Nr.
Titel
Auteur
Tekst
1
7609
Laatste foto van de vrede (1e prijs)
Ik bedoel dit letterlijk: verlaat de zoemende foto
nu het nog kan, zelfs uit de ruimte blijkt de verwoesting
onafwendbaar. De man in de kamer hiernaast is al geschiedenis.
Vanuit deze foto leidt de weg naar de ontsnapping, elke poging tot bewegen
wordt beloond. Deze waarschuwing geldt voor iedereen: pretvaders, bonusmoeders,
leenkroost; alles waarop een naam rust, een burgerservicenummer, een cliëntprofiel; alles
wat kan worden afgeluisterd dus alles wat voor evacuatie in aanmerking komt.
De laatste foto van de vrede bloedt als een oprechte, loyale Madonna. De staat stuurt een app: de elektriciteit is dood, telefoons/computers
afgesneden. Discreet duiken we onder in een tentenkamp.
Paspoorten, sleutelwoorden raken uitgebloeid.
De foto liegt niet. Nog even en dan gaat het los
begint het zoeken met honden naar overlevenden.
Tot dan steken we de koppen in het zand, trakteren we
het gouden kalf op Bach, blijven God door de vingers zien.
2
7646
Als je stil bent hoor je in de verte gletsjers smelten (2e prijs)
Merel van Slobbe
laten we weer op zwemles gaan
er wonen meeuwen in mijn slaapkamer
en ik ben nog altijd bang voor de zee
ik weet nu dat duiken makkelijker gaat dan drijven
en dat mensen voor zestig procent uit water bestaan
verdrinken kan in iedereen
dat er dingen zijn die op zwemvesten lijken:
een gatenplant die langer leeft dan verwacht en plaksterren
voor boven je bed, je kunt het licht op de muren duwen
tot je zelf de Melkweg hebt gemaakt, denken: dit is hoe je drijft
maar als je stil bent hoor je in de verte gletsjers smelten
en je krijgt de mogelijkheid tot zinken niet van je huid gewassen
laten we weer op zwemles gaan
kijk, ik heb iets voor je gebouwd, het is niet groot
maar nog altijd groot genoeg om in te verdrinken
3
2259
Onderbreking van de sleur (3e prijs)
Dan Falck
OP straat kwam ik een dode tegen. Terwijl ik dacht
Waar ken ik hem toch van, viel hij al naar me uit:
"Waar was je op mijn begrafenis?", riep hij.
Ik deinsde terug. Er kwam een stroom verwijten op gang:
"Waar was je toen ik werd geboren, waar was je
Toen mijn ouders elkaar belaagden?"
Help, dacht ik, wat heb ik hiermee te maken,
Hoe kom ik van hem af? Maar hij drong aan:
"En toen ik voor het eerst werd verraden?
En later, toen ik zelf het toneelstukje
Van de vriendschap, van de liefde speelde?"
Ik zette het op een lopen,
Maar hij rende achter me aan, schreeuwend:
"En toen ik mijn eigen kind in de steek liet?"
Zijn hand had mijn schouder bijna bereikt,
Maar ik bleef hem voor. "Waar was je,
Klootzak, waar was je?" Enfin, het werd een toestand,
Met politie en een aanhouding.
Later moest ik verschijnen voor een rechtbank van
Gestoorden, in een voormalige kloosterkerk.
Het zonlicht schoof in stoffige banen naar binnen.
Ik werd verplicht om te staan. De voorzitter
Kwijlde over de processtukken, de verklaring
Van de dode werd zonder omhaal aanvaard.
De aanklager hakkelde bijna onverstaanbaar zijn aanklacht.
Er was geen sprake van een laatste woord.
Toen de hamerklap had geklonken, kwamen twee mannen
Met kappen op, en sleurden mij naar buiten. Voor het
Toegestroomde volk sloegen ze me met een bijl dood.
Het volk genoot. Die dode ook.
4
4163
*
we kenden de lengte- en breedtegraad
waar de mast zou breken, waar we kopje
onder zouden gaan
wisten ook de plek waar we ons aan land
zouden slepen, schubben afschudden, haren
kweken, staarten ruilen voor benen, leren
kruipen, lopen – links rechts links – oversteken
we zijn dit alles vergeten
pas op een avond aan zee, als je proost
op de toekomst/de liefde/het leven
herinnert kippenvel op je armen je vaag
aan de vacht die je had, vis
die je was
er is een bloedrode hemel en jij
wacht zwijgend op wat bovenkomt
en ondergaat
5
8824
*
Jirke Poetijn
Hij zei dat ik niet hoefde te doen alsof ik het lekker vond
Hij droeg Axe, het was mijn eerste keer. We wisten beiden niet
dat pijn en plezier in dezelfde spieren liggen
Jaren later sliep ik op woensdagen bij een man
die de rest van de week naar een Aziatische partner zocht
Na zestien weken slokte hij tot maandag mijn gedachten op
Voordat de dagen elkaar zouden raken, bedankte ik voor wat we hadden
en wachtte tot er niets anders overbleef dan een lichamelijke reactie op Davidoff
Mijn oudtante Tjaaktje was een van de eerste Veenkoloniale marktstrategen. Zij onderwees me:
Verleiden is niets meer dan iemand ongemerkt een bekend verhaal te laten herbeleven
Het hare speelde in een geurloze kamer en ging over trots
die af te meten was aan de diepte van groeven in een bleek gelaat
Ik zal parfum gaan dragen
6
8908
*
Majelle Hoek
Zag dat de torenspits nog steeds geen haan had.
Liet een platgefietste handschoenvinger mij maar richting geven.
Een wees die mij weg wijst.
Dat ik daar een signaal uit moest halen, dacht ik,
terwijl Dylan in mijn oor blies dat het de wind was.
Even verder vlogen twee duiven op.
Boog een toerist om zijn veters te strikken.
Kruislings stak hij over.
Deed bewust geen dubbele knoop,
om later weer te bukken met voorbedachte rade.
Wilde ook een houding die ik in kon bouwen,
voor als ik niet wist waar te wezen.
Haalde mijn voeten van de trappers.
Geen gekraai noch een wijzende vinger.
Niets dat overstak.
Voorwaarts werd ik geblazen.
Ontwarde steeds een beetje meer.
Alles wees er op.
7
9426
*
Lesley Swensen
We baanden ons langs winkelramen beslagen
van regenwater waarin straatlichten sprankelden
als sterren en stoplichten zwierden als zeeanemonen
We lieten ons leiden door vuurtorens en stonden naakt
tegenover onszelf en keken neer op het leven
Stonden op rotsen en leken even verdwenen
Tijdens de storm hoorden we elkaars stemmen niet meer
Met zoute monden zeiden we dat we de oceaan in zouden zwemmen
totdat we niet langer konden en de kustlijn onzichtbaar had gebleken
Zee en hemelzin ineen
Oud worden was voor sukkels. Vergankelijkheid voor zwakken. Sterven voor domoren.
Wij zouden tussen de regels door leven en ons voor eeuwig laten gelden
ons voor altijd laten klinken, in donkere kamers, onder donkere dekens
Amsterdam was op haar mooist in de winter
de jukbeenderen van haar gevels tot aan het oogappeltje toe bedekt met sneeuw
de boog van haar voet gestrekt, en dan weer opgeheven, op stoepstenen,
schuifelend van Zuidoost tot aan Westpoort, het enige wat oren konden horen
Terwijl de nacht bloosde, dwarrelden roze vlokken al dansend op onze tongen
smolten in onze wimpers, aan het zicht onttrokken
8
5092
*
philippe jacobs
Begin de dag met een ritueel: de beesten en de kinderen eten geven,
liefst in deze volgorde. Loop wat in de velden, laat je gedachten grazen
tussen de koeien. Vecht niet met het weer, je hebt geen verhaal.
Ga naar je werkkamer: ontvang je cliënten genereus met koffie
en mededogen. Beteugel je oordeel, geef je nieuwsgierigheid de vrije loop.
Weet dat de rollen andersom hadden kunnen zijn.
Rangschik het leed in orde van grootte, stut draagkracht,
breng de omstandigheden zorgvuldig in kaart. Trek een lijn
van beleving naar taal, laat woorden proeven om het geheugen te wekken.
Geef schaamte lucht, omhein drift en hunker, scheur verlies in repen.
Hoe groter de gruwel, hoe kalmer je moet blijven als bij stekende bijen
of hysterische kinderen. Maak het ondraaglijke draaglijk maar wees geen held of redder.
Weet dat elke scherf haar eigen manier heeft om het licht te breken.
Eindig de dag met een ritueel: doe iets wat geen nut heeft, lees een gedicht
of twee, kijk wat door het raam.
9
10005
*
Er is weinig tijd om je te schrijven daarom
schrijf ik je alleen het allerbelangrijkste
de roos heeft gebloeid, moet gesnoeid,
kijk het even na in de tuin het jaar rond
de koelkast heb ik al ontdooid
als je dit lijstje aantreft zal je denken
dat ik blijvend ga maar ik ga maar even
om na te denken op een veranda
hier vliegen massa’s spreeuwen tegelijk
op van het land en strijken weer neer,
we weten niet wat hen drijft en tot stilstand brengt
ik stel me voor waar het tuinboek staat in de kast
hoe het in mijn hand openvouwt, vleugels neerklapt
hoe we de roos snoeien en volgend jaar
weer de eerste knoppen begroeten
hoe we tasten naar woorden
bouwen aan een pad van verstandhouding
steeds breder en langgerekter en hoe woorden
als betrouwbaar postbode-elastiek betekenis bundelen,
zich oprekken, als wij proberen elkaar te verstaan
hoe begrijpen altijd net achter de feiten aan loopt
hoe wij van intenties zijn gemaakt
hoe de intenties een weg vinden
zich bewegen naar huid
warm en zacht
en ongeëvenaard
10
9502
*
jan van meenen
Brugge
Open raam aan de rei
Slaapkameradem, geluier over de rei, geweifel van het teerste
grijs, een stilte zo hevig dat we kunnen horen hoe het water
lijzig voor ze open glijdt.
Zo schrijden zij voorbij in al hun heilig zwijgen, zo
ademloos, zo nauwelijks en toch zo in hun witste wit aanwezig.
Zo statig in het rilschrift van de regen fietsen ze elektrisch
de ochtend door, de middag in, zo witgesteven glimmend
over zilverwater tot in verloop van later.
Ze zijn zo mooi en weten het slow motion, in al hun ij-
en edelheid , met al hun glijverstand, mascaraogen.
