucht
    porselein

    de zee, nog steeds de zee

    maar de mens in een mens
    vormt een eclips
    zonder kennismaking lijkt de zon
    voorgoed verloren

    de boodschap luidt
    dat je bed voor morgen
    al is opgemaakt
    in lichterlaaie staat

    dat je enkel vecht voor
    een volgend verlies

    het is te nemen of te laten

    als je er al geraakt
    want het is klauteren

    door een beeldenstorm van haat.
  • 91
    707

    Vos

    deze zomer kroop je uit kinderverhalen, uit mijn oude fotoboek
         op school, waar je naast een zeldzame uil stond, een wisent

    en een everzwijn met jongen die op grote coloradokevers leken.
         allemaal dieren wisten we, die ergens bestonden, maar niet hier.
     
    verlaat je nog altijd je ranzig hol na het tijdperk van een kinderslaap?
         strijk je nog neer in het veld, langs de beek, mijn volwassen hoofd?

    is er nu meer dan dat mij ontgroeid vraag ik me af, meer dan de lepe
         glimlach om je mond, het geniepig achterom kijken na een aanslag?
     
    in de schemering stof je met pluim het graan en maïsblaren af
         loop je door de rijen gehuchten in en uit, en onderwijl hou je alle

    woonkamers onder gericht, kent mensengewoonten uit het hoofd.
         ik weet hoe geduldig je jezelf in mijn tuin bekoort.
     
    jij kent straks weer het gunstig ogenblik om angstkoppen af te scheuren
         de grond met bloed bezegelt die de foto van het kind hier nog groter maakt.
  • 92
    1680

    Waar we groot in zijn

    Jos van Daanen

    In ons dorp praten we tegenwoordig over water
    een oceaan zo lang en breed
    dat er schepen op kunnen varen
    met containers of tankers met olie
    waar we rijk van kunnen worden

    We hebben ook al ideeën over vis
    het liefst van die opgewreven gouden
    of paarlemoeren, dat spul dat je
    op pistolen vindt, maar geen haaien
    die willen we zeker niet

    We zijn al ver met plannen, het bestek
    is klaar, het geld ligt op de plank
    we moeten alleen nog te horen krijgen
    of we de rest van Europa
    af mogen graven.
  • 93
    6685

    Warmwaterschil

    Vincent Kreugel
    Zoals wanneer de eerste warmte dik
    als eigeel over je schedel kruipt, daarna
    naar beneden zakt, heel je vermoeide lichaam
    hult in een dampende warmwaterschil…
     
    Zo moet ook de hemel zijn: alle zorgen
    spoelen weg, geluksgevoel zonder bijgedachte,
    je verdiende beloning na gedane arbeid.
    Je kunt hier wel voor eeuwig blijven staan.
     
    Je kunt hier niet voor eeuwig blijven staan.
    Het water raakt op, de ketel begeeft het,
    je huid laat langzaam los, je knieën breken,
    het huis stort in, de maan komt naar beneden
     
    met een donderend geraas, de zon ontploft.
    De kraan dus maar weer dichtgedraaid.
    Haastig aangekleed, nuttige dingen gedaan.
    De mens is niet gemaakt voor de eeuwigheid.
  • 94
    6868

    Waterpeil

    Het licht hangt laag in de straten,
    buiten zijn de bomen geschubd
    en klaar om weg te zwemmen
    zodra het water begint te stijgen.
    Wij blijven binnen in mijn kamer.
     
    Alles doordrongen
    van een koortsachtig blauw.
    Jouw mond vormt een O
    die door de ruimte zweeft.
    We volgen hem met onze blik
    tot hij tegen het plafond stukslaat.
     
    Je rommelt door mijn keukenkastjes,
    lepelt pindakaas uit de pot,
    drinkt drie glazen water.
    'Ik moet wel,' zeg je. 
    'Ik heb vliesvoeten.'
     
