Nr.
Titel
Auteur
Tekst
1
4086
*
Morgen zullen ze het lichaam vinden, maar vandaag leven de kreeften nog
in het aquarium onder de paarse ledstrippen van chin. ind. spec. rest. Happy Garden,
vandaag weet je nog niets over degenslikken, vandaag mag je nog oefenen, laat je je vader
nog de splinters uit je vingers halen, durf je nog bij je moeder in de auto in slaap te vallen,
vandaag vraag je niet naar de achterkant van de maan, doe je mee aan een flessenpostwedstrijd,
vandaag geloof je er nog in, vandaag eindigt alles in de zee, vandaag laat je je tot vlinder schminken
in het hoekje van het winkelcentrum, vandaag verzinnen we verhalen over wat er in de kipnuggets van de McDonalds zit,
vandaag weet je nog niets dat je niet wil weten, bestaat een konijn alleen uit zijn vacht, meen je een band te hebben
met de Guatemalaanse stekelstaartleguaan in het reptielenhuis, vandaag heb je een solo
in de afscheidsmusical van groep acht, vandaag vergeet je de messen te slijpen, en morgen,
morgen begint het overwoekeren.
2
1363
*
Yasmin Veenman
herken je hang naar destructie in de manier waarop
een kind de noppen van het bubbeltjesplastic een voor
een laat knappen. ooit heb je iemand horen zeggen
dat als je alle mensen naast elkaar zet, jij hen
allemaal bent. en inderdaad, als je over je kin strijkt
voel je hoe de stoppels van de man tegenover je
zich al aandienen. maar je wilt niet iedereen zijn,
je wilt dat mensen jou herkennen in de wijze waarop
je ene ooglid zich afrolt als je kauwt. in de kamer
ontvouwt een kamerplant opzichtig haar nieuwe
blad. steeds vaker draag je rode truien.
3
2899
later
Caroline Hanken
later was mijn huis
mijn huis
niet meer
mijn land bleek ook niet echt mijn land
en mijn vader
was niet wie ik dacht
mijn herinneringen zijn bevolkt geraakt door vreemden
een ander slaapt nu in de kamer die
ik
ooit heb gehad
en de taal die ik ooit sprak, ooit dacht
was nu die van die ander die ik niet langer ken
de kinderen van mijn vader
wie zijn dat eigenlijk?
alsof ik dwaalde door het poppenhuis
van een onbestaanbaar kind.
4
6461
12
Francesca Birlogeanu
Okselzweetplekken en spaghettisausvlekken en fopspenen voor hele grote bekken.
De mond, niet de botten.
De mond, niet de botten.
Juwelendoosjes gaan open, ballerina’s bloeien open op snoeproze spitsen.
Spitsneuzen naar de maan gericht.
Infantiliteit gezien door een driewielerventiel -vervormd- het was ooit pueriel
Nu even mooi want mannen mogen hun stoutmoedigheid behouden.
Als kinderknuffels in een kist op zolder die naar onder gehaald worden bij
De eerste donder. Meisjes staan tegen de muur en
Mama trekt een streepje, turft de dagen tot ze
Haar moet leren om angst te voelen en te herkennen.
Instinct, vrouwelijke intuïtie, op je twaalfde krijg je zout in de keel en
Slik je je adamsappel in.
Vanaf wanneer wordt schattig onvolwassen? Prikt schaamhaar door
Zeeman onderbroekjes met
Witte strikjes en is wat we doen ongepast voor onze
Grotemeisjesleeftijd.
Moet ik een bh aan, want er zijn mannen in het huis.
Leer ik het woord schaamte, maak ik het vast aan lichaamsdelen.
Mijn tong.
Mijn borsten, die mijn hartsvriendin vergeleek met soepborden.
Mijn benen, ik had gegoogeld wat bultjes waren, in mijn bed
Spel ik het uit: Ce lu lie ties. Mijn neus, daar valt niets aan te doen, op
Twaalf ben je te jong voor seksfilms en zeker te jong voor het ziekenhuis.
Tienerjongens zweten te veel, vandaar de plekken.
Zijn te gulzig voor oma’s spaghetti, vandaar de vlekken.
Praat ik over dingen waar ik niets van weet, vandaar de fopspeen.
Moet ik leren wat angst is voordat ik er oog in oog mee sta, vandaar dat
Papa me ervan laat proeven.
Het groeihormoon wordt in mijn knieën gespoten. Mama trekt een streepje.
5
2292
Abrikozen
Paul Bellemans
Gelatinevellen, gekocht voor bij het abrikozenbeslag
dat ik nooit bereidde. Hoe het opeens
raampjes zijn
waardoor ik ook het overige dat er niet van kwam
haarscherp durf te zien: een minnaar van
middernachtmails en een soort stomend, hortend
heimwee. Een apothekersjas en eigen tijmsiroop
voor een heer met hoest, eigen reumazalf voor een dame
met sudoku. En bovenal een dochter Frederike, naar mijn oma
die na twintig halfdove jaren opnieuw de doorncicades horen kon
op batterijtjes met
alkaline. Alles kan niet meer, Frederike
en dat voelt eindelijk extreem indringend onbedroefd én
vreugdeloos: neutraal in glansdruk. Onmat als deze
gelatineblaadjes. Het is een van die prachtdagen
dat men zijn frigo vol vlekkerige, harig geworden abrikozen
aanzien kan voor een kast vol door- en doorversleten
tennisballen voor de training van
de ballenrapers, die weergaloze vangers van
het onbedoelde.
6
2602
Alles mijn lichaam
Patrizia Vespa
Een zonovergoten huis en hoe dit door anderen werd beschreven.
In de meeste kamers kwam een lichaam voor, mijn lichaam. Het gisten
en kolken was begonnen, maar ik liet mij niet vangen.
Ik trok langs verzonken kerken en door net gevallen sneeuw.
Voorbij een open plek daalde de temperatuur
en werd ik het kind dat een ruzie probeerde te sussen.
Neerstortende vogels, vissen die massaal het land opzwommen.
Ik keek op vanuit mijn allerkleinste ogen. Had ik iets te vrezen?
Ik kroop verder de bergen onderdoor tot mijn schutkleur
gereed en mijn voorouders mij niet langer herkenden. Ik ontbrak
nog voordat ik geboren was.
7
337
Als het klaar is kom ik het brengen
als het rond is kom ik het brengen
ik heb een deel opnieuw geleefd
alles is al uitgetekend
we doen alsof er niets gebeurd is
als het glad is kom ik het brengen
heb het allemaal opnieuw gestreken
folie zonder harde vouwen
we vergeten nu hoe toen het leven voelde
als het af is leg ik het voorzichtig neer
dan kijken we er samen van een afstand naar
buiten twijfelen ze wat het is, toch
hier binnen weten wij het zeker
als het goed is spoelen we 't weg met zoete drank
drinken we door voorbij de schaduw van onze huig
tot de spijt spartelt in het nieuwe zuur
wij hebben het ergste nu gehad
8
7256
alsof het casual moet zijn om eenmalig te gebeuren
Hemel van Rossum
ik heb het idee dat ik alle pleisters van
mensen aftrek tot er geen pijn over is
om bedekt te blijven onder hun huid huilt
om de blootstelling op bloto’s
volgens mij is hij afgetakeld sinds mij
toegetakeld door mij en mijn korte nagels
als een te dure postzegel een ongeluk
een incident het zal niet meer gebeuren
verkeerd blijven plakken bouw af ons
erotisch kapitaal failliet verdriet
ik heb over je gedroomd
het idee dat ik ruineer de rekening graag
dat ik openscheur achteloos
verveling is een niveau van stress wat niet
het ging te snel om echt te zijn voor wie
ik zei sorry daar krijg je niks voor
je hebt het nog niet gezegd levende lijven
mis jij mij mis ik jou dan
iedereen haalt hier zo diep adem wauw
ben ik toch nog ergens jaloers op dieper
Als ik dit minder serieus neem wordt het oo...
dieper ademhalen zonder regels
je liegt zoveel deed ik dat vroeger ook
je kan niet van iets houden als je niets mist
een paar schroeven dat is niet genoeg
blijf bieden ze doet haar ringen af
hij ruikt naar een handdoek enkel gebruikt
9
2834
Balts
Ik verbeeld me weleens dat de slaap
ook op mij wacht. Al is hij wellicht
te trots om dat toe te geven
zoals we om elkaar heen dansen
in een nachtelijk ballet
kraanvogels op vrijersvoeten
zwanenmeer op stelten.
Ergens droomt een man van de dag
dat hij me ontmoet op het strand
van zo'n zuiderse bestemming die draait
op prostitutie, kinderarbeid en toerisme.
Later stockeren we plastic kerstbomen
op een zolderkamer, sparen zegeltjes
voor braadpannen waar we naar kijken
wanneer we afhaalmaaltijden eten.
Zo iemand die nog niet weet
hoe ik eruitzie, zijn hand die de weg
naar mijn huid niet vindt, mijn naam
al op het puntje van zijn tong.
10
3282
blauwdruk
Kris De Lameillieure
gegeven:
je staat gearchiveerd, op thermisch papier
je naam, niet geregistreerd
je bent latent
vraag:
wie strekt de hand over mijn zee?
onder het maaiveld is de grond doorwoeld,
fundament voor mijn credo:
1. in dit huis staat nog je kamer, onafgewerkt
2. het kader in mijn hoofd is pruisisch blauw,
geen afdruk met witte lijnen
3. sluit zintuigen en poriën hermetisch af
besluit:
ik hou je
in mijn schoot
11
2994
Brillantine & Eau de Cologne
Het is zomer en de zon schijnt
meer dan anders, er vallen doden.
Iedereen schreeuwt om alle goden alle goud,
daarna volgt het applaus.
Regent het dan nooit, vraag ik aan de zonnebaders.
Ze horen me niet, ze gebaren.
De dag erna wordt de weerman vermoord,
de kranten vertellen maar wat.
Het is een schilderij met een brandend huis, in een bos.
Het vuur kan je nadien moeilijk omschrijven.
Je weent om wie bleef, om je verbeten nachten,
je ruikt de vacht van het beest in de kooi.
Je schrikt niet meer op, ze zijn overal.
‘Niet bewegen!’
Wanneer de sirenes verdwijnen, word je wakker,
voor het raam projecteert een drone je dromen.
12
1774
Buurman
Hoe is het met je moeder, vraagt mijnheer Y.
Ze is overleden, zeg ik, nu bijna drie jaar geleden.
De verbazing van een bijna honderdjarige.
Zijn handen omklemmen het hek tussen ons.
De tijd gaat snel, vergoelijk ik.
Voor jou ook? vraagt hij.
Aan zijn vingers glanst bloed in de najaarszon.
Bent u aan het slachten? vraag ik.
Duifjes, zegt hij, we hebben er te veel.
Hij haast zich moeizaam naar het tuinhuis
komt terug met lichtjes in de ogen.
Uit beleefdheid neem ik het lauwe lijfje aan.
Het past precies in mijn hand.
13
833
Charlotte Salomon
Hans Rothuizen
Boterbloemen horen niet zo hel
te zijn, te flirten met een meisjeshand,
mijn blos te spiegelen of er iets brandt.
Maar ze doen het, uitdagend en fel -
willen hun korte levens met hoogstandjes
wapenen. Mijn god, weten ze wel
dat ze hun kop riskeren. Het maaiveld
duldt geen heilig vuur, geen scherpe kanten.
Ik moet duiken in dit voorportaal
waar zonnen kriebelen en bijen zoemen
onder een blauwe lucht die ik herhaal.
Naast een zekere dichtbije doem
wachten we totdat de hemel daalt.
Het schilderij, ik en de boterbloem.
14
3536
check check dubbelcheck
de oerknal vindt meestal plaats in
het engels
sinds de oerknal bestaat taal uit
losse stukjes geluid
stukjes geluid verwijderen zich van elkaar met de snelheid van
woorden waartussen stukjes stilte
losse stukjes werk heten caseload tussen twee caseloads zit
geen stukje stilte
we spreken sneller in de workflow
ook de kleinste deeltjes moeten versnellen hun
deadline de onze
een deadline bestaat uit de laatste seconde de eerste seconde
ligt pal naast de big bang
daartussen nieuwe caseload steeds
nieuwe caseload
check
15
3142
De dag dat er niets gebeurde
Ik weet nog precies waar ik was,
die dag dat er niets gebeurde.
De dag toen er niets doorbrak, uitbrak,
ontstak of buiten zijn oevers trad.
Niets dat scheurde, spleet, vrijkwam,
losschoot of zich in iets anders boorde.