We wuiven weg zuchten zij, verzwemmen ons sprakeloos
in licht en asem. We glijden uit de tijd, verwasemen.
11
10016
*
Nic Castle
In de boom hing een excuus
we zongen er een gezicht aan,
een los zwaaiende arm,
een takje in het haar.
Aan de arm regen we aders en
huid, wat vlees voor de vingers,
stempelden met bladnerf voor profiel.
We zongen hoger. Het kreeg oren
van vlindervleugels en een
voorhoofd albasten. Ogen van regendruppels
staken zichzelf een waas. Wat
heeft een gezicht nodig om gezicht te zijn?
Het vel bladderde dus we behingen
het met olijvenhuid, deukbaar
maar robuust. De ogen
regenden weg; we staken er naalden in.
Toen het zuchtte weefden we
een tong van gras.
We vlochten takkenarmen tot een omhelzing
als gaas. Het opende de mond.
Het jammerde de nacht door.
12
10112
(na de aanslagen in Parijs)
Wieger Wobbe Windhorst
altijd als je het net op een rijtje denkt te hebben
dient de chaos zich weer aan
je zag me staan op de zuivelafdeling
verzonken in de houdbaarheidsdatum van een pak melk
elk moment daarna was hetzelfde maar
net iets anders
hetzelfde maar net iets anders
daar geloof ik in, als in een verdrietig akkoord
niet van een regering maar van een gitarist
maar ik mag niet slap worden
of zacht
de makkelijke weg kiezen
het maanlicht zoeken cognac bijschenken
zalfjes smeren op zelfmedelijden
niet nu
de tijden weer veranderen
en ik nog jong ben
13
8564
Aan het meer
Sandra Aerts
Er staat een man aan een meer en het meer denkt misschien: man, man! wat sta je daar man te zijn? Wat wil je, wat vraag je, waarom trek je niet je dure maatpak uit? Als het meer kon denken, maar dat weten we niet. En de man gaat zitten op een bank en neemt een boek, een pen, peinst, staart over het meer, alsof het meer de antwoorden op vele vragen zou zijn, maar dat weten we niet.
Er staat een vrouw aan het meer en ze vraagt: waarom ben je het meer? Waarom zeggen we niet 'een meer' of 'er ligt een meer aan de man'. En ze loopt langzaam in het meer en laat het water overal komen, ze ademt en slikt en het meer op zijn beurt slikt en slikt haar helemaal in. Ze geloofde eens dat iemand 'de man' was, even uniek als het meer, even machtig als het glanzende goud van de zon op het meer.
Er ligt een zon op het meer, een zon, al zeggen wij allemaal de zon, alsof van alle zonnen geen enkele andere op ons meer zou kunnen liggen. Een machtige zon uit een nog machtiger zonnestelsel aait de man aan het meer en de vrouw in het meer, tot in de diepste diepten van het meer aait ze haar over de wangen. Als ik maar een zon ben, zegt ze, dan is het niet erg, jij man aan het meer en jij vrouw in het meer. Zoveel mannen, vrouwen en zonnen zijn er nog.
Er staat een man aan het meer en hij denkt: het meer, de zon en ik.
14
2908
Alléén als ik een vlindertuin bezoek
Joop Alleblas
Ik moet ontzettend vaak denken aan
- het Russische staatscircus
- semipermeabele darmwanden
- het viscositeitsgehalte van stroop
- de houdbaarheidsdatum van cornedbeef of
- hinderlijke uitwerpselen van de hond
Dat is nogal onlogisch omdat er genoeg
voor-de-hand-liggende alternatieven zijn zoals
- de ongewenste opwarming van de aarde
- het bestaansrecht van onechte kinderen
- het paargedrag van de Zwarte Weduwe
- disproportionaliteit van beloningstelsels of
- de zweverigheid van meditatieve genezers
Alléén als ik een vlindertuin bezoek
moet ik aan iets totaal anders denken dan aan
- het Russische staatscircus
- semipermeabele darmwanden
- het viscositeitsgehalte van stroop
- de houdbaarheidsdatum van cornedbeef of
- hinderlijke uitwerpselen van de hond
Maar écht alléén als ik een vlindertuin bezoek
15
4189
ALLES ZAL ER NOG ZIJN
voor ons bestonden de woorden al
maar zwijgen spaart de longen
geduldig wacht het bos
op de wandeling die ik niet maak
er zijn geen goede vogels in de lucht
omdat een hogere macht ontbreekt
ik val weg met het ogenblik, alles
zal er nog zijn gelijk aan zichzelf
niemand ziet mij in de nachttrein stappen
alles zal er nog zijn gelijk aan mijn wil
die nonchalante blik heb ik eindeloos
geoefend, zorg goed voor de kat
16
885
Als de wereld zich omdraait
Truus Roeygens
ER WAS
EEN HEEN,
DE BERG WAAROP WIJ IN SNEEUW IN HET BLOEDSPOOR
VAN EEN BLIK BONEN IN TOMATENSAUS LIEPEN,
OP ONZE LIPPEN SISTE HET ZUUR VAN CIPRESSEN
ER WAREN WAT JONGENS DIE KEIEN KAPOTSLOEGEN, DOOR
DONKERE ROTS WAT SLAAPTREINEN EN DE MENING
VAN EEN RIVIER
HET WAS ER ALLEMAAL.
MAAR IK BEZOCHT HET GEMIS.
EIGENLIJK BEWEEGT HIJ ZICH NU ACHTER HET RAAM
OP MILJOENEN METER VAN MIJN HAND
ZIJN LICHAAM IS GEZWART
DOOR EEN BRANDENDE LEESLAMP
ZIJN ADEM OPGESPELD ACHTER GLAS
WERVELT NU LANGS
DIT BLAD
LIEFDE KEERT TERUG
TERWIJL WE ERAAN SCHRIJVEN
17
9522
Als kind wilde ik iemand redden
Helena Hoogenkamp
Het liefst een bewusteloze man die niet tegen zou spartelen als ik de reanimatie verkeerd
toepaste. Later hoorde ik dat je hiermee het zwaardvormig aanhangsel van iemands ribben
kunt breken, een interne bloeding veroorzaakt door te veel druk.
Daarna wilde ik dapper iets doorstaan. Een ontvoering of een verkrachting, als het maar
geschrokken blikken van volwassenen opleverde. Vreemden zouden mij in een deken
wikkelen, waarbij ik mijn hief. ‘Het geeft niet,’ zeiden mijn ogen.
Ik troostte hen met mijn moed.
Nu droom ik vooral van het winnen van prijzen. Grote prijzen, zeer gevierd. Hoe minder
mensen het verwachten, hoe beter. Dat ze me zullen haten, als ik naar het podium loop en
het licht steel van kandidaten die het ongetwijfeld meer verdienen omdat er meer van hen
gehouden wordt.
De prijs zal zodra ik hem thuis op de wasmand zet meteen aan waarde verliezen.
‘Zie je wel,’ prevel ik tegen de afwas. Ik heb één kom en één bord en één vork die ik keer op
keer afwas. De rest van het servies blijft in de kast staan. Het heeft mijn leven veranderd, het
winnen. Dromen zijn nu plannen. Er is geen reden waarom je het grote niet na zou streven.
Luiheid staat tussen mij en een reanimatiecursus in.
Als de avond te lang duurt loop ik met mijn bokaal naar de vuilnisbak buiten. Ik zet hem erop
maar gooi hem nooit weg. Binnen neem ik de voet af met een doekje.
Er zijn moedervlekken die ik niet laat nakijken door een dokter. Een gat in de kastdeur
waar ik een poster voor hang.
Ik heb nooit besloten te stoppen met roken, alleen bieden steeds minder mensen me sigaretten aan.
18
9257
Armoedzaaiers
Sjaak Kroes
Waterflesjes van B-merken liggen half opgedronken door het huis
Gecondenseerd van binnen, ongebruikt, tot iemand er vuil van maakt
Afvalwagens met poëtische zinsneden zetten in op kringloop
Gewrapt in groente in fruit kom je ze overal tegen, alles op een hoop
Kleding bestemd als grondstof wordt als Afrikaanse maskers verkocht
op schimmige marktjes
Via een applicatie met geolocatie worden gelukszoekers aan elkaar verbonden
honderduit over idealen en wereldwonderen
In een plastic jurk parafraseren we dure woorden zonder interpunctie
tot de adem stokt
19
9701
Atoom
Vandaag in een discussie verzeild geraakt. De dierenarts begon.
‘Jij verzint wat je wil verzinnen, jij doet wat je wilt.’
Ik was op mijn beurt jaloers op de dierenarts. Zij kon echt wat.
Levens redden bijvoorbeeld. Ik noem maar een willekeurig voorbeeld.
Ik heb wel het leven van een konijn op mijn naam staan.
Twee weken geweekte gepureerde konijnenbiks in
een injectiespuit achterin de bek brachten het beest weer
op de been. Als ik dit in een bijzin neerzet lijkt het
alsof ik iets goed heb gedaan. Als ik het breed uitmeet
lijkt het alsof ik goeds heb willen doen. Is daarmee
mijn heldinnendom genoeg gerelativeerd?
Vandaag niet geprobeerd een Boko Haram-meisje te redden.
Vandaag een gedicht geschreven en me slap gevoeld.
Als je een beetje een organisatrice was zette je wat op poten.
Een gedicht helpt voor niks. Behalve als je een wereldberoemd
iconisch gedicht schrijft en op Poetry International komt. Of in
de Amnesty-agenda staat. Vastgesteld: ik ben verre van iconisch.
Vandaag geprobeerd mijzelf te zijn. Maar ik wist niet welke versie.
Vandaag geprobeerd niks te proberen. Mislukt.
Vandaag nog steeds het Boko Haram-meisje niet gered.
Makkelijk zeg, het Boko Haram-meisje even terug laten komen
voor een dramatisch effect. Okee, dan heb ik hier één van de
andere tweehonderdnegenennegentig meisjes niet gered.
Grappig zeg, haha. Weer iets met effect. Okee, dan heb ik
van één van alle meisjes die nog niks weten van wat hen
gaat overkomen, en op dit moment, nu nu nu, wel in angst leven
geen atoom gered.
Vandaag geprobeerd na te denken over poëzie en menselijkheid.
Er zijn beslist gedichten die niet over menselijkheid gaan.
En de troost wanneer het wel gestalte geeft.