    Kwaad loop je heen en weer,
    trekt boeken uit de kast,
    vraagt: 'is het soms te laat
    om uit te vinden wat 
    een gedicht nu eigenlijk is?' 
    We schrijven samen
     
    woorden in het stof
    dat op de vloer is neergedaald.
    Likken onze vingers schoon.
    Het stof trekt aan onze tongen
    die troost zoeken, die we zacht
    tegen elkaar aan leggen
    als twee slapende kinderen.
     
    De geur van rotte bladeren
    in je ongewassen haren.
    Onze warme vochtige adem.  
    Je zegt: 'het kriebelt tussen mijn wervels.' 
    En ik, doe het geluid van de regen na 
    tot je in slaap valt.
  • 95
    300

    Weergeheugen

    Jelle Cauwenberghs
    Weergeheugen

    Het ijs is droevig
    Grijs als een berg.
    Even donker als het dal
    Dat alleen maar
    Regen kent: 
    Natte berken en kolkende beken.
    Het water onder de brug stijgt
    En een rode zon smelt
    Het ijs terwijl het volk
    Zich laat tellen.
    Morgen wordt het koud.
    Je trekt je jas van trage wolken aan
    En wacht op de kade.
    Je wacht
    Op het knarsen van het water,
    De spanning van een snaar,
    Een kogelschot.
    Hij ijs dat kraakt.
    Het jong ijs dat zingt
    Onder de voeten van het volk
    Dat als een blok
    Over de witte vlakte schraapt.
    En af en toe verdwaalt er een kind
    In de wintervacht van paarden.
  • 96
    2787

    Writer's Block


     
    Mijn raam is een televisie waar vliegtuigen
    van links naar rechts door het beeld bewegen.
    Soms verdwijnen ze halverwege in een wolk.
    Soms gieren ze zo hard dat ik het geluid
    zachter moet zetten.
     
    Soms stopt er eentje voor mijn raam en stap ik in.
    Je weet natuurlijk nooit waar je heen gaat,
    maar ik land telkens op Schiphol.
    Daar stap ik uit, ga door de douane,
    stap in de trein, stap over op tram 17.
     
    In drie stappen ben ik thuis,
    kruip achter mijn computer en staar uit het raam.
    Nooit komt er een boot voorbij.
  • 97
    4345

    Zeepaardje

    Nico Carlier
    Wie wil er nou een scherf zijn?

    Maartje Wortel schrijft. Zij is een schrijfster. Zij schrijft:

    Ik wilde leren hoe je alles om kon stoten en uit elkaar trekken
    en hoe je daarna gewoon rustig kon gaan liggen slapen.
    En ook: In the end is alles een geloof.
    Soms word ik
    niet goed van wat alles uiteindelijk is.

    Haar lezend meen ik dat het een vergissing is te bestaan
    uit iets anders dan haar woorden. Dat ik niet door haar
    met vingers van licht ben neergeschreven zoals zijn vrouw
    ooit door Claus, maar mezelf op een dag per ongeluk, als in een ander, ben binnengestapt,
    door het kijkgaten hart tuurde en een vader herkende, een moeder
    wees en sprak: jongen toch kijk dan- dít is de richting waarin het leven je zal slaan?

    In die richting lig ik nog steeds met de plukjes puin in mijn haar
    en het stof in mijn kleren naar de keukenradio te staren:

    Koyaanisqatsi. Koyaanisqatsi. Koyaanisqatsi.

    Een mensenleven lang is dat exacte punt
    waarop de tijd ons volledig aan scherven kauwt.

    Met de polen die smelten. Met de dood
    in mijn achterhoofd dat ik niet door haar
    met vingers van licht, maar blootvoets uit steen,
    uit verleden strijden, uit het ondermaanse dat uit bloed
    en bloed dat uit ondergaan, het eerste donker water
    na het overboord slaan en reiken naar redding bestaat.

    Op de radio houdt de muziek op. Een man vertelt nu hoe hij dagelijks
    door de tunnel van linker- naar rechteroever stapt en er telkens zijn geluksbrenger groet:
    een kauwgumvlek op de grond in de vorm van een zeepaardje.