Er was de brief die niet arriveerde,
de intentie die niet werd uitgesproken,
de angst die niemand bekroop,
de schreeuw die nooit de keel verliet,
de razende windhoos die alles op zijn
pad ongemoeid liet, het scheepswrak
in de Zuidzee dat onontdekt bleef, het
hoofd dat op de hals bleef, de soldaat
die van een koude oorlog thuiskwam,
de brand die het bos tot aan de grond
toe spaarde.
Ik droeg die grijze broek (of was het
die geruite?) en zat de hele dag aan de
buis gekluisterd waar steeds hetzelfde
fragment herhaald werd van de minister
president die op klaarlichte dag en voor
het oog van de camera's zei dat hij zich
niet kon herinneren iets over iets gezegd
te hebben.
Daarna kwam er een historicus die
sprak van 'een historische dag als alle
andere' en een orkest dat een met
kussens gedempte symfonie speelde.
Niet veel later belde mijn moeder.
Heb je het ook gezien, vroeg ze.
Ik kon naar waarheid antwoorden
dat mij niets, maar dan ook
helemaal niets was ontgaan.
16
1881
De innesteling
Ergens halverwege november heeft zich een gevaarlijke donkerte
in mij genesteld. Het begon subtiel, onzichtbaar bijna, helemaal
onderaan bij mijn teennagels. Ik vergat dat groei
soms ingetoomd moet worden om niet in scherpe krullen bij zichzelf
terug te komen. Daarna begon ik te huilen. Om spelende honden, om
de geur van jouw trui. Om de honing uit
Griekenland die naar plastic was gaan smaken omdat we hem te lang
als een smaakloos souvenir in de kast hadden laten staan. En tot slot
wist ik niet meer hoe te slapen.
De innesteling moet toen al vrij zichtbaar zijn geweest. Ik ontdekte
de aantrekkingskracht van een donker strand en beoordeelde welke
tinten van de nacht het mooiste mengden
met het wit van mijn blote benen. Steeds duidelijker werd dat te lang
moeten zoeken naar een kloppend kleurverloop voor het lichaam ook
zonder slaap doet dromen van donkerblauwe engelen.
17
3759
De piano drinkt
Natalie De Man
Een paard drinkt nooit gepland
zo van ik ga straks langdurig galopperen
dus moet ik nu al drinken
zo denkt een paard niet
Een paard drinkt
wanneer het dorst heeft
Een bloem drinkt
voortdurend
wat er uit de grond te drinken valt
behalve 's nachts - misschien
Dan slaapt een bloem - toch
of iets in die aard
Zou een bloem wijn kunnen drinken?
en dan dronken worden?
en vlinders versieren?
en verlangen naar meer?
Een paard kan wijn drinken
dat lijkt wel zeker
en het wordt dan dronken
op een verrassende manier
Sterren drinken niet
ze zijn wel dronken
van hun net geen eeuwigheid
Maar hoor
de piano drinkt
nee geen wijn
Wel de passie
van een mens
18
2672
de veerman
Hans Depelchin
molens kappen de stalen lucht in stukken
en kerken lijken kleiner dan de eeuwen
gestroopt, of de vogels
vallen loodrecht naar beneden, snavels eerst
de proporties omgekeerd: boren hun enorme lijven
in een minuscule vijver, vooruit
aan de overkant is het gras langer
en de meisjes moorddadiger dan gisteren
waar drijven kruisbogen en ribgewelven en motoren
zich in het schaduwdiepe slib, waar varen boten
onbeweeglijk door droesem, is het stilstand
of bewegen de wolken wezenloos boven de vlakte
ze trilt in haar overdaad aan herfstregens, nevel
en de schapen zitten de wolven op de hielen
nooit meer achterom
waar ik niet ben
staan de beuken maanden te vroeg in bloei
klinken stemmen als pompelmoezen, vooruit
mijn onderkomen gaat nergens naartoe
de dakpannen verweerd van het op en neer
ben ik, sediment per sediment
verbrokkeld met elk debiet
de kubieke meters gaan nooit zomaar tegen de stroming in
blazen altijd eender de bladeren van jonge populieren
over het oppervlak
mijn handen over het touw rafelen
begin, midden en einde uiteen
tot steeds dezelfde weg terug
19
6725
dieren redden
Amber-Helena Reisig
het begon met kromme komkommers, gele bloemkool –
buitenbeentjes, zoals jij en ik, later viel er een meeuw
uit de lucht, in het grauwe kantoorpark reflecteerden
de onvolgroeide vleugels schitterend en duizendmaal
op tv noemde een man zijn geliefde zijn project,
ik keek om me heen en telde:
een asielkat zonder tanden, een kitten zonder sociale
vaardigheden, een verfomfaaide parkiet, een gerafelde
dwergpapegaai, een verdwaalde eekhoorn, en onlangs:
de gebroken vlinder die ik niet dood durfde te maken
mijn zoektermen die dag: “groeien vlindervleugels weer
aan?”, “eten vlinders bananen?” “vlindervleugel repareren
met vogelveren” en tenslotte: “vlinder-euthanasie”
voor sommige dieren hangen er geen verregende
briefjes in plastic insteekhoezen aan lantaarnpalen,
geen hanenpoten in de supermarkt, geen telefoon-
nummers aan rafelrandjes, geen hand die je aanklampt
jij zegt dat ik mezelf moet helpen voordat ik anderen -
ik denk aan hoe ik vroeger graag gered wilde worden
en nu: een Messiascomplex
ik zeg: ik houd gewoon van dingen
die een beetje stuk zijn
en jij zegt dat ik daarom
van jou houd
20
3011
DIT IS EEN MUUR
ergens in dit huis hoor ik
het roestig slaan van buizen
ik hoor het kraken van de vloer
een voetstap verdwaald in de tijd
ik neem de kleinste geluiden waar maar als ik schreeuw
kaatst het onhoorbaar tussen de muren
in het diepst van de kamer
bewoon ik mijn lichaam
mijn gedachten slaan neer op de wand
zodat het nachtoog ze kan zien
ik praat mijn eigen zinnen na
duid zo de wereld voor mezelf
dit is een muur, zeg ik, dit is een muur
vier letters zekerheid
zorgvuldig in mijn hoofd gemetseld
tot iemand er een deur in opent
wanhopig maai ik woorden van me af
dit is een muur, herhaal ik, dit is een muur
21
44
DIT IS WINTER
Margreet Schouwenaar
Ik wil wel vragen hoe het moet, of waar de goede
kant, of het tekort, of waarom een leugen zo
vaak nieuw lijkt, hoop biedt op verse oogst, tot
schillen onmogelijk. De kost knapt, het mes beurzig
zakt. Geen wonder dat de stilte knarst. Dit is winter.
Geen uitleg nodig. Sneeuw wordt steeds vaker van
watten gemaakt, ijzel geeft geen kraak, adem dampt
niet meer zo vaak, zelfs niet bij paarden. Ik wil wel,
maar het heeft geen zin. Kou raakt nooit omzichtig.
Toch ben ik er opnieuw ingetrapt, dit is weer een dag
waar gezichten, namen, levens. Onder de grond
praten bomen, trillen minieme signalen. In de lucht
zweven moleculen, ik adem Napoleon. Zet me
schrap. Wie niet wil, krijgt straf. Ik kniel en hoor het
bedaren. Een winter moet begraven in de hoop op
voorjaar en blad. Zoveel overdoen laat niets intact.
Dus laat me maar vragen naar verhalen of kijken
hoe een tak met de wind lacht.
22
169
Dromen uit Majaland
vannacht werd ik in het bijzijn van de imker tot kleverige
handtastelijkheden gedwongen om voor een incestueuze, bijna
gefermenteerde geitenwollensok zijn lever aan de brandgans te voederen
uit het raam hing deel drie van het verzamelde imperium
van mijn grootmoe: daaronder de zak kattenbakvulling uit
haar favoriete supermarkt én het okergele van incontinentie
dat in het verlengde van schraal maanlicht achter tussenwerpsels verdween
de (ai) suppoost uit het spinnenmuseum, die (oei) voor de deur
het tijdslot aan het winteruur onderwierp, hield mijn poreuze
namaak ninja Turtle Donatello uit Firenze onder zijn camouflagetent
wijl de arachnofobe vluchteling met behulp van twee macrobiotische
Albanese worstelaars aan zijn schranspartij begonnen was
zonder overdrijven: ranzige foie gras laat sporen na in een kinderkamer
waar oud roze geverfde muren hun in Rorschach getransformeerde
schimmelvlekken verdoezelen. bv. een tot pulp geplet lieveheersbeestje
of een ovulerende witwanggibbon... uitgedroogd zwart Afrika tegen het plafond
ook de uit China afkomstige polymerische E.T. met zijn necrotische vinger
kwam uit zijn ufo: alles wees wederom in de richting van intrafamiliaal
woelwater waarmee ik iedere avond de snor van Salvador Dali in een bord
geronnen bloed tekende, of hoe het zilte van vervlogen kermiskramen,
zoals ik die inademde tijdens het eendjesvissen, blijft achtervolgen
telkens er pasta met tonijn op het menu staat; er met verroeste haakjes
naar mijn jeugdherinneringen wordt gevist…
ík ben de Barbapapa, de gemuteerde suikerspin gevangen onder een stolp,
het door elkaar geschudde sneeuwlandschap dat achter bewasemd glas
neerdwarrelt: een rariteitenkabinet waar de in wodka geweekte krenten,
afkomstig van café ‘de Dulle Griet’ aan de overkant van een leeggelopen
straat, in worden verdronken
op Bol.com hoef je maar te klikken om het monopoly
van iemands onschuld te bestellen, maar op de kanskaart
van het leven staan de keuzemogelijkheden niet gestapeld
in kasten vol fluweelzachte honingraten
af en toe moet je steken durven laten,
vallen om tot koningin te worden uitgeloot
23
6642
een dag naar het strand
Merit Vessies
mijn broers stampen het zand over mijn lichaam aan
we lachen wanneer ik niet meer kan bewegen
vochtig plakt het strand aan mijn opengeschuurde huid
tot mijn tanden klapperen als de luiken van een leegstaand huis
waar eerder een lichaam lag opgebaard
met tape plak ik daar de wanden vol
de vormen van lichamen over de plafonds, onder de vloerplanken
benen over de plinten getrokken, hoofden in iedere deuropening
zoveel mogelijk lichamen krijgen een plek toegewezen
tot ik kan zien waar het ongeval heeft plaatsgevonden
is het een huis of de lucht waarin het spookt
als witte ruis van een radio
vergane stemmen al dan niet een echo
(een moeder roept ‘het eten is klaar’
waarop de kinderen naar de keuken komen
en ontdekken dat de tafel nog gedekt moet worden)
ik draai een glaasje over de rondingen van een lichaam
als over de letters van een alfabet, ja, nee
nooit zeker wetend of het werkt
in de klep van de oven plak ik een lijst met woorden
als condoleance, gepaste gezichtsuitdrukkingen
uitgetekend op hetzelfde papier
waarop ik iedere handeling bijhoud:
huis schoongemaakt, lichaam verbrand
tape opgebaard, een dag naar het strand -
ik moet zoveel mogelijk onthouden, wellicht moet ik ooit
een toespraak geven, afscheid nemen, iemand onthouden, vergeten
24
863
Een paar graden boven eenzaamheid
Dichterbij komen is afstand nemen van de ruimte, het ademen van
de zee, het helmgras van winderige duinen, je kruipt terug, het
binnenland in, de beschutting van een huis, een kamer, de open
haard, opgestookt tot een paar graden boven eenzaamheid, leg je
je winterkleed af. Het leven laat zich niet vangen, niet in gedachten,
tweekoppig duikt ze op waar je haar hebt achtergelaten, natuurlijk,
er is een midden, een balanceeract tussen uitersten, een dun touw
tussen wolkenkrabbers, niet omlaag kijken, anders val je, je reikt naar
de overkant, het touw is slap en wiebelig, het broeit in je hoofd, je verliest
controle, je wilt terug. Angst is de staat van ontbinding zodra je niet kiest,
de wereld glijdt weg onder je voeten, je valt zo lang je geen lasso hebt
om ergens aan te haken, roepen heeft geen zin, je sterft in schoonheid.
Geboren worden is een gevaarlijke keuze, je nadert, de warmte
schroeit, doet pijn tot in je botten, je verdraagt het, ten slotte slaan
je gedachten op de vlucht wanneer je ze bij kop en kont vast wilt
pakken, bang als ze zijn om aards te worden, achter een strijdkar
over de vlakte voortgetrokken, de haren door de modder, als in de tijd
toen schoonheid nog uit het blauw tevoorschijn kwam. Teer als engelen
zijn ze al te voorzichtig om met jou verweven te raken, komen af en
toe langs, tikken je aan, is er een kamer vrij, kan ik die reserveren,
ben zo weer weg, op doorreis voor zaken, heb het druk tegenwoordig,
see you soon. Hou er een vast, dat je een keer vlugger bent dan de flits
in je dakpanhoofd, ligt ie op tafel te spartelen onder jouw aandacht,
smekend om losgelaten te worden, raak je hem aan, zie je hem
huiveren, in elkaar duiken, verschrompelen tot een zielig hoopje as
waar elk vuur uit gedoofd is, de ruimte verstoord, de lucht droef en grijs.