20
10022
Blijven
Blijven
Er groeien schubben op dit been,
schuldig geheugen van wat onder water moest blijven
een glibberig dier dat ’s nachts van het bed glijdt
om nog één keer naar jou te kijken.
Vergeten. Kon het maar chirurgisch
met een scalpel weefsel laten wijken
handen die zakelijk spartelend vlees verwijderen
in naam van stabiliteit, wildgroei die wraak neemt
met één achterblijvende cel de kans op overleven
is gunstig als ik zwijg en mijn best doe
daar is over nagedacht
De liefde kijkt toe terwijl ik met een schort voor
mijn onderarmen schrob dus
dit is het, zeg ik.
Desinfecteren bij de wastafel, hopen
dat het wegblijft in een hemd verweven
met de man die je hier naar toe bracht
de stof ruikend naar kind, zijn armen om je middel
als hij weg is, hij houdt van je
om je vissenhuid.
Dit is mijn huis.
21
7782
broer
Bernadette Stom
de oudste is een eiland
een natuurverschijnsel
na mijn vijfde heb ik hem
niet wezenlijk meer aangeraakt
niet dat ik dat niet wou
hij ontroert me, zei ik gisteren nog
die mengeling van wreed en zacht
jaren stond hij ’s avonds op de trap
te wachten als ik sliep, ik sliep niet
ik dacht dat hij stond uit te vinden
welk moment zou passen om zijn
handen rond mijn hals te leggen
22
3398
controlepost
wanneer ging je naar binnen? liggen daar bommen?
kun je je me herinneren? hoe werd je nacht?
wie heeft je verdeeld? wanneer ben je begonnen?
of was je te laf? wie is het die daar lacht?
wanneer sliep je voor het laatst? heb je getuigen?
hoe diep kun je buigen? wanneer sliep je voor het laatst?
kwam je ooit thuis? zeg liggen er bommen?
zijn je handen gebonden? was dit alles wat je gaf?
hoelang duurt de show? met hoevelen ben je? wat is jouw rol?
ben jij het die daar spreekt? aan welke kant sta je?
voor wie of wat ren je? ken je de regels?
ben jij het die daar breekt?
was dit alles wat je gaf? zeg wie liet je achter?
wie kon je niet redden? waren je handen gebonden?
of was je te laf? zeg kun je me helpen? hoe diep kun je buigen?
wanneer sliep je voor het laatst?
wie heeft jou bedacht?
23
6354
De Toekomst
Ik ben een amateurspeler bij toneelvereniging De Toekomst en speel
de rol van schizofreen. Twee hele bedrijven trek ik gekke bekken
tegen de spiegel. Soms sta ik als een blauwe reiger op één been
of moet ik, vanuit het niets, zo hard als glas lachen.
De regisseur wil dat ik met stil spel roer in de open levenswond.
Donald Trump én André van Duin moet hij voelen, maar ik kan
onmogelijk voeding geven aan een megalomane denker of
dorpsidioot. Laat mij maar shinen in een wereld, waar de grimas
op de kaken bevriest. Een andere speler telt hardop de druppels
uit een lekkende kraan en roept “tekst" omdat hij vergeten is dat ie
me verrot moet schelden. “Geef alles”, roept de regisseur en hij
geeft alles en z’n woorden smoren in theatraal gesnik.
Ik ben een amateurspeler bij toneelvereniging De Toekomst en wend
mijn gezicht naar het publiek toe. In het derde bedrijf wil ik het vuur
in hun ogen zien, maar staar in een duister, kuchend gat. Straks
vergeet ik mijn claus, is de toekomst een zwarte klap in mijn gelaat.
24
9577
De Toren van Babel
Pieter Theunissen
s’ Ochtends wordt in het Oosten een oud rijk gesticht
waar de mens, uit angst voor de vergankelijkheid
na een schaal verboden vruchten als ontbijt,
wanhopig zijn smeekbedes tot de hemel richt.
Maar de hemel gloeide zilver in het ochtendlicht.
De vorst keurt vanaf een groen behangen balkon
hoe men wat niet gegeven wordt zelf gaat halen.
Over falen zwijgt men stil in alle talen.
Hoog wordt geblazen van de toren zonder plafond
en de hemel straalde gouden in de middagzon.
Daar verrijzen in de zanderige schittering
zuilengalerijen verrijkt met arabesken.
’t Op het waanzinnige af groter, groots, groteske
bouwwerk draait om zijn as in oneindige hunkering,
maar de hemel brandde roze in de schemering.
Storm kondigt zich in fluisterende wolken aan.
Hopeloos gewogen en te licht bevonden
richt stenen hoogmoed zich bulderend te gronde.
Stof is opgewaaid om weer tot stof te vergaan
en de hemel smeulde zwart onder de sikkelmaan.
25
7324
dnn
Jaap Lemereis
dnn
er loopt een nieuwe neger in mij rond
hij is Lucebert voorbij, evenmin zoekt hij een hut
zwart bonkt hij de trap af, vindt mij grijs
en mijn hart belachelijk stram
we zijn elkaars lievelingsvijand
we spelen domino met haat en liefde
of doen een potje kleurenschaak
’t is altijd diefje met verlos
hij is voor de dood niet bang
dus ben ik het in zijn plaats
hij stommelt in mijn ingewanden
ik noem hem zondag
de laatste dag der schepping
maar het gevaar is dat ik dan vrijdag wordt
zo’n doordeweeks moment
dagelijks maken we nieuwe wetten
om erger te voorkomen
we doen om het hardst wie het gelijkst is
wij gebruiken elkaars namen niet meer
dat zijn wij overeengekomen, dnn en ik
we roepen elkaar nu zonder kleuren
zijn zoen heet voortaan anders
samen zondag zijn is ons ideaal
of een dag die niet bestaat
26
1266
dode vader
naast mij ligt mijn vader
op onze roodgeruite plaid
ik ben acht en hou mijn adem in
omdat hij weleens dood kon zijn
bang luister ik of ik iets hoor
zijn donkere bril een beetje scheef
zo op zijn neus
waaronder zijn snor ook niet beweegt
hoe zou het zijn als kinderen op school
vragen hoe dat is, een dode vader
dat ik dan dapper zucht dat het wel gaat
opgelucht ren ik naar zee
als hij zijn ogen open doet
en zegt dat hij nu wel limonade lust
27
9567
Dragomanser
Pieter Van de Walle
Boven asfalt komt de zon op
klein en vlak als verf
De daken ademen oxides
je ligt met hoofdpijn op het bed
Gisteren was waanzin
vandaag remt alles af
Mijn vingers zijn ontstoken
ik vouw mezelf in twee en wacht
Morgen moet een kathedraal zijn
iets rauw en stil
Mijn vliezen zijn gebarsten
mijn haren liggen plat
Als ik nu begin te rillen
dan kom ik nooit meer terug
En als ik thuiskom, handen leeg
dan fluister je:
ik heb de draak gedood, vandaag
dat was mijn taak
28
8276
druppel
Sylvie Marie
veel vaker dan ik wil, wacht ik op bloed,
ik slijt er dagen aan, vandaag bijvoorbeeld
zit ik voornamelijk stil en vaag
raast het verkeer.
het regent, het stopt en weer en weer,
ik denk het regenwater te ruiken
en het dampende land na het water,
ik denk ijzer in de lucht te proeven.
ik wacht tot het allemaal herbegint,
met mijn hoofd tussen de schouders wacht ik,
tussen de vrees van mijn schouderbladen knijp ik
de ogen, streep ik de mond, wacht
en wacht ik.
maar er gebeurt niets.
los van de regen valt er niets
vandaag.
29
7620
Dwangbevel
Dwangbevel
Dat ze niet kan stoppen weet ze. En dat niet elke open gepelde
mandarijn acht partjes oplevert, soms zelfs negen, om precies te zijn
twee keer negen, acht keer acht en vier keer zeven, weet ze ook.
Het tikken van hakken, ergens in de straat, herhaalt zich
nooit in een herkenbare reeks; zou dat pokkenwijf steeds voedsel gooien
naar het gakkende ganzenleger?, eet je schimmelbrood zelf op!
Vaak lijkt het of ongeschreven woorden haar voortjagen. Nu twijfelt ze,
tussen leegte, knoestige bomen of de schoorsteenveger die zei
dat hij drie bochten onveilig vond maar dat er nu geen gevaar was.
Hier in het donker is niets werkelijk. Denken gebeurt op de tast en
is al net zoiets als het voelen van haar ziel (een slangenmens).
Een lichtflits, die godzijdank na acht tellen in een donderslag verandert,
heeft even de papieren stapel zichtbaar gemaakt. Bovenop: 'dwangbevel'.
Een wervelwindje blaast sigarettenhulzen van de tafel als haar voordeur open zwaait:
‘ik ben het maar, je moeder’.