    Ik denk aan mijn collega die knikt, ja, haar skivakanties compenseert ze met veggie donderdagen
    en mijn hand die het blad omslaat beweegt zo onmerkbaar
    de werkelijkheid dat ik achterom dien te kijken om te zien
    of het verband tussen de dingen er niet gewoon
    nog zichtbaar ligt.
  • 98
    6226

    zonder titel (er is een nacht in de nacht)

    Bernke Klein Zandvoort
    er is een nacht in de nacht
    en soms word ik daarin wakker

    in het donker vraag ik me af wie ik ben als mijn blik me niets komt brengen
    vind ik mezelf alleen in het opflitsen van een accu ergens achter in de kamer 
    en in mijn hartslag van jaren terug 

    in een bed naast de spoorlijn waar de treinen overdag 
    elk kwartier een stilte raasden door onze gesprekken

                                                                 daar waren we op gestemd

    toch werd in die stilte elke keer de ander als Een Ander zichtbaar 

    bang dat ik mijn familie niet meer terug zou kunnen vertalen
    poetste ik het raadsel weg door scherp te stellen op de gordijnen 
    en te wachten
                                                                          seconden    duurden                     jaren

    tot ik vorige week twee mensen in mijn kamer vroeg om naar elkaar te blijven kijken
    en een touwtje om hun wijsvinger bond 
    die ze moesten bewegen als ze de ander niet meer herkenden 

                                                                 in het gezicht een dier loskomt

    dat een gezicht zo verlaten wordt 
    dat je overblijft met je eigen kijken
  • 99
    3808

    ‘t syndicaat Facebook (nog steeds in de klas)

    alle systemen staan op scherp, galmde het in de tempel
    de zoon van Hades had gebouwd
    en dronk nu
    en hou je niet in eens binnen te glippen, radiatormelk
     
    in de haven, het masker, de klas gensterscherm, speekselzeef
    Percy Sledge, een wilde achtervolging over de drempel van 3C
     
    je doet welbeschouwd niet aan voodoo om een knul te verleiden
     
    dit wordt een peperdure scheiding en Allah heeft een gebed als ringtone
    je vreest dat je een aanslag moet verijdelen, je speelt op safe
    in je sportvestje zit een narcose onder de mouwen, nul op je essay
     
    droom
     
    niets in de handen muis, cursorisch lezen is meer dan aangewezen
    ‘los primeros años de vida independiente, señor’
    de ondergrondse in en niet capituleren !
     
    ik mag het einde niet verklappen : Suikerberg, sabbatsrust
    consternatie is schuurpapier
    is stuurmanskunst
    nee hoor, ik ben niet eens zeker of ik hier wel werkelijk ben
     
    er staat een geheimagent achter die pilaar op perron 9 ¾, wat een klier
     
    komt er nog een app voor het anker in m’n kroontjespen ?
    larve – dekmantel
    mijn perceptie zit vermomd in Chinese koekjes, zo van tante
    een moëddzin in de moskee van Bagdad is van alle markten thuis
     
    bladzijde en bladzijde van dit heilige boekje vullen voor in de kluis
     
    onze Taal – Comanches
    wij zijn niet onfeilbaar, wat een verdriet achter ’t rookgordijn
    dat vreselijke mens van Jeugdzorg denkt dat we in Australië zijn
     
    er mag wel méer niet
  • 100
    2977

    als kind slikte ik een paarse pion in
    ons mens-erger-je-nietspel was niet meer
    compleet en een x-ray van mijn maag
    toonde hoe een astronaut die leegte
    voor zijn thuis aanzag, de ruimte
     
    slechts een donkere kamer waar
    hij nadacht over meer aardse zaken
    als de honger die hij niet kon stillen,
    een meerjarenplan voor cosmea’s of
    hoe je een schaap redt dat op zijn rug ligt
     
    misschien is hij er nog
     
    misschien houdt hij zich vast aan een rib
    en telt hij de stappen die ik elke nacht zet
    naast jouw bed, rond de keukentafel,
    langs een buitenmuur van het zonnestelsel
     
    misschien moet ik me minder ergeren,
    wilde bloemen gaan plukken, laten we
    elkaar wegvegen van deze aarde en
    gaan liggen op onze lege buiken