25
5224
epos
mag dit alles weer noteren, het oorlogsverhaal
de berichten van het front en dan gaat het naar
de jongens: lees maar, de ellende van jullie eigen
moeder, het drama, het heldenverhaal, het epos
je bent nu al wereldberoemd, niet alleen vanwege
de vermelding in diverse medische geschriften
maar ook en vooral vanwege de bijzondere
kracht en levensmoed die je hebt getoond
en ik wacht nu schrijvend, schrijf nu wachtend
op het grote plein van de hemelse vrede op mo
geen tanks, geen rode leger, maar toch een
beetje oorlog - mo meldt mij via de nokia
dat hij op station duivendrecht net in de
metro is gestapt, hij weet nog van niks, net
zoals pj ergens in het verre, zonnige mexico
26
1773
Fietsen in de stad
Hoe is het met je vader?
roept Rita vanaf de overkant.
Voor haar springt het licht
op rood, voor mij op groen.
Hij is dood, roep ik terug
en trap zo hard ik kan.
27
275
fotosynthese
Carla P. Rus
je wílt wel recht in de aarde groeien, het is de storm
die je scheef trok dat je van slachtoffer pleger raakt,
je slachtoffer dit herhaalt tot in het derde geslacht.
ook ligt het niet aan je takken, die willen naar het licht,
je zult dus na snoeien altijd terugslaan met knoesten,
je bent een volk van tand om tand. jij kunt niet diep
wortelen, dat ligt aan de grond die toegeeft aan exoten.
het is niet jouw schuld dat honger drie generaties klein
houdt, jij weet niets van je druk op droogte in hun land.
je laat de pijn vertakken in je genen, huizen, steden
in het patroon van stormen, waait geheel buiten je om.
je rouwt om aangevreten bladeren door motten uit het
zuiden dat je geen vruchten geven kan, maar geniet
blind van zingende vogels op kale takken in warme
winters. na jou de vloed van ijs dat scheurt en smelt.
je mond puilt uit van vrij. maar vrij zijn is fotosynthese:
jezelf zien, je blik op andere bomen, de ander
is je spiegel, jij bent de ander. dan kunnen jaarringen
en wortels aan scheve zijde wassen dat je recht komt
staan, je rechtvaardigheid rijst. tijd, ruimte, ogen, oren
wij zijn niet gescheiden in een golf van bladeren
die dichten op de wind. zo doven pijnen in drie
generaties, word je een mens, een familie, een volk
uit goed hout.
28
6510
Geode
Pieter Van de Walle
de jaren krijgen korsten, laagje na laagje
het is moeilijk er niet aan te krabben
ik probeer te denken
aan de huid bij de neusvleugels van een paard
ik ga naar buiten
en de maan is een slangenei
ganglia van zwarte haren
tekenen een beet in mijn schaamstreek
ik ben vreemd geworden, de laatste tijd
heb mijn handpalm bovenop dode dingen gelegd
en gewacht tot ze gingen bewegen
ik kon niet slapen door de hitte en liep naar buiten
tanzanieten vonken uit een lasstaaf
regenden op de autostrade
ik ademde de verbrande lucht
ze deden iets met de signalisatie
maakten het makkelijker om deze plek te verlaten
toen ik de laatste korst van het ei pelde
en de driehoekige kop van de adder zag
maakte ik me klaar om te vertrekken
ik ben nog jong
en ik heb geen idee hoe gewelddadig mijn rol zal zijn
29
5515
Gezelligheid
Rita Van Hauwermeiren
Zoals de leegte gaat liggen op
de plek die ik vulde zo vult de leegte
het bed en ik het raam
zo ben ik vol raam en ligt het bed vol leegte
en de ochtend vult het raam en ik ben vol ochtend
maar ik wil het nog niet weten zo'n bed vol leegte
er is al genoeg gemis buiten dit raam
en zo vullen we samen gezellig het bed:
de ochtend de leegte, ik en het raam.
30
3577
Gunst
Kris De Lameillieure
Vader is geen meervoud. Wij hebben er één
gehad. Knoopte zichzelf los en kwam vast
te zitten in spinsel van het taaie soort.
We stripten het huis, lasten beelden aaneen,
ontrafelden de auto. Verbonden met splitpennen
de leden tot een trekpop.
Handen losten greep,
voeten verloren bodem,
huid vol gerimpelde kilte.
Als kolen gloeiden de ogen.
Een laatste gunst verleende hij:
ging uitgestrekt liggen.
Op het gezicht boetseerde iemand rust
voor ons.
31
6485
Het is al bijna lente in de metaverse
Merel van Slobbe
Ik werd verliefd op de cybercrimineel
die mijn data wilde stelen, nergens ben ik zo naakt
als in mijn zoekgeschiedenis, trek de kleren uit
van mijn online persona
begin een OnlyFans account
en word onaanraakbaar
blijf ongedeerd als een hert dat bevroren in de koplampen
van een auto op de digital highway staart
droom dat je een man van tegenstellingen bent
schrijf: I contain multitudes op de muren
van de wc en blijf ongedeerd
als de ster van een gescripte reality show
duw je tong voorzichtig in de mond
van een virtuele vreemde en blijf ongedeerd
ik heb lang gezocht, maar niets was zo zacht
als de huid van een avatar
en het is al bijna lente in de metaverse
en er bestaat een universum waarin bijna alles
binnen handbereik is
en er bestaat een universum waarin je van bijna alles
gered wordt
32
5096
HET NUT VAN DE POËZIE
casper de jong
Jij weet wel hoe het moet met stille trom
vertrekken, deur achter je dicht,
geen adressen achterlaten.
Het helpt natuurlijk niet
om elkaar weer terug te zien.
Wat je verder doet om jouw dagen
door te komen in de stilte die je koos,
is helemaal aan jou, ervaring genoeg,
al die jaren die je daar versleet.
Geen land lag ooit zo afgelegen.
Maar je hebt nu wel gemerkt
dat iemand in een uithoek
van deze onverschillige planeet
een vorm van magisch denken
ontwikkeld heeft die jou met
veiligheid omringt.
Dat als jij nu in gevaar belandt
een geoefende hand jou voor
de rand behoedt en net op tijd
voor het naderend metaal van trein
of bus weet weg te trekken.
Als het daglicht hapert en duisternis
je longen vult, een wandelaar
je vindt, een mond je lippen,
tot jij weer naar het leven
springt en adem haalt. Een stem
die fluistert in je oor: het komt goed,
je bent nog hier, het gaat nog door.
33
1513
Hoe ik mij voorbereid
M. Godfroy
Ik haal de velden leeg, de bedden af.
Leg carbonpapier tussen de gesprekken,
zodat de afdruk van jouw woorden
de graanschuur vult. Ik vreet me vol en
rek behendig mijn geduld.
In de holte van mijn hand kan ik
ruimschoots voorraden verbergen
van knipogen en van wat je nog vergat
te vragen: wie wat bewaart, heeft wat?
(Niet vergeten onze laatste ruzie
in de achterdeur te krassen.)
Ik zet me schrap en ondertussen
-ingepakt en opgewassen-
druk ik je in een stempelkussen.
Versier met jouw contour de muren.
Misschien telt een gewaarschuwd mens
twee keer zo snel de uren af.
Een leeg huis zwijgt in alle talen.
Toen jij al lang vertrokken was,
bleef ik je maar herhalen.
34
46
HOE WANKEL ZIJ OP DRIE POTEN
Margreet Schouwenaar
Mijn hond valt zonder aanzien uit naar vreemden
en bekenden. Onrust houdt haar gaande, ook
de bomen weten dat, kennen haar tandeloze
aanslag, hoe wankel zij op drie poten, maar
zwijgen beleefd. ’s Avonds in mijn armen laat
zij los, verhuld haar taai skelet in wollig leed
dat schuilen wil.
Iets jaagt ook mij op, spant huid over angst, ziet
troost voor zegen aan, prijst de vluchtroutes van
verhuisberichten. Ook ik heb een hok en
uitzicht op bomen en grom me door de dagen.
Verdriet is de tuin waar ik geen poot mag tillen,
waar groei ongezien woedt en namen staan
met zand erover.
Het beste is de stilte te laten vallen, uit scherven
op te staan, mijn tandeloze bek tot pistool
te vormen en zo te grauwen dat zelfs de doggen
deinzen. Alles bestaat uit flanken en uit vrees. En
bijten. Bijten door het grote gelijk. Mijn leed kent
geen wet, zelfs geen vrije wil. En als ik schuilen
wil, zet ik mij schrap
in verhalen, zoek ik een woord dat mij recht
in de ogen kijkt, een honds woord dat zelfs
tandeloos nooit wijkt.
35
3539
huis
zochten lang naar waar en waterpas
bij torenhoog en vallend blad als dak
hadden we wat (kast, servies, boek)
liet het los
bedachten we muren van vurig papier
gedroogde mest van het vee
fundamenten, voetbreed, zitvlak
uitwerpselgat
kalfde alles af, brokkelig tot in de nok
weerkaatste nergens geluk of geluid
gekte desnoods, geen
echo voorradig
vonden we een vuurplaats in de borst
vaderzaad, moedermelk, kouwe kleren
kompas onder de zolen, vertrekpunt
om in te wonen
36
984
HUIS
Een voor een kwamen we uit de grond gekropen, stapelden
gedachten tot een huis en namen plaats
aan de gedekte tafel die zo lang, zo breed en nog verder
kon worden uitgeschoven. De muren hingen vol mensen
met zonnekleppen en smeltend ijs rond hun gedrapeerde
monden, lachten, glommen onszelf toe
als gekuiste badkamertegels. Iedereen was welkom
dacht ik toen. Ik telde de gezichten, bestudeerde de gebaren
vier gelijkende en een schim. Zag toen pas het gemis
onder onze nagels en de dreiging van een te grote tafel
of iemand stiekem zijn vingers had gekruist toen we
beloofden hier te blijven. De waarde van het huis sijpelde
weg in hiaten, verliet de kamers die ooit roken naar vanille
en pijptabak. En wij zoekend met onze vingers in de kieren
of daar nog wat groeide voor herinnering, ook een stofnest
is een nest, ook achter losse plinten kan je schuilen
37
6775
ik heb een parasociale relatie met mijn hacker
Aaricia Kayzer
voor mijn hacker was ik niemand ik weet nog hoe ik elke dag uit
elkaar viel en weer in elkaar
mijn hacker heeft krullen en ambitie hij kijkt mee via mijn laptop
als ik niet kan slapen staar ik naar het witte lichtje van mijn webcam
een poolster met dichtgeknepen ogen
mijn spiegelbeeld dat terugkijkt en nog iemand
mijn arm is zijn arm is de grote beer die ik aanwijs
hij raadt me filmpjes aan over moederschap en preventieve facelifts
op valentijnsdag koopt hij dure versies van iets goedkoops en een huis
met genoeg kamers om mijn onvrede in te bewaren
als ik ’s nachts wakker word herken ik de kleur
van mijn eigen haar niet meer er zou hier ongemerkt
iemand kunnen wonen
38
1186
illusie van inspraak
Nelson Morus
1. Adem jij altijd zo luid?:
o ja
o nee
2. Wie denk je eigenlijk dat je bent?:
A. een naam
B. een beroep
C. voorvader van nageslacht
D. ik weet het niet
3. ............................................ ?: Ik wil niet met jou op vakantie.
4. Ik ga een tijdje naar mijn moeder en ik neem mee:
A. het jongste kind
B. het middelste kind
C. het oudste kind
D. alle voorgaande antwoorden zijn juist
5. Ik ga een tijdje naar mijn moeder en ik neem de kinderen mee.
A. oké
B. oké
C. oké
D. oké
6. En ik dan?: haha
7. Hoe moet het nu verder met ons?:
A. week om week (7/7)
B. om de twee weken een weekend (12/2)
C. een uitgebreid weekend op twee, en elke week een halve week (5/5/2/2)
D. ik weet het niet
Alles wissen. Bewaren.