30
5559
Een kleine geschiedenis
Sarah de Koning
Ik weet niet of het klopt maar mijn lijf lijkt wel een vloeistof
die de leegte met haar massa vult of omgekeerd: dat het niets mijn lichaam
stut en vormgeeft als een onbestaande mal
Daarom is elke beweging zo zwaar: met gespreide vingers waad ik door afwezigheid als een kind door ondiep
water
Sta hier maar eens bij stil: dat niets ooit echt verdwijnt
het verleggen van een hand is slechts een verschuiving van absentie, en dit moment kan nooit een overwinning zijn:
het betekent dat ik weer aan terrein heb verloren
Daarom zaten alle futuristen fout en ook de kinderen die hun lopende mannen met vier benen
tekenen, alsof ze dan sneller kunnen rennen (maar dat is een hardnekkige mythe die ons duur komt te staan)
Willen legt alleen maar meer hiaten bloot, dat is het laatste wat we
willen. Zulke gaten kan ik enkel vullen met gekwetste wilde dieren die ik opraap langs de weg
Hun grommen is nu deel van mij
Zo is het dat ik steeds vooruit moet, en mijn lange haren knip om plaats te maken voor iets anders
Er is geen sprake hier van kiezen, zelfs de vrijheid wordt mij opgelegd en zit mij op de hielen
Het resultaat: elke ezel verhongert
Ik weet niet wat ik prefereer, en ik weet niet of het uitmaakt
Wat moet ik nu met deze dieren, ze vallen niet te temmen
Ze janken aan mijn deur, ongehinderd door hun wondes
Ik proef hun overtuiging
Meer dan mensen verkiezen zij het leven boven de dood
Het kan niet anders dan dat zij niet weten dat niets ooit echt verdwijnt
31
3010
er staat iets ouds te gebeuren
Patrizia Vespa
de hitte van het dorp dwingt mijn schouders naar beneden
huidvocht fonkelt asfalt dampt kinderen strakgezet
in uniform bedelen om snoep rondom zomerjurken
die uitvouwen tot bloemen
in de hoofdstraat worden nieuwe doden op de muur geplakt
in dit land schrijft men geen rouwkaarten, de oude mannen
op het plein tonen mij de gaten in hun gebit, leggen plat
hun woorden op tafel terwijl ze dwars door mij heen kijken
ik sta in het knisperende licht van de laatste bocht
het dorp uit, op de donkerwitte muur aan de overkant dwingt
een zwarte leuze: credere obbedire combattere
de stilte valt hier eerder dan de avond
32
9765
galerijburendag
ik weet niet hoe hij heet, maar de man van nummer 72
nodigde de hele galerij van de bovenste verdieping uit
om burendag te vieren – de opkomst is 100 procent
de man heeft de hele galerij verzameld in zijn woonkamer
heeft slingers opgehangen, de muziek staat luid
we praten veel – we zijn dit niet gewend
er is limonade en champagne, ik ben degene die het mixt
ik dring een taartpunt op aan de buurvrouw
die haar planten ’s winters op haar balkon laat staan
ik trek een vlaggetje uit de lijn, vouw een vliegtuig
een iel meisje verstopt een gloeiende sigaret in haar mouw
steekt bij het uitblazen haar hoofd net niet uit het raam
een bebaarde man laat zijn portemonneefoto’s zien
drie vrouw, zes man, en het lijstje van zijn pillen
ik vraag hem of hij mij alsjeblieft niet wil plastificeren
de man van nummer 72 loopt met kersen en olijven rond
een man in overall worstelt zich de ruimte binnen
steekt zijn hand op, hoest, komt het dak inspecteren
hij maakt een foto van de ladder voor hij het dak op klimt
de buurvrouw fluistert dat ze klusjesmannen te verheven vindt
ik knijp in een pak koffie, de verpakking scheurt, en ik zeg
dat ik bij opgehemeld worden toch echt aan een hijskraan denk
33
8789
Gesmolten paaseieren
Wiosna van Bon
één blauwe sok met katten-print, de ander rood met donut motief
.
Vaak zitten zij omstebeurt verstopt in de gewassen hoeslakens.
Net zoals de verstopte paaseieren die tot tweemaal toe zijn overgeslagen.
Een camouflage vlinder, een wandelende tak of alleen als het sneeuwt
werkt een wit konijn
.
Terwijl ik mijn sleutels vasthoud in de ene hand,
zoek ik met de andere
naar diezelfde sleutels in mijn bermuda driehoek boodschappentas.
Als ik op straat loop en een schoen vind, verzin ik een verhaal.
Soms is het Freek die altijd achterom keek,
maar nooit wat zag omdat die blind was.
Ik vraag mij af hoe het kan dat iemand zijn schoen verliest en op de ander naar huis hinkelt.
Bij oma om de hoek leek het een slagveld aan condooms in het speeltuintje,
maar de vraag hoe dat kwam vroeg ik mij nooit af.
De overbuurman is tijdens het plassen overleden
.
Fantaserend of hij op dat moment twee dezelfde sokken droeg of juist niet?
Waarschijnlijk was het één groene sok met flamingo-print, de ander wit
met hamburgers motief.
34
897
Het geluid van een verplaatsing
Het begon in een vorige kamer: met twee lepels spelen, een kom-
metje grijpen, in een onnauwkeurig ritme op de rand tikken, een geluid
horen dat naast een vochtige ochtend een signaal doorgeeft –
of is het de vervorming van een wenk die anders verborgen
zou blijven, de trilling van een huid zo menselijk als ons eigen vel.
Hij bewoog zijn handen weer, de lepels bedekten nu het geluid
in een kort ogenblik, voor ze de storm volop naar buiten brachten.
De wind duwde in de richting van een clandestiene oversteek,
van ongewisse stappen in het water, niet zoals het hoort, maar ook
niet echt verboden. Het lukte nog de handen in de lucht te houden
toen de stilte als een overloper viel. Zwart is het aantal grammen
van één vierkante meter mens. Doornat voelt hij het gewicht
pas achteraf. Hij hoeft er geeneens dubbel voor te betalen.
35
9763
Het is niet iets voor heel ver weg
Het is niet iets voor heel ver weg
op een andere aarde, in een andere tijd
Of iets dat zich diep
in de wildernis verbergt
zoals slangen soms over de grond kruipen;
dode lianen die giftig bijten
Wolkenlandschap in het water
van een aquarium,
dat zomaar in een kast
in de muur verdwijnt
Het kan ook hier gebeuren
ergens driehoog op een etage
-die je net had opgeruimd-
in het pastel van een zomeravond
Stoelen en tafels gaan omver
papier waait uit de ramen
het internet valt uit
Je houdt je vast aan de planten,
de stenen, de lege ruimte, vecht
tegen het geweld waarmee bloemblaadjes
naar binnen sneeuwen, neerdwarrelen
op het tapijt
de aanraking, de tederheid
36
1465
het kleedt zich
het kleedt zich in een regenjas
koopt appels, mandarijnen
schudt handen, lacht
het deelt zijn witbrood
met de dieren in de sloot
het houdt van violieren, boerenkruid
als het kucht
zegt het sorry
als het huilt
nee, het huilt niet
het brengt haar naar bed
stopt haar in
neuriet iets zoets
als adem de kamer vult
en niets meer waakzaam is
gaat het naar de verborgen plek
pakt daar wat al zo lang
te wachten ligt
het klein en vinnig mes
het overweegt de tijd
nu of later
37
10000
Hij is niet bang
Nina de Jong
Zijn handen aan het stuur, hij zegt
te willen weten waaraan ik denk
ik zou willen weten waar hij ons
naartoe rijdt, ik geloof oprecht in
het goede in de mens, in de kracht
van onuitgesproken woorden, de
betrouwbaarheid van zwaartekracht
mijn vermogen om als het erop aankomt
eerder zijn ogen uit zijn kop te hebben
of zijn kloten in zijn keel dan dat hij
de knoopjes van mijn bloes open krijgt
het is mijn verjaardag vandaag
en ik heb de kaarsjes uitgeblazen
we smeerden de slagroomtaart
grinnikend met gespreide vingers
over onze hinnikende gezichten uit
hij is niet bang voor vieze handen
ik ben voor zijn vieze handen
niet bang.
38
9010
hoofdbestemming
sommige mensen in Berlijn
komen net onder de douche vandaan
druipend en naakt gaan ze voor je staan,
barsten uit in het verkeerde Wilhelmus
je ziet bloemen groeien en ogen gaan open
en de wind maakt het graan feeëriek
een stethoscoop zoekt nog de weg naar je hart
en je weet dat de olie ververst moet
je ziet eekhoorns eikels verplaatsen
de hondsdagen hun bedrog verlengen
je hebt andermans ogen al gesloten
en eindeloos jennen de klokken
je bent geen rebel, Don Juan of artiest
en je snapt dat het daar niet om gaat
een levensloop moet uitmonden
de sluiswachter lacht er ernstig bij
betekenis geven aan fruit en aan koffie
aan blikken, aan stof en seizoenen
een donornier onder een stolp van glas
een droogbloem achter cellofaan
je komt een verbodsbord tegen
voor een pad zonder zichtbaar begin
je komt er niet bij en je komt er niet uit
waar had je gedacht naartoe te gaan?
39
9457
Hou op met in de honger wonen
Maxime Garcia Diaz
Het lichaam begint te kloppen
misselijk zoals een carcinogenisch hart
klopt of zoals Het holt zichzelf uit.
Het vult zichzelf traag met zwellende rook
en je voelt jezelf als een kale boomtak uitreiken
om een wolk, of een gitzwart maagdenvlies
te perforeren.
(de bus rijdt over het bankaplein, een oude man
struikelt, je ademt als een zieke hond, of een
spijkerbroek gedragen door een meisje van elf
dat niet naar school wil)
Het lichaam zwijgt. Het lichaam weigert
uit te ademen,
schuimbekt. Golven slaan
tegen het gehemelte: alsof er nog nooit iemand
in de zee gelegen heeft,
naar de wolken keek, en zei: dit is wat ik wil worden.
Dit wil ik zijn als het donker wordt.
Je krult op als een garnaal of het opkrullen
— iets dat verrotten kan, en dan verkruimelen.
Je waant jezelf onkruid
en beseft dat dit ook een soort narcisme is.
Het lichaam begint zichzelf te annuleren.
40
8916
Ik heb nog nooit een konijn als huisdier gehad
Wiosna van Bon
Mijn buurjongen trapte altijd mierendood, terwijl ik ze juist jam gaf.
Grote heuvels suikers en vijvers van marmelade. Een mierenparadijs
,
hoewel ik de volgende dag of die daarop, de holletjes vol liet lopen met koud of kokend water.
Dat lag eraan of mijn moeder thuis was.
Zo was er de dag waarop ik spinnen-vrienden ging zoeken voor spinnen.
Een redelijk formaat potje en wel zeven vrienden bij elkaar gebracht
.
Totdat spin nummer drie zijn vrienden zag,
om van te leven.
De cavia verdronk. Zijn kooi stond in de schuur,
onder de enige lekkende plek tijdens een stormende nacht.
De vissen pleegde zelfmoord.
De Reuzeslakken leden aan anorexia.
De Jack Russel had ADHD en was seks-verslaafd.
Hij kreeg een beter leven bij een fock-boederij,
denk ik.
De wandelende takken hielden vol
.
Maanden later ontdekte ik, dat de eitjes verwarde voor uitwerpselen.
Sommige van hen zijn op de schroot geboren.
Na de zoveelste ontsnapping, waarbij zij stonden te wiebelen in de schone onderbroeken
aan het wasrek van mijn vader.
Was mijn moeder er klaar mee.
41
9638
Ik hou van kou
Ik hou van kou:
in oorlogsgebieden vliegen vrouwen en kinderen
dan toch beduidend minder hoog
de lucht in.
Hun landing is ook zachter;
de lucht is korter, minder.
Er zit geen doel
in alweer een stapel ledematen.
Soms praat ik terug
tegen de verslaggever op tv,
hij kan er natuurlijk ook niets aan doen
tussen alle rookgordijnen
vertel ik hem, in vertrouwen
dat ik mijn hoofd in onschuld leg
als de kop van een vogel in eigen veren
wachtend op de winter
die dit land, zonder grenzen
op zal lichten, knisperend in de sneeuw.
42
7001
ik kuste een jongen met een sociale fobie
Emma van Hooff
een hoop uitdijende rugzakken op de achterbank
vormt een kunstmatig berglandschap
ik koos hem uit en bedacht een wandelvakantie
mannen met armen die te kneden zijn tot flinke bergtoppen
waar stelletjes hand in hand overheen kunnen lopen
het is nog pril ik sabbel op drie roze badparels
en bijt er een met mijn tanden stuk
zelfs de geur van mijn twaalfvingerige darm
kan hem nu niet meer tegenvallen
de wind klinkt als een automatische stofzuiger
soms is het even stil alsof het tegen een randje aan is gebotst
en moet draaien om verder te kunnen
we zien de toekomst in hardlooptasjes om de heupen
van oude mannen die niet meer kunnen rennen
mannen die langzamerhand hun kleren niet meer uitkiezen
volgzaam aantrekken wat er op de stoel is klaar gehangen
deze hele week lang heb ik mezelf beloofd
de groenten exact gelijk over onze borden te verdelen
waardoor de kans groter is dat we tegelijk zullen sterven
hij heeft zijn wortels vandaag niet opgegeten
dus pureer ik ze zacht als babyvoer en duw het in zijn slaap door zijn keel
zoals ik boeren in frankrijk bij ganzen heb zien doen
wanneer we straks thuis zijn bind ik een touw om zijn middel
en sleep zijn met angstzweet bevlekte jongenslijf
langs alle feesten van mijn vrienden
normaal praat hij ook terug maar vandaag knelt het allemaal een beetje
43
9784
ik rangschik mijn botten
Daan Zeijen
ik rangschik mijn botten
eerst alfabetisch
dan op hoe veel ik ze zou
missen als ik ze bij vreemden
door het kattenluikje zou
enfin
vannacht droomde ik dat we gelukkig waren
jij zat aan tafel - eigenlijk precies zoals je nu zit
ik pakte iets uit de kast thee of jam ik kon het niet
goed zien eigenlijk was het precies zoals het nu is
maar dan gelukkig
alle kinderen zingen advocaatje ging op reis
de kinderen vergeten dat het advocaatje stikt
of het maakt hen niet uit een van de twee
zes is een goede leeftijd voor het paasverhaal
videoband met tekeningen
de voiceover van de juf vertelt dat de andere kinderen
liever met barabbas spelen
je bent elf en durft niet in slaap te vallen
dan komt een vriend je kussen
groep acht is één groot showproces
de keer dat je je ouders kwijt was in de efteling
knibbel knabbel knuisje
die opstanding was er vast ook bij verzonnen
op vrijdagmiddag praten over hoe het gaat
buiten telt barabbas tot tien
en niemand speelt vals
eindmusical
waarom had God geen advocaat?
tiereliereliere
die was gestikt in een vissengraat
tierelierelom
44
246
ik wilde
en de gordijnen denderen over de rails trekken schaduwen binnenstebuiten
kleiner kleiner slist je tong en verdwijnt in
de blauwe inkt likt kokhalzend ijzer
spinnenpoten zuigen de kroontjespen met moeite tussen de webdraden
nagels krassen nerven op rode kool blauwe bladeren houterig verschijnt mijn
naam in een maagdelijk wit kader
waarom ik het schrift tussen mijn dijen klem?
ik verwacht het gevoel van mijn petticoat
hoe tule als fijn schuurpapier raspt daar waar zacht wit vlees
bleekroze lippen doen fluisteren zoals
de jurk van de spaanse danseres kijk hoe trots zij danst roept mijn moeder en ik zie
voel dat ik mijzelf knijp tot op het bot onverwachts
verlies ik rode korsten weeïge geuren
de wind laat zich niet makkelijk vangen in mijn schepnet en zij roept
buk niet zo je lijkt wel een hoer
de zon grijpt naar mijn schaduwbenen beroert warm
mijn onderbroek
is het een snik of een geeuw die mij ontsnapt de
hoer tikt verleidelijk tegen de ramen ik
ben onmiddellijk verkocht
als na jaren de aandacht dreint
ik aan mijn wonden blijf likken vingers naar ijzer ruiken
kom ik tot bezinnen zoek ik
angstvallig mijn naam op het web
ik wilde dat jij keek toen ik danste als kind trots
45
9043
Innovatie
Iris Hoekstra
Ineens was het af: elk continent
Voorgoed ontdekt en met een zorgvuldigheid
Die aan liefde grenst
Geheel en al in kaart gebracht.
Alweer eeuwen geleden koloniseerden we de nacht,
Drongen haar terug met licht en geluid,
Schoolden haar om tot andermans werkdag. We gaven
Alles namen. De vraag
Wie mag er wonen in de Nieuwe Wereld?
Werd pas gesteld toen er al onrust was ontstaan.
Iedere vinding voedt het contrast tussen de rechtlijnigheid
Van wat wordt bedacht, en onszelf die,
Omfloerst als altijd, alleen maar boven de tekentafel kunnen reikhalzen naar
Hoe vorm en functie samenvallen:
De enkelvoudige gratie waarmee een raam opent en sluit.
46
4449
Je stapt de lucht in
Rik Sprenkels
Ik vond op zolder een wirwar
van touwen en lussen, genoeg
voor een middelmatig mens
om zichzelf in te verliezen.
Als ik je opneem, zeg je
dat er op de bovenste verdieping
een uitgang is. Ik hoor
hoe je neusophalend de
luchtgaatjes afplakt,
hoe je hijgt dat je nu
echt moet ophangen.
Later tref ik je sterrenloos op het dak.
Je semafoort wild met je armen,
maar de albumhoes van ‘Help!’
schreeuwde ook niet echt om hulp.
Je stapt de lucht in. Je bent
verdraaid. Aanvankelijk vertrek je
in vlinderslag naar boven.
Maar het leven is geen tekenfilm.
Ik houd mijn rug recht, terwijl
mijn verbinding met jou
verbreekt op het asfalt.
47
10049
Kaal
Kaal
Verderop verzuipen we onze zintuigen
bewegen onze lichamen soepel radiografisch
bestuurbaar tussen de zware jongens, dansen
in een tollende ruimte waar sneeuw onder zwart
licht op je schouders gloeit, ik de angst in je veren voel
hoop als dauwdruppels op de wanden ligt het ritme
bokt achter onze slapen. Braken doe ik in een hoek
de plee zoiets van onbegaanbaar, mijn jas raakte zoek
je gezicht vloog tegen het raam te pletter iemand zag
een vlerk uit je t shirt steken.
.
Hier komen we tevoorschijn, twee schuwe dieren
in een slapende straat. Rousseau die schreef over vrijheid
hangt in de etalage maar wij weten het niet,
onderkoelde anesthesisten die zich overal uit lullen
onze geheimen ontkoppeld in de hyperstilte, niets
en dit, nu. Ik denk aan de open plek in je haar
een oog van huid waarop niets wilde groeien
de pet die je droeg als de zon fel was.
Wil je mijn jas vraag jij, voor de weg naar huis
het is niet ver zeg ik en hoor de stadsvogels al
vervloekte wezens ze overleefden alles, vliegen
met gerafelde vleugels puisten of één poot
wat als we blijven zwijgen
op een dag onvindbaar zijn.
Kou masseert mijn armen, mijn fiets wankelt
aan de hand die in gedachten je wang,
het spoor van bloed op je lippen streelt.
Later, zeg ik.
48
9332
Kastelen
Mark Boog
Overal, dat is de levenslust in de gewortelde mens,
bloeien woonkamercafés, informatieborden,
vogelkijktorens en bovenal de hoop. Dat alles
zo moge blijven als het is, eigenlijk: als het was.
We bouwen, op plekken, kastelen.
Het zijn oorlogszuchtige contrapties of angstige
maar dat vervliegt met de jaren. We wandelen
en fotograferen langs de herstelde kastelen.
Alles wat we doen vóór een oorlog die niet komt
is winst. We kijken naar het niet-vernielde
als naar ieder wonder: alsof het van plastic is
en op primetime wordt uitgezonden.
Aan de straatweg staan borden met vogelsoorten.
Elke vogel die we zien zou er zomaar toe kunnen behoren.
49
8549
Kerosine
i.
Het gaat goed met ons -
we leren opstaan en drie uur
later wakker worden
We smeren ons eigen brood, drinken
aardbeiensap, hangen sleutelhangers
aan onze broekritsen zodat we de
weg naar huis niet vergeten
Een vogel sprak over vrijheid, die ikzelf ooit
in een kooi waarnam, en tussen de
verhitting van kristallijne alkanen
in een donkere melkfles
Je hoorde jezelf spreken over vroeger terwijl je dacht dat je nooit oud zou worden.
ii.
Had niemand ooit explosief materiaal een halt
toegeroepen op het moment van ontploffing?
We leerden over zwaarte, en de kracht
van relativisme, over het oneindig draaien van alle dingen
- en vergaten het
We deden experimenten, stoofden ananassen
’s avonds laat carbidschieten op het plein
erupties uit stalen kooien
Er was die nacht dat ik thuiskwam en mijn
moeder me bij de achterdeur sigaretten
rokend betrapte
Onze moeders zijn dood nu, maar met ons gaat het goed -
we smeren ons eigen brood nu.
50
9583
keti koti
Dean Bowen
alle beweging is gewelddadigheid, klein geworden ballast
de kwelling van je zwarte lijf op het toetreden van een stilte; onuitgenodigd
warmwaterlichaam vertalingen en volledige ontworteld
het huis gekanteld in een democratische winter
je reduceert van de mensen
(iedereen die zichzelf opwerkt tegen de lucht)
alsof de tijd niet een huid is die afstroopt in de weerklanken van de waarheden
die je kende en leerde kennen
de rest enkel theater; om de dagen door
het bevestigt je drijfvermogen
een anker in je voeten begraven
de omwentelingen van jezelf binnen de plooibaarheid
van je zwarte lijf, de twijfel van je vingers op een strottenhoofd
wij zijn allemaal uit zwarte verhalen gevouwen,
hebben namen doorspookt van schadeloosstellingen, het lood
teveel om niet gedempt; de ruimte rondom te vullen van haar echo’s
alle beweging is gewelddadigheid, wanneer je buigt om jezelf te legen
een luidop verdragen, want je bent vertaald een nostalgie
lichamelijk lexicon om jouw mogelijk
te minderen
51
10071
Kistkalf
De kieteldood kwam onverwachts.