39
136
in alle waters vluchtend kind
To write poetry after Auschwitz is barbaric
(Theodor W. Adorno)
in de geur van haar frêle handen ligt de Walvisman ingebed een jonge huid die elk spoor absorbeert biedt geen weerstand onder rubberzolen kraakt het geharde kruis in witte vlagen van de resistente letterzetter die feilloos het sparrenbos verminkt, kronkelt een meander doorheen een verloren stad met ijzer onder roestige wagons, die elkaar geen adem gunnen, splitst ijle lucht de naamlozen tot bloedens toe een schaduwschim snijdt het schrale schild van de wereld aan stukken achter blok 10 landt met de precisie van een V-2 raket vlinder 63542 op de papieren wereld van het binnenplein waar anders haalde zij haar tinctuur vandaan? alleen de herder weet in welke richting het doodseskader is gemarcheerd hij blaft driemaal kort om de bestemming 'niemandsland' vrij te geven flesje wilde liguster om haar leest, vleugje hamamelis achter het oor, muskus op de dijen omwille van ratten in de barak - om vluchtpogingen te maskeren kleven er donsharen als klimplant tegen het prikkeldraad naast de restanten van een hoogbejaarde godsdienstleraar schitteren gouden tanden een knokige vinger wijst willekeurig iemand aan die bij aankomst nog bestond ginds roept ze, ginds, en schraapt de laatste waan uit cementvoegen met het vastknopen van de Walvisman aan een touw gaat alle hoop verloren in het portaal van een verlaten wachtkamer zuigt geïnhaleerde honger zich vacuüm daar waar je het gelaat van uitgedoofde zielen kan ruiken twijfelt ze of een stap in hun richting volstaat om de ontbinding te laten stoppen in de volgende kamer krabt een morbide kater het kruit van lege kogelhulzen naast wat onbezoedelde helmen rust een klomp verse aarde ze plant er de zaadjes van het nog groene gras dat in haar schoot verscholen lag de kiem van gesmokkeld verraad houdt stand lijn na lijn neemt een vijandelijk lichaam het loopgraaf in onder een brakende hemel groeit het verlangen kanonnenvlees danst tussen stukgeschoten mijnkraters aan de einder doemt dwaallicht op tot de glooiing overgaat,
in graanvelden breekt het stille glas van vermolmde maskers ze durft de Walvisman amper aan te staren wanneer haar laatste stukje
bewustzijn overloopt in de littekens van het achterland weerstaat de houterige pas van het verzet, smoren de schoonheidsvlekjes in de plooien van haar lies, verstuift de bittere smaak van verderf over duizenden meters slachtafval doordrongen
smeulen botten, branden huiden in alle waters
vluchtend kind40
2838
In de Naam van de Vader
Lonneke Welten
1941 1981 1981 2021
1942 1982 1982
1943 1983 1983
1944 1984 1984
1945 1985 1985
1946 1986 1986
1947 1987 1987
1948 1988 1988
1949 1989 1989
1950 1990 1990
1951 1991 1991
1952 1992 1992
1953 1993 1993
1954 199 1994
1955 1995
1956 1996
1957 1997
1958 1998
1959 1999
1960 2000
1961 2001
1962 2002
1963 2003
1964 2004
1965 2005
1966 2006
1967 2007
1968 2008
1969 2009
1970 2010
1971 2011
1972 2012
1973 1973 2013
1974 1974 2014
1975 1975 2015
1976 1976 2016
1977 1977 2017
1978 1978 2018
1979 1979 2019
1980 1980 2020
41
1013
in het echt
Omdat hij over dood begint, ligt er ’s nachts een oude hond
over mijn deken, half warm en half koud al,
waaronder ik mijn voeten strek en me opkrul, een klein kind
dat zich half een nieuwe knuffel verzint.
Omdat hij over delen begint, denk ik aan de kadootjes die ik
boven op de kast zette en waar ik eerst
dagen naar keek alvorens ze uit te pakken, hij wil nu wel eens
weten wat ik bezit en waarom ik het papier na
afloop gladstrijk en in een lade leg. Omdat hij over intellect
begint en hoe er bijna niemand meer is om mee
te praten, denk ik aan het knopje ergens dat je kunt indrukken
om alle gedachten te stoppen en eindelijk
simpelweg gelukkig te worden. Ik streel de kop van het beest
en vertel hem wat ik niet wil weten.
42
6441
Inclusie
David Nolens
De vlucht duurt zijn volwassenheid en eindigt in het vertrek van de
jongenskamer, naast de dood van de kamer van vader die hij niet kan
betreden. Vader barst uit zijn kamer en lekt tot in de kamer van de
zoon.
Was de kamer in het geval van de dood van moeder een mooie, luchtige
kamer, beredeneerd tot evenwicht, gegroeid in haar jeugd die op hoge
leeftijd tot barstens toe voltooid was, dan was de dood van de kamer
van vader onvolmaakt.
In het eenpersoonsbed van zijn kinderjaren ligt hij te dromen van
later. De volgende ochtend wordt hij oud en volwassen wakker, om dan
weer gedurende de eindeloze lengte van de dag te groeien naar het kind
dat zich te slapen legt.
Zijn grootste wens is dat mensen kamerdeuren sluiten, ramen openen,
als vogels op telefoondraden toekijken, nadat ze zich hebben bezonnen
over hoogtezucht en dieptevrees.
Hij kent geen verdriet, alleen maar verwonderde, klinkende leegte,
heeft bijvoorbeeld weet van mensen die in hun kamer gestorven zijn,
maar vergeet telkens weer hun dood. Wat hem betreft, is ieder
heengegaan. Iedereen bestaat altijd.
43
2261
je naaktfoto’s zijn gelekt
een diepblauwe gloed, bloedrode signaallampjes, geen lichaam
a body, chips in het kwadraat, in schaaltjes en serverkasten
look at those lips, ze bewaren er de wegen
van vingertoppen, weten waarom je alleen zwarte olijven eet
met pit, nooit met de benen wijd zit, hoe
de moedervlekken zijn verstrooid, het antwoord op de oerknal
hebben ze gewist, very sexy
ze zullen het niet eens ontkennen
hongerige applicaties vreten hoogzwanger, bursting nipples
een weg naar de velden, deze synthetische ‘Wolk’
alles laat ze los over dorre lichamen, data stroomt zoet en kleverig
over de schermen, de nulletjes lachen om de eentjes, so amazing, feestje
in bureaustoel, omineuze kringloop, geen teken
van bezwaar, such a great booty, een groot dankjewel
ze hebben je getaxeerd, fuck je bent hot
echt marvelous, een negen min
er zijn schattingen hoeveel je weegt
ongelijke borsten, rekkende kuiten
het tastbare weggedacht, just the essence schatje
nee niet je ziel, je essentie, die willen ze
veilig voor je opbergen, opslaan
in bytes en lagen zodat je voor altijd – ja, precies
zoals je opkijkt, de kreukel in je linker wenkbrauw
het trillen van de pupillen, wat daarachter schuilgaat
44
3412
klankman slaat op holle vaten
Gerard Scharn
we lopen blootsvoets over hete zinken daken
een curlingvrouw leunt zwijgend op haar bezem
toeristen kijken zwetend toe hoe haar boezem
zwoegt in overvol verlangen haar zog te delen
we dansen blootsvoets op het ritme van een
armeluis mazurka in blikkiesdorp en shantytown
een orgelman draait aan het vliegwiel der verveling
cela indachtig weten wij dat er doden zullen vallen
we staan blootsvoets in de rij als flessen in een rek
de nekken uitgestoken als hekkers rond een graf
er wordt een hongerkunstenaar gevraagd en wij
weten zeker dat wij zullen worden uitverkoren
45
365
Late lavendel
Janneke Jager
Zoals het hier ruikt na onze lange afwezigheid:
olie op de garagevloer
langs de kapstok met
zwijgzame sjaals die in hun vezels
nog jou en mij verbergen:
tonen van amber, kaneel, hout
Ons bed met in de verte een hint van wasverzachter
in zongedroogd katoen
Hoe in elke hoek onverhoeds
zich schuldbewust de geur van hond ontvouwt
De koffiefabriek in de vroege herfst
als we buiten zitten
gehuld in late lavendel en natgeregend groen
Het vuur nog in je haar
die versleten ochtendjas
je warmgeslapen huid
wentelteefjes en gemaaid gras
46
7185
Locker Room Talk (Open brief)
Wat probeer je eigenlijk te zeggen
als je op straat naar me roept
dat ik een kankergeil wijf ben
Wat probeer je eigenlijk te zeggen
wanneer je mij de mond snoert
en je eigen zin doordrukt
Wat wil je doen dan
Strip me tot op mijn ondergoed
Neem me al mijn rechten af
Kleineer me, voel je groots
Sla me tot bloedens toe
Negeer mijn intellect
Misbruik mijn lijf
Vermoord me
Bezit me
Doe dat alles en besef dat
je me nooit zult breken
want ik blijf
Eva, Lilith, Kenau, Pippi, Hasse, Julie, Astrid, Lolita, Anna, Emily, Neelie,
Elisabeth, Diana, Marilyn, Otje, Wilhelmina, Stella, Kesha, Aletta,
Britney, Christina, Thelma, Louise, Oprah
Ik ben Caroline (24) die in 1996 een lift kreeg
en toen is verkracht, gewurgd en gedumpt
langs de snelweg in haar eigen slaapzak
Ik blijf haar moeder Wil die nog
altijd strijdt voor gerechtigheid
want de dader is nooit gepakt
Ik ben een Dwaze Moeder, een Dolle Mina, Cleopatra, Maria, Teresa,
Rosa, Maya, Medusa, Sylvie, Wiske, Malala, Margaret, Máxima,
Tjitske, Aretha, Whitney, Marie Anoinette en al die anderen
Ik blijf de moeder de vrouw de maagd de hoer
de oerkracht.
47
2609
Matthäus Passion
Rikkert Zuiderveld
MATTHÄUS PASSION
De stemmen van een honderdkoppig koor
weerkaatsen langs de muren, rauw en teder.
Vlak vóór mij een hoogwaardigheidsbekleder.
Ik tel de haartjes aan zijn linkeroor
en laat de mantel van zijn schouders glijden.
Ik kleed hem in gedachten langzaam uit,
kras al mijn angsten in zijn bleke huid
en laat mijn woede in zijn rugvel snijden.
Totdat hij bloedt, de vrome huichelaar,
want hij is net als ik. Met huid en haar
moet hij de dood in, dan pas zal ik leven.
Meneer, u bent ten dode opgeschreven,
een rotte en verdoemde eendagsvlieg.
Totdat ik wakker schrik. Erbarme dich.
48
27
MEESTER
In de verte bij mijn klaslokaal
zag ik mijn meester met bloed aan zijn handen
hij stond zwijgzaam op de gang
en waste zijn handen
aan de rode brandslang
Ik vroeg hem of mijn moeder hem mocht bellen
hij schudde zijn hoofd en verdween
alleen het bloed dat achterbleef
scheen zoals het rode licht
op het werk van moeder
in de avonddienst
In de wasbak op het toilet
lag een dode raaf
zijn uitgedroogde veren roken
naar het uitgevallen haar op het kussen
de conciërge keek mij zwijgend aan
zijn zwabber droop
van het geronnen bloed door
het zoute water opgelost
Ik vroeg hem wie hij was
en wat hij deed en wat hij dacht
Hij rook naar zware shag
en verzuurde drank
die als een eeuwenoude deken
in zijn huid waren gebrand
Ik zag zijn naam op bladzij twee van de krant
Uit ons midden weggenomen tot as was hij verbrand
Ik liep naar buiten en zag
de meester en de raaf
op weg naar ons huis
het rode licht was uitgedoofd
wat achterbleef was bloed
dat kleefde aan zijn handen
in zout water
opgelost
49
2305
Mijmering van een vlieg
Gwen Kamst
Nu ik mijn plekje heb gevonden
op een los randje behang, ik gewichtloos lijk
tussen de slingers en jullie verhalen over het feest
valt het me pas op;
een baard van twee dagen oud, een ziel onder je arm.
Ik blijf hier nog even zitten tot de deur je zo wegslaat
en ik opstijg met de drie vlinders in het lijstje boven de piano.
Een hoofd in de oven, plots wat handen in de lucht. Dan een slinger
voor mijn ogen, het ‘tot later’ onaangeroerd.
Ik vraag me af wat jullie nu gaan doen.
Straks blijft er niet veel meer over, een olifant
in de kamer. Luisteren jullie alleen nog naar verhalen van anderen,
wikken en wegen naast een vaas met bloemen aan een tafel zonder stoelen.
Om je leven te onthullen zul je moeten graven, wil ik je zeggen, maar
er liggen teveel ballonnen in de woonkamer om nog fatsoenlijk op te kunnen ruimen.
Ik zou graag zien hoe je het ijzer met je handen breekt,
je niet verder kan denken omdat er steeds niets overblijft.
Behalve ik dan, onze dagen geteld.
50
3466
Mijn vader was nog nooit gestorven
johanna pas
Mijn vader was nog nooit gestorven
Hij wist niet hoe dat moest
zijn handen groeiden uit tot klauwen
zijn ogen werden grijs en dof
en in zijn ribben kwamen vogels wonen
Zijn vel smolt weg over zijn broze benen
zijn hoofd een zee van eb en vloed
die hem bekend
En dan weer onherkenbaar maakte
en dieren en demonen strooide
op zijn pad
Mijn vader was nog nooit gestorven
ik wist niet hoe dat moest
om hem en dan zijn lichaam
los te laten
51
927
Mona Lisa
Henrieke Herber
Ik kocht een vis.