Een donker gat gaapte achter de schuifdeur. Voor de rand deinsde ik terug, maar je nam me bij de hand
en even later voelde ik zoals beloofd de zachte neus van het kalf. Een ruwe haal van zijn tong over mijn wang.
We lachten lang, je kietelde me tot ik slap werd.
‘Sneeuwwitje, met je huid zo wit als sneeuw, haren zwart als ebbenhout en lippen rood als bloed,
nu moet ik je wel wakker kussen.’
In het stro schoof je mijn voeten naast elkaar en ving mijn hoofd op in je handen alsof het een kommetje was.
Daarna likte je mijn gezicht eruit: romig en vloeibaar als melk.
Ik voelde me luchtig als een wolkentoetje.
Maar nu mijn hoofd leeg was schraapte een langere tong, stuggere tong over mijn bodem.
Hij bewoog, zoals ik de poot van het ongeboren kalf door het vlies had zien breken, in tegengestelde richting, schoks-
gewijs over de stramme rand. Het doffe stoten kende ik ook, van de botte, beknotte stierenhoorns, die –
omdat er nu wel leven, maar nog steeds geen licht was – tevergeefs op de omheining inbeukten.
Niet meegeven, niet meegeven, Een hoorn, scherpe hoorn priemt zich in mijn binnenkant, maar ik heb houten wanden,
als een kist. Ik lijk dood, maar ik slaap en niets of niemand dringt nog tot mij door.
Tot je je afzette tegen mijn ribben. Een spaander knapte. Ik schreeuwde.
Jij verloor je geduld. ‘Waar moest je je dan vasthouden?’
Ik had werkelijk geen idee; waarom ik zo onhandig in elkaar zat.
Nu ik dan toch een kist was, waarom zat er dan ter hoogte van mijn midden geen handvat?
In plaats daarvan spreidden mijn ribben zich als een vermolmde tak onder jouw handen, die tevergeefs
naar houvast zochten, in de leegte erachter.
52
9956
knopenbezweerder
Wibo Kosters
I.
er liggen knopen in het huis
om de lijken in de kast
de verwarmingsbuizen
er zit een man die ze legt
ze test op kracht
knopen waar niemand op wacht
er liggen knopen in het huis
die met de kabels
onder de straat doorlopen
ze breken de paden
als wortels
en brengen alles tot stilstand
II.
een knoop is een ruimtelijke weergave
van een onderliggend gegeven
iemand ordent in zijn hoofd informatie
komt tot een conclusie en
er verdwijnt een knoop uit de wereld
III.
een taskforce van grote denkers
komt samen om een rijtjeshuis
waar een man knopen om zichzelf legt
ze volgen eenvoudig de knopen
terug naar hun bron
uit de brievenbus hangt een touw
de deur wil niet open
tussen de gordijnen door
zien ze de knopen
zichzelf nu leggen
gordiaans gordiaans
sist het door het glas
53
9609
Kraan
Hugo Oversteyns
Het antwoord op de hardheid
zit in de stoeptegels, dacht ik eerst lang,
die gewoon zijn gevoegd met
wat los zand, snel over
de stenen geveegd. Berekende gemakzucht als verweer tegen
de vrieskou, barheid
waarbij cement immers alleen maar barst.
Maar sinds ik lelijk viel over zo’n losse straatsteen
wil ik dus een ander antwoord.
Het antwoord op het uitzichtloze, denk ik sindsdien,
zit in de hijskranen, die ijzeren armen
die het overzicht over alles omhelzen
en dan laten vallen, verdelen onder
alle mensen die
onder zo’n kraan staan
op het ogenblik dat ze zwenkt
zie je soms het donkerste plots helder, als werd iets
door dat stalen zwaaien in je
omgeroerd. En zo niet, zo niet meer
kan je altijd altijd
witte boterhammen smeren
voor de hijskraanman.
54
9745
landkaart
Daan Zeijen
ik wil je rug een landkaart maken
stippellijnen tussen moedervlekken
plaatsen waar we bordspellen kunnen spelen
we worden wakker
oortjes in een jaszak
ieder één been geklemd
om gisteren
je laat nog wat haren op de grond vallen
zodat als je ooit plotseling verdwijnt
ik nog iets heb om melancholisch naar te kijken
we zijn een verhaal van bijzinnen
verspringen van cirkel naar moegestreden cirkel
steeds nieuwe bloemen langs de route
laatst struikelde ik toen ik
op mijn strepen wilde staan
ik wikkel een deken om je enkel
je zegt: als we zo liggen
is het alsof ik de hele wereld aan kan
maar het niet alleen hoef te doen
soms vergissen we ons
schetsen we vergezichten
herinneren halverwege dat we geen
potloden dragen
je stelt vragen
over de plaatsen
die ik zie
hoe vaak de zon er schijnt
of het ver reizen is
ik lees voor uit de gids
ga met één hand langs de regels
de ander tekent
stippellijnen
55
9615
Levenslessen
Dewi de Nijs Bik
Al vroeg leerde ik dat vooruitgang
een opgegraven schop in een vitrine is
je badkamerbehang moet kiezen waar je het beste
tegen wegvalt, niet op de stoep
maar weg moet fietsen
dat een standbeeld is bedoeld een beeld
van iemand in stand te houden, de huid een grens is
van aanraking, ieder volk een trauma
nodig heeft, we telkens nieuwe manieren vinden
elkaar de woestijn in te sturen, je een lichaam
alleen kan uitleggen in botten
56
8650
Marieke
Ulrike Burki
drie dagen na het overlijden van de bordercollie
kwam Marieke weer onder het dekbed vandaan
plooide het verdriet netjes op en zei:
“Ook zonder bordercollie kan je stickers plakken
waar is mijn Panini-stickerboek?”
die middag stond Marieke ons voor het eerst
een hand op haar schouder toe
speelden we moeder, vader, huisdier met de lege hondenmand
Marieke maakte een plaksnor van het achtergebleven bordercolliehaar
“Misschien,” zeiden onze moeders,
“was het dat wel wat Marieke nodig had, een lege ruimte
om er het verdriet in op te bergen;”
57
2434
Mater et magistra
Eigenhandig en eindelijk
zo scheuren wij streng
zo struikelen wij
uit onze moeder.
Wij komen van de rand
wij zijn van de blokken
de straat is onze meester
de steen onze rede.
Onze vaders geselen ons met leer
ze zeggen dat wij mannen zijn
geen jongens, ze ruilen
vrienden voor honden.
Onze moeder meet het water in de kou.
We zien haar na
hoe ze elke dag
na dag kiest.
58
6366
Met onze hoofden tegen elkaar lopen wij in cirkels
Moya De Feyter
om haar niet te herhalen besluit ik meer te glimlachen iets liefs en kleurrijks te zijn
terwijl het afval zich ophoopt iets liefs en kleurrijks te zijn terwijl de beelden vuiler
iets liefs en kleurrijks te zijn terwijl de schaamte uit mijn oksels barst iets liefs en
kleurrijks te zijn terwijl haar blik een bijl en iedereen weet dat zij altijd gelijk iets
liefs en kleurrijks te zijn terwijl ik mezelf onderplas iets liefs en kleurrijks te zijn
terwijl honden zich aan mij iets liefs en kleurrijks te zijn terwijl ik etter iets liefs en
kleurrijks te zijn terwijl ik pijn wil doen iets liefs en kleurrijks te zijn terwijl nagels
uit vingers getrokken iets liefs en kleurrijks te zijn terwijl zij een strik rond mijn
nek iets liefs en kleurrijks te zijn terwijl haar grijns steeds strakker iets liefs en
kleurrijks te zijn terwijl zij terugdeinst als ik nog maar iets liefs
59
3242
Mijn trui is lichtblauw
het is mijn favoriete trui die bij elke wasbeurt groeit
waardoor mijn armen kleiner aandoen tot ook
handen uit het zicht, zo lijken de muren langer,
ergens is een glimlach op een kier gewaaid zodat ik
de nachten vrees waarin niets hoorbaar zal zijn dan het
geklepper van de deur tegen de stijl, het is de manier
waarop het geluid de stijl klieft waardoor de deur hoger
in de muur belandt, om de deur te sluiten zou iemand
op moeten staan, ’s nachts
brandt een lamp om de afstand van de kamer tot mezelf
niet te laten ontsnappen, over een stoel hangt de trui
als een lucht waarin geen wolken meer te breien zijn,
plat zoals alleen verstreken tijd kan zijn
mijn slaap is blind als een mol en onverbiddelijk
graaft elke centimeter van de nacht uit
in de molshoop van mijn dekbed slaap ik met een
schop alsof er een dier is dat ik wakker wil slaan.
60
8556
Mijn vader en de horizon
aleid holman
Doordat ik worstelde op het papier
met wat niet werkelijk leek omdat het anders was
als ik naar buiten keek,
doordat ik stoeide met het gom en boos werd op het potlood
legde mijn vader mij voorzichtig uit hoe het in feite zit.
Langs huisjes en langs schuren en langs lange hagen
verlegde hij zijn liniaal.
Vanuit een wonder liepen nieuwe lijnen
tot waar de zon verdwijnt achter een tere, ronde rand
die diepte gaf aan wat daarvoor nog plat was.
Hij zei me dat ons oog gelijk is aan de horizon
en hoe het evenwijdige daar opgaat in een punt
die altijd daar en onbereikbaar blijft.
Waar alles samenviel in niets ontstond de ruimte,
de maan stond als een sikkel aan de avondhemel.
61
1914
Misty en de lipstick van haar mama
Bert Van Raemdonck
Lisa zegt
dat Misty's mama 's nachts op stap gaat –
dat de warmte haar hier loom en moe maakt,
en ze giechelt met haar beide handen voor haar mond
omdat ze dat eens in een Franse film
een vrouw van onbestemde leeftijd heeft zien doen
toen ze de motor van haar Peugeot voelde grommen,
en ze wist maar al te goed waarom er toen verrukking
in haar blik te lezen stond
en ze wou dat alles zwart en wit was,
dat de wind zou zingen als hij zich onder haar jurk zou wringen
en elke keer wanneer ze zich bedenkt dat ze vanavond heel alleen
tussen de lakens van een grijzig bed zal liggen,
zegt ze dat er vroeg of laat wel iemand
door de draaideur van haar witte huis zal binnenwaaien,
dat haar leven dan pas zal beginnen –
Lisa zegt
dat Misty's mama 's avonds laat de stad doorkruist
maar niemand
heeft aan Misty's mama
iets over de nacht te zeggen
62
9706
N385
Toen ze jong was rende ze heen en weer
op het schoolplein zodat het leek alsof
ze iemand had om mee te spelen.
Ze slaapt nu met een hond in haar slaapzak
en probeert ’s morgens de toekomst te lezen
in de krassen op haar buik.
Het klamme, verbeten gras druppelt nog zijn protest
buiten krassen de ganzen een hiëroglief in de lucht
maar hun taal vergat ik al lang geleden.
We zitten hier nu weer, afgesleten tot korrels
het fijne zand dat in zandlopers past
en bepaalt wat hard of zacht is.
63
5558
Nest
Sarah de Koning
Er is weinig dat ik minder kan verdragen dan jankende honden en het trappen op slakken in de regen
Het is niet dat ik kwaadwillig ben, ik moet gewoon leven en groeien zoals elke organisme dat doet. Als kind
was ik al gulzig: elk ander wil ik voor mij alleen
Het liefst pluk ik vogeljongen uit hun kleverige nesten zodat ik hen in mijn eigen schoot kan dragen
tot ze het gewicht van rijpe vruchten hebben en niet anders kunnen dan vallen. De onverbiddelijkheid
van zwaartekracht en koekoeksongeduld ken een mildheid die ons mensen ontbreekt,
wij mensen die zeggen dat kiezen ook altijd verliezen is
Ik doorgrond mannen dan ook het liefst zoals katten, van op afstand terwijl ik doe alsof ik slaap, of beter nog:
als zij slapen, zodat ik kan dromen dat ze eigenlijk naar meisjes smaken en niet wreed zijn, hoewel ik weet
dat ook dat eigen is aan kwajongens, tenminste, dat is mij altijd
verteld. Er zijn dagen dat ik niet spreek maar wel eenzaam ben omdat ik zoveel te zeggen heb dat het barst
uit de klinkers en voor verwarring zorgt. Is het dan niet beter dat ik met mijn tong palatale klanken
in jouw mond leg die jij voorkauwen kan tot woorden?
Een vraag: is het waar dat moeders hun kuikens die ruiken naar mensen verstoten? Of hoe anders
vind je troost die warm is en naar zand smaakt, zoals het bloed in je mond toen je viel en je besefte dat vallen
ook maar dat is: onvermijdelijk en zoet
64
6343
Niet mijn meeuw
Het zijn niet mijn spreeuwen
maar ze bevolken mijn balkon
hangen aan vetballen
ruimen kruimels op.
Het zijn niet mijn spreeuwen
maar we staan in contact.
Bij langzaam opstaan
blijven ze zitten.
Een te snelle zwaai
en ze vliegen op
naar de vluchtboom
poetsen hun veren
vechten spreeuwerige ruzies uit
keren terug
naar hun vetpotten.
Het zijn niet mijn spreeuwen
maar we schreeuwen niet
naar elkaar. Bekijk
ze door mijn bril
en dubbele beglazing
twijfel of ze echt terugkijken.
Hun verscholen zwarte ogen
tonen verbazing noch angst.
Ogen om vliegensvlug
in een wolk van soortgenoten
op te gaan.
Het zijn niet mijn spreeuwen
maar ze troosten mij
hun nonchalant geneuzel
gretig pikken en hippen
van pot naar plant.
Ze gaan op de wieken
de spreeuwen
als een meeuw
het luchtruim schendt.
Niet mijn meeuw.
65
2094
niets meer wat nog gedaan moet
Patrizia Vespa
de nacht trekt weg naar de verkeerde kant
van de dag, een tram rijdt de stad in, een fietser aan
en door, de wind schuurt de oogluikende straten
in een huis vol afwezigheid warmt een vrouw zich
aan de keukenvloer, de vaat doucht en spoelt, vergeten
sap in pakjes, ochtenden die voelen als ruimtes waar ze
alleen nog maar kan zijn als ze er voorgoed vertrokken is
in een ander huis zoomt een man uit tot het juiste
formaat, zijn stem trekt zich beetje bij beetje terug, muren
vouwen voorover, niets meer wat nog gedaan moet
buiten breekt het water in kleine deeltjes, ik raap
alleen de stukjes op die glinsteren
66
8696
Niks mee te maken
Anna de Bruyckere
De wezels kwamen.
Na dagen van geritsel toonden ze zich eindelijk
’s nachts. De emmer met krabben draaiden ze om
op de andere helft van het bed. De kleine leken
het venijnigst, de grote hun kans af te wachten.
Ik vloog van onder de lakens en rende naar het raam
waar de kat zat. Ik kon hem niet goed zien en dacht
dat hij lachte, vroeg of hij ook wel eens
wilde springen. Hij had er niks mee te maken,
had misschien eerder gehuild als hij kon.
Ik las over de wolf die leeft tussen de diepte
en het oppervlak en ik wist: met mijn vingers
om zijn klauwen gevouwen doen ze minder zeer,
dat is hoe het nu gaat. Wezel, wolf en kat,
godbetert krab ben ik—en hij die zegt: laat me
alsjeblieft slapen.
67
274
nostal-tree
De sfeer in de Atmo is niet meer wat het ooit was
sinds het hele interieur overhoop is gegooid.
Vroeger was het er altijd zo gezellig op zondag.
We stonden, bijvoorbeeld, niet meters onder water en
zo hier en daar liep er ook nog een pinguïn te graven.
Groene, energieke thee was nog iets voor bij het dessert, later.
Soms mis ik die dagen echt. Het enige wat toen wit was
waren leugens, in plaats van de aarde.
68
9572
Nutsdier
Bibi Tegzess
Die zachte geur! Dat lieve! zei je, en knikte toen ik je blaten liet,
woorden tot gemekker in deed slikken. Ik legde bedrevenheid op je tong,
het kauwen van kort gras, een spoor van groen in adem.
Ik deed je alles voor, het rennen tussen halmen, als schaap de helling houden,
hoe uit halfslaap op te schrikken. Je trapte grond vast, vrat struikjes, jonge bomen,
graasde mijn wenkbrauwen op lengte, kortom, je deed wat ik je vroeg.
Nu zitten we tussen anderen, de offertafel wit gedekt, de stemming is zo zo.
Op het tafelkleed ontblote witte polsen. Aan het servet geen houvast
zonder handen. Je vraagt me, wie? Met vlees en al, nog rauw, nog levend?
En weert wuivend af, ons afscheid klinkt als hoef langs hout.
Van de wol brei ik een prikkend nachtgewaad, het beendermeel keert terug als brood.
Uit wat rest trek ik bouillon, als voedsel, voor wie geen voorstelling weerstaat.
69
8269
omdat het te groot is
omdat het te groot is, tillen we het boven het hoofd,
gooien het neer. het ploft dof in het zand, zit daar
te meesmuilen, veert kwiek op en bespringt ons
in een poging ons in het zand te duwen.
het kost krachten overeind te blijven, het opnieuw
boven het hoofd te tillen en neer te gooien.
nog voor we rechtsomkeer maken,
springt het ons alweer in de nek.
het stribbelt tegen als we het loswrikken,
het boven het hoofd tillen, het neergooien.
we vallen er met ons volle gewicht bovenop
in een poging het klein te krijgen. je bent te groot,
fezelen we, alsof het daar oor naar heeft. het werkt
zich soepel onder ons uit. we bijten in het zand.
70
6515
Ontmoeting (bis)
Gijs Smit
Dit gaan we doen.
We gaan elkaar op eenzelfde dag op hetzelfde tijdstip op dezelfde plek ontmoeten, je zal op dezelfde manier naar me kijken en we zullen hetzelfde zeggen en je zal op dezelfde manier me aan je vader voorstellen en hij zal dezelfde grap vertellen, en ik zal hem op dezelfde manier niet begrijpen maar er toch op dezelfde manier verlegen om lachen en je zal me op dezelfde manier vertellen hoe je heet en waar je woont en ik doe dat ook. Op dezelfde manier.
En dan zullen het verleden en het heden één worden, de tijd dat we elkaar niet kenden wordt gisteren, onze eerste ontmoeting wordt onze laatste ontmoeting, en alles wat daar tussenin gebeurd is, zal losgekoppeld worden.
En dan kijk je naar me, en dan zie ik in je ogen de vragen: hoe zit het met de verwijdering, de pijnlijke stiltes, de ruzies, het doodzwijgen, het verdriet, het gevoel van ultieme verlatenheid?
En dan zeg ik: het is een droom. Het bestaat niet meer. Geef het maar aan mij. En ik pak je verweesde herinneringen in mijn hand en wrijf ze fijn tussen mijn vingers.
Dat gaan we doen.
71
7149
Oorsprong II en cumunolimbus jaren
AnneMJonker
Ik herinner me niet dat ik nooit dichtte.
Ik herinner me dat ik met mijn okergele Volkswagen Kever pech kreeg en verdwaalde in Den Haag en die stad nog altijd haat.
Ik herinner me dat ik leerde, dat wat ik schrijf, consequenties kan hebben.
Ik herinner me de 21-jarige Joke met haar rode lippenstift uit Lelystad, die een affaire had met haar getrouwde, bijna gepensioneerde, baas.
Ik herinner me dat mijn broer een grote steenpuist op zijn linker bil had en dagen alleen maar kon liggen kermen dat hij kramp kreeg in zijn nek.
Ik herinner me de weeïge geur van sex op een doordeweekse avond.
Ik herinner me dat Jeannet zei, dat ik een deurmat was, terwijl ze zelf verliefd was op de niet bestaande Italiaanse maffiabestrijder Mario, die haar al twee keer voor het altaar had laten staan.
Ik herinner me een halvegare Human Resources manager Frans, die aan mijn zakelijke motieven twijfelde, toen ik hem vertelde dat mijn collega zijn handen niet kon thuis houden na vijven.
Ik herinner me de langdurige heterofase waar ik doorheen moest. Was blij toen het na 27 jaar en 8 maanden eindelijk voorbij was.
Ik herinner me dat mijn zus de rotondes in het Lake District net zo lang rond reed, totdat ze er geheel van overtuigd was dat ze de linker exit nam.
Zes minuten op een rotonde rondrijden is best lang, ook al is het in het buitenland.
Ik herinner me dat jouw heupen precies in de vorm van de mijne pasten. Dat was dan ook het enige.