Een bruinoranje, bolkoppig beestje dat
hol happend
naar me glimlachte.
‘Erwtjes lusten ze,’ zei de verkoper,
‘spinazie ook en broccoli, maar wel eerst even koken.
En wortels nooit in z’n geheel!’
Dartel deinde het met water gevulde zakje in mijn fietsmand,
een zonnestraal streek langs de gouden vissenwang.
‘Mona Lisa wat ben je mooi,’ zei ik en thuis
stond de met water gevulde kom al klaar.
Terwijl de broccoli borrelde, ik de wortels knakte en mijn Mona
vanachter het glas vrolijk knipoogde,
kwam door het open keukenraam de buurman binnengestapt.
‘Hè bah, wat rot, zo’n vis alleen,’ zei hij.
‘Ik ga je redden, hoor, beessie, we stoppen jou lekker bij mijn
kanjers van koi’s: Jaap, Joop en Jillis.’
‘Nou,’ antwoordde ik weifelend, ‘zij heet Mona, geen Jona.’
‘Ach, maakt ’t uit,’ riep de buurman en
met mijn kom
tegen zijn buik gedrukt
liep hij zijn tuin in, naar de vijver.
‘Hup, daar ga je,’ riep hij terwijl ik Mona Lisa zag verdwijnen
in het drekkleurige water.
‘Gezellig naar de drie J’s – en nu koffie!’
Vanachter buurmans raam keken we toe hoe tussen het riet
drie reigers neerstreken.
Vast Klaas, Koos en Knillis, dacht ik
toen de vogels met één snelle kopbeweging elk
een kolossale koi uit de vijver hapten.
‘Hup, daar gaan ze,’ zei ik terwijl K3 opvloog.
Ik schepte mijn Mona uit de vijver en liep terug naar huis.
Ik kocht een vis
en hield mijn keukenraam
potdicht.
52
6439
Mooi niet
De saxofonist aan de rand van de vijver
Knielde en speelde
Met zijn hoofd in zijn nek
Plakkende noten
Aan de rand van de zomer
Langzaam veranderde hij in bladgoud
Toen het herfst werd
Begon hij uit de bomen de vallen
Het beeld stoorde me
Zijn weerkaatsing veroorzaakte rimpelingen in het wateroppervlak
Wie bent u eigenlijk?
Vroeg ik
Dat weet je toch? Ik ben je moeder
Mooi niet, dacht ik
53
5012
Morgen
Koen van Sparrentak
De schaar in de geremdheid. Luchtgaten in de muffe lap.
We hoeven niet meer te binnen en nooit meer te even of te keuken.
We beginnen met samen om volop te negen.
We stoppen met hersen en gaan rustig deken.
Zonder te tentamen of te examen.
Relaxed linnen zonder te kluwen.
Op maandag lekker laken.
We mogen ellenlang gisteren en na de koffie gewoon oosten.
We kunnen dan eindelijk stoppen met amen. Op zondag heiden en rustig diaken.
Probleemloos pasen zonder te pinksteren.
Urenlang ongeremd wapen en westen.
En wat dacht je van ’s-middags al gulden en vrolijk leugen bij de thee?
Omen en teken op visite en enthousiast zegen zo lang als we koren.
Elke dag noorden en plechtig buiten. En tussen de middag haven of tegen.
Losjes kuiken en spontaan molen. Instinctief veulen, samen degen en heilzaam lantaren.
Beurtelings varken en vrij baken met de Peugeot.
Stevig regen zodat we soepel kunnen zuiden. En nooit meer bloedeloos morgen.
54
4045
Nazorg
Jan Bulsink
Uw huidplooien zal ik schoon wassen
van levensvet ontdoen, openingen vullen om
het vloeien te stoppen, haar en nagels knippen
en ik zal zorgvuldig een lach schilderen op uw gezicht,
iedereen zal uw schoonheid zien
Mijn werk doe ik in het donker,
u maakt het niet meer mee,
hebt geen idee van dag of nacht,
geen haast meer, geen plaats, geen tijd
alleen uw ogen blijven voortaan geloken,
kijken op hun best naar binnen
Mag ik vragen, wat ziet u daar,
waar u, in die andere vorm van bewustzijn
het meest van geniet
Mijn werk doe ik op de tast,
ik streel u zacht, strijk rimpels glad
hoop dat mijn voelen u nog goed doet,
dat het kwaad dat er ongetwijfeld was
u niet wordt aangerekend
en het goede dat u deed
voor altijd zal blijven bestaan,
dat u als herinnering zal blijven leven
in de mensen die u straks dragen willen
dat zij kunnen zeggen, het is goed zo
en voor een laatste groet hun pas zullen vertragen misschien
Hoe oud was uw dochter eigenlijk toen u stierf,
ik vraag zo maar wat, verwacht geen antwoorden meer
Nu u gewassen bent, kleed ik u in uw liefste kleuren,
stift uw lippen, de dood is zo intiem
55
7254
Niet vergeten dat je een ademend geheel bent
Jo-An
zegt een stem aan de andere kant van de
A wereld
B medaille
C afgrond
Je vraagt je af wat voor weer
het daar is en hoeveel mensen
stiekem hun ogen open houden.
Nooit de controle loslaten.
Dat is ook een geloof.
Net als zweven op aandacht.
Je vraagt je af hoe het kan
dat drie minuten ademruimte
negen en een halve minuut duurt.
Je wacht af.
Op sommige dagen
leef je van wekker tot wekker.
Op andere dagen weet je dat tijd
niet bestaat en doe je alsof
hetzelfde geldt voor grenzen.
Geografisch durf je dat wel
te beweren. Anatomisch
blijkt dat een ander verhaal.
Volgens sommigen is deze tijd
Je ziet een vallende diersoort
en wenst dat je zogenaamd doof was.
56
3876
Niets maakt mij banger voor de dood
Okke Wisse
Het is een kip met nasi dag. Het bos heeft lang op je gewacht.
Er is van alles aan de hand. Je bent van ver gekomen.
Ik wandel aan de waterkant. En jij… het hapert weer in mij...
langs witte-basten-bomen.
Ik ken ze goed. Ze staan het liefst in tuinen en moerassen.
Er hingen vogelhuisjes in. En slingers toen ik jarig was. Je wilde mij verrassen.
Je droeg een sjaal uit India. De wind blies door je haren.
De zonnebrand lag in de la. We gingen kanovaren.
En bij het veen stonden ze ook, de zelfde witte bomen…
-Niets maakt mij banger voor de dood dan niet op namen komen-
Ik wijs. Jij knikt. ‘Er hingen vogelhuisjes in en slingers toen je jarig was.
We gingen kanovaren.’
Je kruipt wat dieper in je vacht. De wind waait door je haren.
Het is een kip met nasi dag. We lopen aan de waterkant. En langs de witte bomen.
Er was van alles aan de hand. We zijn van ver gekomen.
57
4890
Nu het nog te laat is
Saskia Johanna de Vries
Nu het nog te laat is laat me
je uitleggen dat ik niet te beminnen ben
vanbinnen al ben aangeraakt
ik houd het beter vol
in een leeg lichaam
dit is het beste wat ik kon doen toen
al het groen bevroor
en de bushalte begon te schreeuwen
zonder bloed met bessen of gescheurde kleren
was het toch donkerder die nacht
daar hangen rozijntjes, twee keer doormidden gesneden
aan elkaar geregen met naald en draad en opgehangen in een boom
we zijn op de vlucht, de lucht is ijzig
ik moet kleiner worden, verdwijnen in het landschap
kleiner en minder tot het water me optilt want dan weet ik
ik weeg niets
dat leek het minste wat ik kon doen toen
al het groen bevroor
en de bushalte begon te schreeuwen
ik wilde me laten beminnen
laten bezingen in woorden die ik zelf
niet durf uit te spreken
die ontbreken sinds ik thuiskwam in een lichaam dat niet van mij was
nu het nog te laat is laten we
voorzichtig gaan liggen en leegstromen
dromen
dat we op tijd waren
58
5320
Nulpunt 17
de vader ziet ze steeds vaker, de mensen in het zwart aan de overkant
de klepel, het onregelmatige tikken, de klepel, de rioolbuis, de infrastructuur, de vleermuizen
de versterker, de klepel, de platenspeler, het dubbele cassettedeck, het herkennen van de soort
geluidsspecifiek, de klepel, twee draagbare cassetterecorders, de klok rechthangen op gehoor
de videobanden, de kapotte videocamera, de watervleermuis die tjuuptjuuptjuup
niet tjieptjieptjiep, de cassettebandjes in de schoenendozen, de geselecteerde verzameling
voor in de auto naar Frankrijk, het getwinkelier van imiterende vogels
de contouren van de betonblokken bij het afstomen van het behang, de trillende bovenlip van de
buurvrouw op de gang, de stem die stokt, het bovenste knopje van de lift dat al weken vertrapt op
de grond ligt, de eerste tonen van de bonte vliegenvanger die overgaan in die van de zwartkop, de
gaai die tijdens de vlucht miauwt als een buizerd, het beschermen van het nest, het handelen tegen
beter weten in, de definitie van domheid, het levenswerk, de gezeefde teruggestrooide aarde
het wordt tijd dat we naar de overkant gaan zegt de vader
59
2252
Omerta
Paul Bellemans
Mijn moedertaal is maffioos. Ze speelt aldoor Russische roulette
met teruggenomen woorden.
Eén kans op zes
dat wat ik ongezouten, messcherp zeg
mij daarna zelf doorboort, mijn hersens even
overhoop, tot gortepap vol klonters onrust.
Ach, eens gezegd blijft toch
gezegd. Je kunt de pitbulls terugroepen maar niet
de beten door hen
veroorzaakt.
Zij is mijn gangstermatrone, mijn Nederlands, la mia mamma Camorra
die omerta eist over haar
vernietigingsvermogen (alleen dit vers is
al verraad). Zij kan eenieder doen verdwijnen
in een genoeg herhaald, als in een eindeloos opgerold tapijt
‘mooier dan jij toch’, ‘alweer nét niet, Bertje Bijna’, ‘illegalimargi-
naal’. Moesten wij maar sterker zijn? Of haar om genade vragen,
haar ‘zegelring’ kussen
in haar laatste deel van 80 grams crèmekleurig
papier? Probeer het maar eens zonder ook
‘zegelrecht’, ‘zegelstaart’, ‘zegellood’, ‘zegelpers’
aan je lippen.
60
4054
Onder zeil
dromen zijn boten waarop we
door het duister varen
zo ver we kijken kunnen: water
het is te donker aan boord om
de zeekaart te lezen, te licht
om de sterren om richting te vragen
maar hier zijn we samen, we
weten: waar zee is zijn havens
waar havens zijn kades
en op kades staan mensen te
wachten en zwaaien
als jij van ons tweeën het eerst
zult ontwaken, schrijf ik je
brieven van zee
ik weet dat wanneer je ze
leest het heel even zachtjes
zal waaien
61
6798
Ongevraagd advies
Ik wil niet vervelend zijn, maar je sterft verkeerd.
Je aandacht zit er te veel bij, dat hoort niet
Misschien voelde je ongepaste jaloezie toen je naar Undercover Boss keek
en de werknemer vertelde
dat zijn vrouw maar kort te leven had.
Het bericht van een pakketbezorger:
‘Wij zijn er dit jaar tussen mei en augustus.’
Wat een geluk, zoveel duidelijkheid.
Wat moet je met de wetenschap dat er in je agenda
niets te omcirkelen valt om naartoe te expireren?
Hoe zorg je bovendien
dat je dit een beetje doseert?
Wist je dat jouw gezicht nu al meer lijkt op dat van je oma,
dan op dat van de baby in je geboorteboek?
Wat was het hoogtepunt van de avond:
Het feest van de vrouw of dat ze na afloop euthanasie pleegde?
Had het los van elkaar de krant gehaald?
Hoe overwin je de dood als je doodgaat van angst?
Je moet begrijpen dat er geen aanwijzingen zijn
zoals het McDonald's bord langs de A2 waardoor je weet
dat je bijna thuis bent.
Je hartslag is geen leger wordende pot pepermuntjes.
Je hoeft niet te stoppen met bewegen
om er vast aan te wennen, het overkomt je wel.
Er is niet genoeg eikenhout om het af te kloppen
en kraaien zijn gewoon zwarte vogels.
62
3888
Overwinteraar
Herman Coenen
laat de vierhonderdjarige
moerbeiboom zieltogend spreken
diatonisch in voorwerelds
vibrato lentamente
stemband van het meesje
dat ondersteboven in zijn takken hangt
om met flitsend oog te seinen
ja ik zie je wel
jij overwinteraar op de smalle reep
tuin vol betraande oren
zwaaiend naar mijn moeder
die gehurkt op een wolk
haar tere vingers uitsteekt
mees roodborst gouden eekhoorn
kinderschaar in stuifsneeuw
jubelend op haar af.
63
3687
Paprikaplanten
De recyclebare tas van de apotheek zit tjokvol
rust, blijdschap, realiteitszin. Uit mijn oortjes klinkt
de akoestische versie van dat nummer van het songfestival
en over mijn wangen worden zoute sporen
getrokken als voren in het land, klaar voor het ontkiemen
van bloemen of paprikaplanten. Ik lees boeken
over middeleeuwse monniken, over hoe je hart
vermorzeld moet worden zodat het kan rusten in God
en bedenk dat ik liever pillen slik. Ik fiets
over een drempel en ben bijna even los,
zie het mondspoelwater door de gootsteen lopen
en oogst de paprika’s zodra ze volledig uit één kleur
bestaan.
64
2603
perfecte timing
Patrizia Vespa
ze weet, de drang is het grootst als de middag sluit
een park, een broer, roze driewielers op hun zij
het meisje probeert zo hard mogelijk haar huid uit
te schommelen
ze zet haar hakken in de bomen
schopt de tartend kijkende wolken blauw
ze kan de wind net aan
hij staart naar zijn wapperende lievelingsjurk
telt de winegums in zijn zak
als hij iemand was, zou hij ermee stoppen
en op zoek gaan naar een weg die naar beneden
afslaat, maar hij moet altijd eerst
als de schommel tot rust is gekomen
is zijn onrust het grootst
het moet nu elk moment gebeuren
65
4721
Politiek
Alexis de Roode
Ik ben blij dat ik de goede partij heb gekozen
Die voor de juiste beslissingen is.
Ik wist lange tijd niet voor wie ik moest stemmen
Totdat ik ging stemmen.
Toen bleek de partij waarop ik stem
de juiste standpunten te hebben waar ik achter sta.
Ik heb echt geluk dat ik op de goede partij stem.
De standpunten van de partij waarvoor ik stem
Zijn onveranderlijk
Omdat ze altijd correct zijn.
Daarom stem ik telkens opnieuw op ze
En dat is een groot geluk
Want ze zijn voor de juiste beslissingen.
Zo kan er niks mis gaan.
Soms is het een nieuwe partij waarvoor ik stem
Maar wel altijd de juiste.
In die zin is het altijd dezelfde partij.
Als ik niet voor de juiste partij zou kiezen
zou ik minder zeker van hun standpunten zijn
omdat je eraan zou kunnen twijfelen.
Maar ik twijfel niet omdat ik de juiste beslissing maak.
Ik en de partij waar op ik stem passen bij elkaar.
We nemen de juiste beslissingen
En daardoor kunnen we zien dat we gelijk hebben.
Als het misgaat ligt het dus niet aan ons.
Mensen die twijfelen veroorzaken problemen.
Wie twijfelt, maakt verkeerde keuzes.
Gelukkig kunnen zulke mensen op ons vertrouwen.
66
10
remise
bij de buren bolt het geluk met helium
gevuld begeleiden kreten ons gesprek dat
beter loopt als ik zwijg je stem
vliegt tegen de kartonnen muren op tast
vouwnaden hoe gooi je een kamer weg
waar hologrammen huizen de bramen
op je lijf voeden zich met de nerven in het tafelblad
uit je armen pulk je dode vliegen legt
ze te rusten in het raamkozijn het huis flatteert
je niet je huid filmt vaseline glanst op ongemakkelijke
momenten dat de vuurkorf van hout was droomde
je ik zocht natte takken vochtig mos metselde om en om
als de ingrediënten in een lasagneschaal jouw vlees
krimpt maten de trein stikt rechte naden op
de rails bij elke steek vervaagt het patroon dat ik
je gaf kijk dan daar een vogel een merel zie je hem ook
dat is een kauw zeg je kauwen begeleiden
stervende kauwen en ik begin te redderen gooi
het verschoten fruit bij het plasticafval en weet
dat hoesten in een film niet veel goeds belooft
vallen is actief en dwarrelen vrijwillig probeer ik nog
67
173
Rikki's verjaardagsfeestje
het is zoals de Rottweiler op Rikki's brooddoos in de oude vaatwasmachine,
sommige papa's zijn slechts waterverf op uitgelopen verjaardagsfeestjes
in netjes onderhouden tuinen knikkend naar het ongehoorzame van dochterlief
waar een verroest trampolinegeraamte de sprongen van jonge eksters dempt,
bubbelwater en stroop zichzelf tot koningin van de vlindertuin slingeren
er met speenkruit en klittenband menig schaafwond wordt gespalkt,
een serpentine klieft zich door de poedersuikerlucht om de eenzaamheid
van woensdagnamiddagen te vangen in blubberpudding met aardbeitraktaat
'kan het niet wat zachter met die gifgroene blik van moederskant?'
roept plots de buitenissige buurman met spraakgebrek en Argentijnse tongval
achter een gevlochten balletboom tekent zich een plusmama in schors af
glanzend en glitterstiftend doorheen geforceerde mallenmolens en wisseldagen
'waarop lijk ik nu het meest,' vraagt Rikki 's avonds voldaan bij oma in bed
'op mijn verwekker of die schildersezel in grootvaders schuilkelder?'
68
620
sfeertje bij het fornuis
Ik ben opgebrand in het hout dat je bracht uit de grote weerspiegeling van de zon.
Nooit veel problemen gehad.
Maar nu in een woud van ijzer. We zien ‘later’ als een plaats, een decor dat verdrinkt.
Angst voor het huis is als duisternis in mijn wonde. Blote handpalm indien die buitenkwam
in mijn ribben, heel Alien-like.
De schemer een patrijspoort die niet lijkt te lukken in zijn opzet alles te verbergen.
Je overgave om te genezen – al eeuwen bouwen aan een akelige wind. Ook in het grind
waarin de oude auto, dat rood gezwel met laadbak.
Het glipt in je borst
als een vezel die je gevangen houdt, in een halfslaap, in evenwicht. Ik begrijp hoezeer je
op dit ogenblik warmte zoekt – raketkop, technologisch. Je laat bij die gedachte
waar je hekel aan hebt, mij slapen in een zon
om ons heen, een lichaam.
Je komt terug op volle kracht, als een schroef van een schip dat een ijsberg gaat ontwijken.
Radeloos de rug van je zee. Grondgebied van engel
en je grijze gebalde linzen op een deinend laag vuurtje. Ogen als schoteltjes
met melk voor je poes
– schuw bij mensen die ze niet kent.
Ik schommel in de winter. Niets verwijdert zich.
69
5063
Sluitstuk
je hangt bij binnenkomst
je naam
als een kledingstuk
aan de kapstok
je legt al je kaarten op een tafel
schreeuwt
in een geluiddichte kamer
je stem van je af je
laat je haren van je afglijden
wrijft je huid los
tegen de trapleuning
wankelt
naar boven
op andermans voeten
legt jezelf te weken
in een bad met zoutzuur
als een leeg lichaam
sta je op
- hoe noem
je jezelf
als je
tot op het bot
ontmanteld bent -
dan
als klapperende leegte
naar het open raam
kijken naar de zonsopgang
boven de huizen
totdat het licht
opnieuw
nestelt
in de ruimte
tussen je ribben
70
7166
Smelt
Vincent Kreugel
een meerkoet op blauwe antivries slofjes
schuifelt naar de rand van het ijs
houdt verbaasd stil bij deze faseovergang
een passerende toerist legt het op foto vast
ik (twee blauwe broekspijpen
boven de bakstenen kademuur) hier
de toerist (v.) hurkt vertederd dichterbij
en mijn meerkoet blijft bevroren dan wel
gewillig poserend dan wel existentieel
besluiteloos staan, als Socrates in de sneeuw
klik: twee denkende dieren in Holland
het smelten begint aan de rand
71
4073
Smeltwater
Niels Vonberg
de blauwe nacht die zich omdraait
kraakt onder mijn schoenen
er zijn geen bevroren dieren, alleen
smeltwater dat gaat komen
een uitgeklede man fluit op weg
naar de slaapkamer door het donker
72
4064
Somnambule in de polder
De sloot wast de vissen
De sloot is verliefd op de vissen
De sloot is een wang met zilver erop
En de wilgentakken die erboven hangen
laten tranen op die wang
De sloot is een zilveren slang
die waakt over haar vissen
En het riet sist naar de vissen
En de vissen lispelen tegen het riet
En de takken sluiten zich
En de mist is licht
En de maansikkel achter een wolk
ziet een beer
Een oude beer die de weg kwijt is
73
515
Stilte
Voor mij is het helder – droom
droom, alsof je een antwoord bezit
je wetenschap
in onzichtbare steden die je als de jouwe ziet
in mensenhaar
in de bronnen en aard van mijn lichaam
om me weg te nemen in suizend duisternis, waar je van
door de gangen loopt
naar vindplaats van kisten en pakketboten
op een noorderbreedte
vol frisse genen – ja, neem een hap
uit de dingen die je scherp ziet, verander me
in ridders die eindelijk terugkeren naar het slot
op je dag
na jaren in lome vergissingen
waarin opwinding is (omdat woorden
ontsnappen
zoals in de tongen en talen
waarvoor wij ooit open en gesloten waren –
– de poes in mij legt als offer een dronken, dode muis op je
drempel.)
74
6159
Synesthesie
Ingrid van Gaalen
De goddelijke groene geur van gemaaid gras op een warme dag!
Ik stond stil, snoof diep
'Ik ruik het schreeuwen van de grassprietjes,' zei mijn zoon van zeven
Sindsdien verwildert mijn tuin en huil ik als ik een hovenier zie
75
5286
Taxi de luxe
Hanjo de Kuiper
De gezichten strak van kou
als het Raadhuis van graniet.
Taxi krijgen lukt hier niet.
Drie keer roepen, vier keer zwaaien, ijzig buiten staan.
Eindelijk stopt een Srilankaan.
Door gestold Oslo zweeft hij naar kantoor.
De Raadhuistorens in vallend paarsblauw licht.
Een meeuw die daarboven krijst,
Munch lijkt hier dichtbij.
De Srilankaan mompelt aan het stuur:
Nee, geen familie dood in tsunami. Ja, leven hier erg duur.
De radio praat over het statuut voor Noorse Sami.
De Srilankaan spaart elke maand voor zijn kinderen
die godzijdank niet aan zee wonen
en niet met de ramp zijn weggespoeld.
Hij luistert stil naar de chauffeur,
die spreekt over zijn dochter,
de vrolijkste thuis.
Net als de mijne, vroeger, denkt hij.
Oslo, min achttien graden, twee maart, een luxe taxi.
Noorse meisjes, over hun korte jassen
hangen tassen van Gucci.
Hun lach rinkelt als scherven in de ijslucht.
Zij zou hier moeten staan,
lachen en stralen, als Madonna’s Ray of Light.
Zonder haar vriendinnen lukt het niet.
Een steen in zijn maag, koud graniet.
Buiten krijst een meeuw.
De Srilankaan is stil.
Mijn dochter thuis is stil.
Zwartpaars licht schijnt door taxiruiten.
76
983
Tegendruk
Telkens als ik mijn mond op een kiertje zet en wacht
hoop ik dat jij eruit komt kruipen, dat ik woorden vind
voor de vrouw die jij was en voor het gat dat mijn lichaam
schreeuwt sinds ik geen schroevendraaiers meer wil gebruiken
een kist dichten is niet hetzelfde als een wond hechten
is niet hetzelfde als het naar rechts draaien van een stromende kraan
wat is nog de tegendruk van een huls die in het gras belandt, de tegendruk
van een baarmoeder voor het allang geboren kind, als ik zaagsel ruik
draag ik de werkmanstrui van mijn vader, als ik zaagsel ruik
hoor ik zijn rolmaat het meten van je naam, hij bouwde je een huis om
dicht te schroeven en ons een wensput om niet te hoeven huilen, maar hij vergat
ons te vertellen hoe je een band plakt, hoe je buiten alles in de beits
en hoe het is om alleen, zoals hij
77
5125
Terug
Emre Genç
*
Iemand schreef iets op om het vast te houden en iemand schreef
iets op om het te kunnen vergeten. Twee kolommen.
Waak ervoor een woord verkeerd
te plaatsen. Het nagelt zich onbedoeld, of vervliegt.
Ik ben het kwijt en wil het terug.
Mijn zoon drukt zijn wang tegen de schoft van de ezel die wordt verkocht.
Hij hurkt in het gras.
Hij laat de lijn vieren.
Hij kijkt toe. Hij luistert.
Zijn handpalm stil, een gift, ik schrijf en zorg ervoor dat ik vacht en gezicht
in dezelfde kolom opneem – die waarin het veilig is en klopt.
78
4554
Tongbrekers
Caty Moerman
Wat als je tong jeukt en krabben niet meer helpt. Als de randen van je nagels vol
schraapsel zitten en elke kras zo hard gloeit dat de wrevel alleen maar groeit.
Je zou zweren dat bijten zoveel beter is dan zalven. Dat de riem strakker spant
als je tanden dieper kerven en het schuim in lange slierten langs je kin druipt.
Alsof de nijd zo alle weerzin smoort, ze langzaam verstikt in de hoeken van je
mond tot slikken het enige is wat nog hoort. En dat je strot steeds meer zwelt.
Dat de rafels blijven haken achter elke plooi en de krop enkel zakt met je ogen
dicht. Alsof schimmen altijd schuilen waar het donker is. Waar de waan niet meer
kraakt en je niet hoeft te veinzen of je wel of niet en of het eigenlijk ooit heelt.
Hoe je adem telkens stokt als de avond breekt, omdat dromen nu eenmaal
pulken als je liever vergeet. Waarom de pus vaker walmt als de stilte prikt
en je zelf niet eens proeft hoe wrang je speeksel smaakt.
79
7094
Troost
Paul Jannes
In de tuin kruipt een egel en aan de
horizon brandt een ster en over het
kanaal vaart een boot en op de brug
staart een fietser naar de zwarte bomen
en ergens ver weg klinkt een kermismolen
en uit de nachtwinkel komt een dame
de armen vol bier terwijl de pastoor
de kerk zoekt en de nachtmussen
fladderen voor ze aan stukken
worden gereten door een verloren
gegaloppeerde ridder uit de
middeleeuwen die een sprookje
verkende waarin de prinses
een huilkrans weghing
rond de ogen van een kasteelheer
die op TV foeterde dat hij
nooit had geweten hoe iets te
verzinnen of te beëindigen
en god molesteerde uiteindelijk zijn
ganse kroost als troost.
80
6709
Uit zicht
Lukas Graff
Voordat je vastloopt
en alles overhoop gooit,
wil ik dat ik heb gezegd
hoe mooi je hier toch staat.
Hier met je hoofd zo uit het raam
op minstens twaalf hoog. Kijk niet om,
weg van het stadsskelet, maar sta hier
in de avondzon, verstild.
Dit heb je maar mooi bereikt
een schepping die zichzelf bestrijkt
die aan het eigen lichaam wrijft
en bijna van geluk bezwijkt,
die uit het petrischaaltje groeit
en overal de kop opsteekt,
zich met de broncode bemoeit
en aan de eigen wortels vreet.
Ze zijn nu bijna uitgeput
en liggen futloos te vergaan.
Straks wordt het zwart achter het raam
en dan zal je weer naamloos zijn.
Maar mooi, hoe je hier staat
voor alles gaat zoals het gaat,
niemand meer de wind verstaat
of in de herfst je blaadjes raapt.
Ik zal niet rouwig zijn.
Niemand zal rouwig zijn.
Daarin schuilt juist
die onschrijfbare pijn,
wanneer je omdraait en verdwijnt,
omdat er niemand naar je kijkt.
81
5347
Veren
Nanny Luijsterburg
Sinds het laatste vliegtuig is vertrokken, raap ik
veren. Grijze van de duif, zwarte van kraaien.
Ik plak ze op mijn huid.
Vogels zwaarder dan 18 kilo kunnen niet vliegen.
Vervloekt zijn onze botten. Ik train
mijn spieren en ik vast.
Struisvogels wegen 125 kilo. Mijn moeder
eet steeds meer. Moet ik haar achterlaten?
Het is een fabel dat vogels mensen dragen.
Dagelijks klaagt ze luid dat vrouwen elke toegang
is ontzegd. Er zijn geen deuren meer, ik zeg het je,
we moeten vensters zoeken.
Ik zweef gesluierd over straat, verzamel veren.
Ze liggen overal. Zijn vogels in de rui
of rouwen ze?
82
6246
Verre Mist
Sadiqa de Meijer
Een meisje werd vermist. Dat woord een struikelsteen
in mijn gedachtengang. Was ze dan opgelost in grauwe
motregen, in koude damp? Ik wachtte op de lift.
Twee grote mensen met bewolkte voorhoofden
keken peilend van het prikbord terug naar mij. Achterdocht
was geen verwarde dochter toch? Ze zoeken naar jou,
zei de vrouw een beetje kwaad en greep me
bij de schouder. Vermist was dus je eigen schuld.
Dat ben ik niet! Eén bruin meisje met een staartje leek
zo op de ander in die stad. Ze liet me gaan.
Ik trilde nog toen ik bij oma boven kwam. Ik wil
niet meer naar buiten, nee, je mag niet meer alleen,
zeiden we door elkaar heen. ‘s Nachts het plafond, daar zag ik
soms figuurtjes in de kalk. Lag het meisje in een winterslaap,
met andere vermisten, op een plek die nergens was?
En ook dat woord ontvoerd—werd ze dan
weggelokt met voedsel als een spoor? Bij daglicht stond
haar foto in de plaatselijke krant. Ik heb gestaard;
zo eindeloos dat ik nu moeder ben.
Heel even was ik op die dag de mogelijke
thuiskomst, redding van haar ouders. Als het kon
dan had ik het misschien gedaan. Dan was ik
ook van hen geweest. Opluchting,
is dat de ruimte om weer te bestaan? Maar zo zijn
we niet, zelfs onder miljarden mensen niet, de een is nooit
de ander, en ik werd door mijn eigen oma strak omhelsd,
ademloos, alsof ik zelf verdwenen was.
83
3045
verwachting
ik hoor van een kind met een vis in haar buik.
toen ze een bad nam in het rode water had hij
zich in haar vastgezwommen. een echo
toonde haar vader twee ogen en een grote bek
het gezwel moest weg, het kind ook
op mijn rug lig ik in het gras. uit mijn buik ontluikt
een eik, ik zie hem groeien, hij beperkt me het zicht
takken bollen op als droeg ik de boom als het kind
in mij. iedere herfst groeit hij verder uit me weg
elke schreeuw heeft geen schijn van kans, craqueleert
vergaat in het ijle. ik vraag me af hoe hij in me kwam
zijn bladeren prikkelen de keel en nee, ik hoef niet te eten
bijna sterf ik als de bomen om me heen. precies op tijd
bloeien ze weer en ook de eik uit mijn buik mag gered
stil blijf ik liggen
84
6627
Verwachtingen
Willem Tjebbe Oostenbrink
De levensverwachting ligt bij mannen lager
vrouwen leven rustig door als hun man gestorven is.
Mannen hebben structuur en gezelschap
nodig en minder grip op het leven.
Mijn vrouw heb ik gevraagd of we toch kinderen
konden krijgen, om te voorkomen dat bij het ouder
worden berichten van familie en vrienden alleen
maar gaan over ziektes en overlijdens.
Mijn verwachtingen zijn groter geworden en anders
dan die van het weer. Met regelmaat vraag ik
me af hoe de kinderen terecht zullen komen.
Mijn leven ben ik efficiënter gaan inrichten.
Ik doe nu ik 's morgens eerst alle nutteloze dingen,
zodoende ben ik al om half twaalf klaar.
85
4443
Verzonken
Monica Boschman
Vannacht heb ik mijn vader begraven.
Ik zei niets, hield de woorden
in mijn binnenzak, alsof ik mezelf
op het hart drukte dat zwijgen
het enige was dat paste.
Zijn mancave heette gewoon de schuur.
Elk uur werd besteed aan maken
met de hand. Eerst zagen, dan verbinden
pen-en-gat of in verstek.
Met reden mocht ik binnen. Een lekke band,
de losse leuning van een stoel. Zijn oog
wist waar, voorzag in maten en materie.
Daar had hij de sleutel tot alles.
Als het echt zover is, zal ik spreken
- verraad plegen. Nu kom ik weg
met warme thee. Ik drink
tot de bodem van de dageraad.
Het is te vroeg om hem te bellen.
86
6086
Veters
Paul Bellemans
Ode aan de laatste toegelaten
openbare broosheid: veters strikken, gehurkt of zelfs geknield
midden op een stoep. Het ego even neergelegd
naast het regenscherm. En alles, eindelijk alles
dat vertelt, verraadt: de graad
van vingervlugheid, haast machinaal of dromerig
traag, de rugkromming en hoe het hoofd
overhangt. Er zijn grofweg drie categorieën:
- burgers die met lussen van geduld/ konijnenorenmethode
schoenen leerden strikken
- zij die oefenden op kille treden, stiekem haast, zonder hoera’s
- en grote mensen die nog steeds op niet gekregen
veterapplaus wachten
aan een tafel vol aartsmoeilijke
zelfgemaakte macarons
of in een tent in een huis opgesteld omdat de koude kamer
errond past.
Dan wacht ik liever op een nieuwe Messias
die geknield op straat fluo veters en
‘ooit’ aan ‘nu’ en ‘grauw’ aan ‘hoop’ bindt
in de hoofden van de
omstaanders die daverend – Veterapplaus
klinkt dat zo? Is het dat, is het
dat maar?
Oh.
87
5385
Voor dood
David Cornille
toen wij klein waren speelde je
soms plots voor dood
je ogen wijd open
geen adem te horen
heeft ze weer aandacht nodig
zei mijn vader en liep door
wij probeerden onze paniek te verdringen
je te kussen, je wakker te praten
te kriebelen achter je oren
dat haalde je altijd terug
nu wij groot worden
genoemd, doe je het opnieuw
rochelend, snuivend
daarna verstild
het zal zo erg wel niet zijn
zegt mijn vader en leest verder
wij proberen ons verdriet te verbijten
je te kussen, je in slaap te praten
aan kriebelen denkt niemand meer
nu jij weer voor dood speelt
en ons hier voor levend
spelend achterlaat
88
1893
Voor het laatst
Zoals er in elk weids landschap waar we doorheen fietsen telkens weer schapen
opdoemen, komt het vrije altijd in vaste vormen.
We tellen billen met verfvlekken en woelen met onze handen door een vaag
gebied tussen onvoorwaardelijk en niet alleen willen zijn.
In de pauze leg jij diepgevroren boterhammen op mijn beurse knieën en je
verontschuldigt je voor alle keren dat je er niet was.
Steden met vertrouwde gezichten in de vensterbanken slaan we over omdat
herkenning het landschap van ons samenzijn uitstrekt.
We willen slechts onszelf nog eenmaal over het stuur heen vouwen, het brood
en water delen, en het dan voor het laatst oneens worden
over de juiste weg naar huis.
89
3944
Vreemd
Dwars door mijn naam dondert een vrachtwagen
de parlofoon in. De klik laat ik niet voorbij gaan.
Boven de trap tasten naakte tenen naar warmte
in de hall. Wat volgt zet de eerste stap,
tot de blauwe rand van een hemd verschijnt.
Zij houdt niet vast, maar aait bij afdalen
het zwart gelakte hout van de balustrade,
ontknoopt met trage vingers blauw van blauw.
Vanuit de schaduw verschijnt de man in mij.
We draaien de nacht om. Lakens zweten ons uit.
Zij aait mijn ochtend wakker en prevelt
iets over half negen, over haar man en straks.
Hem dwars ik op straat. Mijn groet struikelt.
Alsof hij hier vreemd is, staar ik hem na.
90
1954
vrouw
Rosa Willemijn Vlogman
ik ben hier al eerder geweest. we zijn wat onwennig begonnen,
omdat ik mijn eigen lichaam nog niet op deze manier had herkend.
ik herkende het water wel, hoe het opstijgt, verdampt, bevriest,
neerdaalt, stroomt, stijgt, daalt, golft, kolkt, wentelt, krimpt, slaat.
ik herinner me het slaande water wel. en ik herinner me de vrouw.
in mijn onderbewustzijn neemt mijn goeroe vele vormen aan:
een kale gehavende leeuw, met brandvlekken op het stuitbeen,
een machinist, een jutter die me trots zijn vondsten toont, vannacht
vist hij een slang onder een bevroren wateroppervlak vandaan
en toont me die. dit hier, zegt hij, is al je vrouwelijkheid.
ik neem de slang van hem over, we staan op een wankel vlot.
mijn moeder is daar – nee. ik weet zeker dat dat betekent – nee.
je kunt achterna gezeten worden door een slang, je laten volgen,
je kunt gebeten worden door een slang, de slang zelf iets aandoen.
ik ben niet meer bang, er zit iets zachts en ondefinieerbaars in mij.
ik herinner me het vrouwenvlees, maar ik herinner me niet er zelf één
te zijn geweest. ik herinner me een zout, gekrompen geslacht.
ik herinner me het mannenvel. het was de vrouw die tegen me zei:
als je ergens bang voor bent, dan draag je het het best dichtbij,
zodat je af en toe kunt kijken of datgene je nog angst aanjaagt.
ik draag een neon-verlicht ‘hier-ben-ik’ om mijn nek, alleen zichtbaar
voor handlezers, zwendelaars, tasjesdieven, goede-doelen-verkopers,
sekteleiders, huisartsen, helderzienden en slangenbezweerders.
mijn goeroe toont me de slang, zegt: dit hier is al je vrouwelijkheid.
ik open mijn mond en slik de slang als haring door.
91
341
We spraken
Karin Dée
over een stad waarin handen heel
en af en toe niet thuis wilden zijn.
Over de plek waar jij en ik onze vingers
opnieuw probeerden te benoemen. Om ze
weer aan de praat te krijgen, zoals bijvoorbeeld
door te applaudisseren voor wie van ons
de beste Bondfilm uitkoos. Of welke
vrouw het meest weerbarstig terugsloeg.
Soms verlokten we elkaar, een kraaien
over wie het hardst op strepen kon staan.
Later kwamen er bakens bij, de andere helft
van het heelal was voor mij.
We werden baas over onze handen,
haakten ze krakend in eigen vlees.
Op een morgen gingen onze monden
aan het schrapen, we scharrelden
als kip en haan. We begroeven ons.
92
988
Weerbericht
het galopperende geraamte van een paard
was op het tweede gezicht zo'n vliegendeken
en op het derde gezicht mijn totemdier
een uitgebeende soort met ongeremde kracht
roffelend over het vel van een trommel
gespannen tussen de wolken
soms zie ik hun hoeven als ik omhoog kijk
als schaduwijzers in het blauw
93
3753
weg
ik denk aan de dag dat jij wegrende
wegrende de weg op rende heel hard rende
rende weg, de weg op rende jij de grote
gevaarlijke, de onoverstekelijke weg
rende jij op rende jij rende tot stop
tot de sirene tot de sirenes kwamen tot de sirenes stopten, stopte jij niet je bent niet gestopt niet toen zij stopten niet toen ik stop riep, stop stop STOP, stopte jij niet stopte mijn hart stopte jij niet met rennen, stopte de auto niet, de auto stopte niet, stopte niet, kon niet stoppen, niet stop, hoorde mij niet STOP, jij stopte niet, ik stopte
net toen jij niet stopte met rennen, niet stopte toen ik riep, stopten we met ademhalen, wij stopten samen met ademhalen, stopte de auto niet, jij ook niet, ik stopte met leven jij stopte ook met leven jij stopte met leven op die straat, ik stopte levend met het leven, ik stopte met ademhalen voor even want jij stopte niet en de auto net zo goed niet
94
3392
Willekeurig Moment
Ralph Dassen
Boris nog gezien op BBC, dat feestje na die vergadering, kwartiertje maar, wonderlijk toch drie Guinness en een glas port, ik geloof hem wel, sorry dat ik zo hijg, wil net het Reina Sofia in, wacht even, gracias, temperatuur 37.6 graden, ik mag naar binnen, kijk daar hangt hij al, ik draai de camera effe om, zie je de Guernica, die Pablo wat een visionair, 2G gaat niet gebeuren, het Forum geeft Gates de schuld, iemand uitsluiten met die achternaam haha, ben benieuwd met die nieuwe coalitie, geen hond is te vertrouwen en daarover gesproken er zit geen hond in ons nieuwe kantoorgebouw, sommigen zijn eenzaam nu, ben die afkorting van je trouwens weer vergeten, o ja, UNHCR ingewikkeld, wat doen al die lakens op die stoffige grond, te weinig vaccins in Kabul, ach veel jonge mensen toch en sowieso te weinig IC's, en anders regelt die nieuwe, die Akhund dat wel, hou op die Amerikanen komen vast weer terug, hier is het een stuk saaier, ma mag niet komen, net boven de zeventig, de kids zijn nog niet gevaccineerd, nu wil ze afspreken net over de grens zit trouwens een prima tweesterren restaurant, heb het even gegoogled zit in de buurt van een vuurwerkhal, begrijp je waar ik heen wil, maar weet je ma mist niets aan die twee, zitten de godganse dag op een scherm, sporten dat mag echt niet, leef je in de woestijn of zo, sorry fout grapje, thuisonderwijs, tja familieleed alom had ik maar een cruciale baan moeten hebben, we hebben een coronapup genomen, ja een Labradoodle, nee die wordt nu doordeweeks opgehaald door uitlaatdienst Beauchien, belachelijke naam en dat in de Achterhoek, in het weekend? nee werken ze niet, het allerlaatste plekje hadden we nog, nee ik lieg, ook een wachtlijst, maar we betalen een tientje meer, tijd voor elkaar door het thuiswerken, nee hoor of bedoel je seks of zo, je lijkt onze relatietherapeut wel, mijn hoofd staat er niet naar, medemenselijkheid kan het woord niet meer horen, ja sorry heb je die twee goochemerds niet gezien, kan onderhand gebarentaal lezen, niet gezien!! wéér alles dicht, verlengde steunmaatregelen, tuurlijk onze achterkleinkinderen dat zien we dan wel weer, ik ben het spoor bijster, nee we blijven in eigen land een huisje met een houtkachel, fijnstof ja daag, ik heb trouwens eindelijk een goede coach, die GZ-psycholoog hou op, heeft een burnout gekregen teveel PTTS patiënten, wat ik dan wel geestig vond, wacht even mijn glazen zijn beslagen, nee we gaan naar Bali, infectiecijfers? nee niet gezien, oh inflatiecijfers, KLM een beetje spekken, ja een paar miljard aan nieuwe toestellen, de economie moet blijven draaien, dan kan er ook wat extra geld naar Kabul toch?, nou ik ga een glas Cava drinken in de museumtuin, het is hier 24 graden en dat in december ik zie je wel weer, en geen vuurwerk afsteken daar, sorry grapje, tot volgend jaar Zoom, Facetime? Whatever
95
6015
Woensdag
Ik ben niet naar de slager geweest
hij is dik en kaal zijn handen harig
vandaag heb ik besloten vegetariër te worden
vleselijke lusten bezorgen mij ongemak
de postbode brengt een brief van mijn zusje
ze heeft dun zijn tot kunst verheven
de hemel laat een doorweekte engel vallen
ik vang hem bij de vleugels en hang hem aan de waslijn
naast een konijn met rode ogen en obstipatie
kringspieren zijn de ogen van het heelal
kort na sluitingstijd arriveer ik thuis
zonder sleutel laat mijn man me er niet in
op de mat ligt een slaapzak met defecte rits
ik pas niet meer in een meisjeslijf
ontgroeien kun je alles wat niet stilstaat.
96
2614
Ze zeggen
dat de oerknal het heelal heeft doen ontstaan
dat de dagen van weleer ver in het verschiet liggen
dat de smaak van moedermelk aan walnoten doet denken
dat bijna alle joden brildragend zijn en ook virtuoos vioolspelen
dat de overheid complotdenkers met een vaccin de mond wil snoeren
dat je niet moet ruiken aan een kabeljauw die lang in de zon heeft gelegen
dat God toch zeer beslist een vrouw zal zijn
dat flessenkinderen kans lopen verslaafd te raken
dat mannen niet per se nodig zijn voor de voortplanting
dat allerhande voedselallergieën veelal tussen de oren zitten
dat hagelslagkorreltjes tellen op het syndroom van Asperger wijst
dat honderddrieduizendvijfhonderdzevenenzeventig een priemgetal is
dat ieder nadeel evenwel z'n voordeel heeft
dat natuurvolkeren het meest oorspronkelijk zijn
dat een broodje kroket net zo gezond is als een met kaas
dat kunstmatige intelligentie zich absoluut tegen ons zal keren
dat twee kuiltjes onderaan de rug te danken zijn aan een kort ligament
dat Jezus van Nazareth een Palestijnse illusionist was die over het water liep
dat onze toekomst inmiddels verleden tijd is
dat sprinkhanen boordevol gezonde proteïnen zitten
dat een oerwoud onder de oksels de vrije vrouw symboliseert
dat het Gooise Matras een ranzig broeinest van venerische ziektes is
dat politieke macht blijvende schade aan het actieve geheugen toebrengt
dat op grote hoogte wonen tot het welbekende wolkenkrabbersyndroom leidt
dat autorijden desastreus is voor de eierstokken
dat je het pas echt kunt begrijpen wanneer je het ziet
dat befaamde landgenoten ronddolende reclamezuilen zijn
dat je van masturberen de vliegende ruggemergtering kan krijgen
dat donkere mensen een uitzonderlijk goed gevoel voor ritme hebben
dat wat met de oerknal is begonnen onherroepelijk tot niets zal reduceren
97
1170
zeg aan de laaglanders van het heden
Nelson Morus
dat we onze wegen blijvend moeten blijven berijden
dat onze treinen de dwarsliggers in hun sporen moeten blijven smoren
dat onze fietsbanden hun microparticuliere rubber moeten blijven uitrollen
over onze fietspaden en dat de motordekschuiten het wateropper van onze
kanalen vlak moeten blijven vegen
want anders, want anders, want
anders zal onze infrastructuur, die nu nog (nu nog) als een slordige
carré confituur over ons landschap ligt, onwillekeurig beginnen rijzen
zal ons gewestwegelijk asfalt van onderuit beginnen bollen – beginnen hollen
dus eigenlijk
(zal je de verkeers- zien knipperlichten, want
de kabels zullen knappen o ja ze zullen
knappen de kabels)
zullen de koppeltekens van onze fietspaden als tildes beginnen snipperlinten
zal de watermassa van onze kanalen als een landsbreed lekkend rooster ten
hemel opstijgen om, een gezeefd wolkendek achterlatend, uitspanselend te
versmelten met het altijddurende azuur daar ver boven (*Heilig Heilig*)
de arme algoritmes van onze
werkloze navigatiesoftware zullen
eenzaam achterblijven op aarde
en wij, de laaglanders, zal je dan zien bengelen
zie ons daar toch bengelen in godsnaam
onderaan die opstijgende carré confituur
een cluster vleeskinderen
die beter hadden moeten weten
ik herhaal
we hadden maar wat vaker moeten rijden, hard en regelmatig
onze voetzolen hadden de granulariteit van onze voetpaden maar wat vaker
moeten bevoelen, we hadden onze haast maar wat vaker moeten uitvegen op
de knisperende grintpaden van het stadspark
dus kom uit uw kot
en benutsvoorziening
uw buurtinfrastructuur
voor het te laat is
98
2760
Zelftest
ze namen onverhoeds hun intrek in die overspoelde dagen,
de zwaarte van de wolken duwde het licht de grond in,
het werd zompig en onbegaanbaar
als reddingsboei kregen we het geluid van helikopters,
het trillen van de overheid op de bodem van de vluchttas,
er brak iets, evacueer
sindsdien hoor ik ze hongerig tegen het muizenluikje glijden,
ook angsten willen gestreeld, het gevoel hebben dat ze niet
alleen gelaten worden
dan plak ik een lepel tegen mijn voorhoofd, het is een truc,
maar zolang de lepel tegen mijn huid plakt, kan ik de angsten
niet voeren.
99
4283
Zo weinig
Annelies Van Dyck
Kan je het leren, vraag ik me af.
Hoe je je vingers vouwt, ze zorgzaam schikt
onder je remmende hart, hoe je je zenuwen
één voor één opbergt, je synapsen
het zwijgen oplegt.
Kan je oefenen hoe je rimpels strijkt
uit je gedachten, hen zacht neerlegt
tussen je eerste schoentjes en de portretfoto
die je alvast hebt uitgekozen.
Ik stel me voor dat ik het kan: mijn dagen inpakken
in lijntjespapier, een strik maken, verder
niets meenemen.
100
5891
Zondags kleed
johan clarysse
voor haar is bestaan een werkwoord
dat niet langer werkt.
zaterdag heeft haar een hak gezet.
hoe het afliep weet ze niet, dan maar
een nieuwe dag gezocht en bij nader
inzien goed bevonden.
mist is haar zondagse kleed. het hangt
over de leuning van haar fauteuil,
de mouwen loshangend zodat ze
de wereld kunnen omhelzen.
in haar onschuld vraagt zij of vandaag
de hele dag wil blijven, de wacht
houdt aan haar raam,
verte bewaart voor later.
ze vindt het maar niets dat alles
op zijn plaats moet vallen, speelt kat
en muis met orde en getallen.
zoekt manieren van overleven
in de uitgestrektheid van haar kamer.
's maandags jeukt haar grijze ziel.
doortastend verzorgt ze de schrammen
en krabt die dan weer open.