72
7799
Op bezoek
Hier is alles wit en de mensen zijn gek
fluistert mijn moeder bij de deur
Ze is altijd bang om door de mand te vallen
Op de gang loopt een man met een koffer
Hij is vertegenwoordiger en op reis
van zijn kamer naar de huiskamer
Helaas heeft hij veel oponthoud
De vrouw die de gasten ontvangt
vergeet steeds opnieuw dat ze zich al heeft voorgesteld
De zuster vraagt aan mijn zoon of hij een snoepje lust
Als hij ja zegt, krijgt hij een draai om zijn oren
Ze spuugt in zijn gezicht: vies NSB-kind!
Zie je wel, zegt mijn moeder
iedereen hier is knettergek
en ze propt haar mond vol met witte servetten
73
9539
Opa vertelt
’27 November 1944, juist.
Fruitkroppen in dekmantelzetberken
en giftige uierdistels van plantsoenplaat’
hij zucht
‘ik denk dat ik het laat.
Derrièredonderzaag en zaadrandfiguren,
uren achterwaarts in plaats van laat.
Ik denk dat ik het hierbij’
kucht
‘missiekraamkopzandhoop en zoutverf,
de oude werf waar ik met oma –
ik denk bretelsweefselbandbeker,
ondergoedgrondwasser en week’
sputtert
‘de dag dat oma jonger leek’
74
4162
Overkant
je zet een vinger op de kaart, trekt een lijn
tussen landen, zegt: dit is eerder gedaan
zo gaan we aan boord, varen uit
slechts weinigen halen de overkant, zeg je
weinigen komen ooit in een thuishaven aan
land komt in zicht na dagen van deining
we zien daken van huizen, we ruiken
de grond
bomen en mensen die in een vingertop
pasten, nemen al gauw je hele hand
hele hart in beslag
wanneer we aan land gaan, gooien we
stenen over onze schouders om te zien
of het een jongetje of meisje wordt
75
6551
Passanten
Wim Zijlstra
Zojuist reed hier een snelle man
voorbij, in burger, zonder helm,
gebogen over zijn sportstuur.
Was dat Frederik?
Achter hem fietste wel
de vrouw van Freek,
met het lege
kinderzitje achterop
en met de lege
blik in het vertrokken
gezicht.
76
8579
Pentagram
Op een stafkaart tekent een pentagram, streng
en koel, de doelen af. Als uitgezet in een kunstproject
lopen we, herfstig en vermomd, ingeduffeld
in de velden de lijnen na; gewapend met wie we zijn.
Koeien kijken ons met grote novemberogen aan.
Spreeuwen wolken op. Het land huivert in ons na.
Een torenklok morst met klanken, veegt ons
de mantel uit. Kaalgeworden akkers zoeken
op een zondagmiddag naar de verloren tijd.
De aarde laat schriel en bloot haar oude echo’s los.
Van wie hier leefde nemen we de schimmen waar.
Mandendragers en vlechters, rabauwen, rovers
in de voren vergezellen ons. We komen!
We komen met fietsbanden en met lepels.
Met getallen en met kranten, brengen hulde
aan wat zich ontwikkelt en langzaam tot leven komt.
Straks rijzen hier de huizen op en de kinderen.
En de kinderen van de kinderen.
Nu al beschrijft hun sprong zich in een baan
van lucht, lang nog voor een van hen
zich nog maar van een vin verroert.
77
9900
Plein
Martje Wijers
Voorjaarsdagen bezaaien het plein met rotte bloesem
bij elke windvlaag hebben geknotte wilgen fantoompijn
een kraai pikt aan de ingewanden van een dood konijn
en overal loopt jong grut veelbelovend te wezen
alle kinderen in de speeltuin dragen kroontjes van papier
ik wil ze zeggen dat ze geen prinsen, geen prinsessen zijn
dat ze het nooit zullen worden, de torens die ze bouwen
maakt iemand straks met één trap weer ongedaan
het prille stel op het bankje wil ik zeggen dat ze op een dag
onder de douche staan met allebei gewoon een lijf
dat gewassen moet worden, dat het daarom niet minder zacht is
bij de poort beslist de leraar dat hij na de pauze begint
met een kort, gemeen dictee, als hij zijn ogen sluit
wordt het driftig krassen van pennen wuivend riet
stuift het zand weer door de duinen, dan haalt zij
haar hand door zijn haar, doet hij er even toe
de oma achter het raam op twee hoog, zal haar dochter
nog twee keer zien, één keer voor de bloemenkraam en één keer in de rij
bij de kaasman op de Albert Cuyp, ik zwaai in de hoop dat ik op haar lijk
78
9145
Poppendood
Meity Volke
Mijn moeder verdroeg haar spiegels in een winkelstraat.
De eerste, aan een gevel, na een kersensnit op nummer drie,
controleerde haar gebit en kreeg getuite lippen toe. Ook al
had ik haar geen hap zien nemen, het bord leek leger.
De tweede, uit haar binnenzak, bekeek haar natte wang.
Ze zei dat het een vuiltje was en ik dat ze in bosjes kwamen.
Toen rinkelde het in mijn hand en kocht ik drop op acht.
In de ruit van zeventien, porseleinen poppen uitgestald
als roerloos wit, gleed haar spiegelbeeld de etalage in.
Ik zag het zonder tegenlicht. Hoefde haar niet aan te kijken.
'Ze breken als je ze laat vallen, die bleke meisjes. Toch, mama?'
'Niet iedereen blijft heel, is voor het aardewerk gemaakt.'
Tanden zwart van vuile drop, een poppendood, een winkelstraat.
79
7223
prelinguaal
Rosa Willemijn Vlogman
ik laat me aanraken door een dove man
hij trekt zijn vingers over mijn hoofdhuid
tot ik knisperend wit licht zie.
hoe zeg ik?
ik maak het topje van mijn vinger nat
en houd het in de lucht, windstil.
de tolk van de dove man slaat ons gade
met milde ontreddering.
ze trekt mijn goedkeurend gekreun
als een sliert onzichtbare zakdoeken
uit haar keel, laat ze vrij.
soms maak ik geluid om te zien
welke bewegingen daarbij passen
soms beweegt zij zonder dat ik
geluid heb gemaakt.
80
1287
Puppy
Sommige huizen ruiken naar woede en hond.
Dat is vooral erg als je er geen hebt.
Het verdriet van je vader zit in zijn knuisten,
dat van je moeder in haar zwijgen
zoals die avond dat ze het deksel op de pan hield
haar hand verbrandde aan de stoom; ze gaf geen kik.
Pleisters helen niets.
Voor je verjaardag wou je
een hond aan een touwtje
om zijn vachtje te aaien, jezelf in zijn ogen
thuis te brengen, maar je kreeg een orgel
waarop je Home, Home on the Range leerde spelen.
81
2454
Relikwie
Mariejosé Vaessen
Buk en schroef de enkels los. Rol op
draai de knieën aan.
Wring de lever uit. Shake
de nieren en blaas
het fijnstof van de wervels. Leg ze aan
klik ze.
Hang de heupen af.
Schurk de schouders. Rek de nek
en richt het bekken. Stop
middenvoetsbeentjes gebundeld
in kistjes en vertrek.
Nee wacht! Wied de wenkbrauw.
Laat vanaf de haargrens de markiezen neer. Sluit
de lippen af met smeer.
Ga nu. Neem de weg die ik je wees
en groet bij de Bloedstraat de oude plataan.
Steek je hand op. Wuift hij met het eikje
dat uit zijn navel groeit, nader dan
door het groene hek, streel de stam. Buig.
Raap een blad op.
82
9169
snorkelen
een meisje wacht in het water tot ze verdrinkt
ze heeft er een snorkel bij opgezet
het lastige aan wachten is dat je niet weet
hoe uitzichtloos de situatie is
halverwege de dag vraagt iemand haar hoelaat de metro gaat
ze antwoordt: ik weet niet hoe laat het is
ik weet niet hoelang je moet wachten
hoelang ik hier al sta
ze bijt op het plastic in haar mond tot het vervormt
en tegen haar verhemelte schuurt, ze bijt
tot het op oude kauwgom lijkt
er is geen metrostation en het water komt nooit hoger
dan een centimeter onder het uiteinde van de plastic pijp
zolang ze stil blijft staan
83
10210
Souvenirs uit Pantelleria
annemarie van der meulen
Ik steel een landschap
schiet de zee als wolf
het land zonder huid
het bos na de brand
Mannen ontsnappen
ze schuilen met legers
in tombes van rotsen
Ik breng je bloemen
uit de buik van een walvis
wapenkreten van de wind
de cadavers van mijn camera
Maar jij proeft de wind niet
ziet geen walvis, ruikt geen wolf
weet niet van mannen onder de grond
84
9629
Tantetjes at war
De deur van je museum waaiert open; daar staan we in de tocht van ons evenbeeld.
Toen wilde je omhelzen maar ik stond stokstijf - de grammatica van zusterschap viel uiteen in tussenwerpsels.
Schuld als straf voor niet willen veinzen. Pijn door onthuld gemis, goedmaken no way - daar
moesten moessons en winterbanden overheen.
Deze keer op safe dus. Links, rechts, links met drie traditionele luchtkussen.
Ik ga naast je zitten, toon je de kleinkinderen op mijn smartphone, ik lig er zeker vier op je voor. Feliciteer je
met je debuut als grootmoe. Vertel je omdat jou - vuile havik! - niets ontgaat, wat me droevig stemt:
mijn afgebrande huis, het kleefroet in mijn poriën, het vertrokken kind, faal, faal ...
'Je zit dus met een burn-out', zeg je. Indisch handje voor je mond om je leedvermaak te sluieren.
Na vandaag vertrek jij naar een ander continent dus kunnen we met gerust hart
onze vijandschap voortzetten. Als alles weer wat is gesleten en vergeten, kunnen we gaan
eten met onze dochters die ons gaarne willen grootbrengen. Wij stellen het goed zonder elkaar.
We eten uit de wijde ruif van afstand. De oogst van genoeglijk pesten, wreed innen en minachting zaaien.
Vandaag lijken we wel zusters. Lachen om onze dunnende haren,
die we kleuren, tellen onze jaren, inspecteren elkaars slapen, zien hetzelfde juk, zelfs
toon je me je opperhoofd, en dan mag jij het mijne inspecteren en we concluderen dat als we
eens met liegen stoppen, we witter zijn dan sneeuw. Net als oma die van afstand hield en tranen verbood.
Wij winnen toch samen de hoofdprijs: even klein, verschrompelen we aan de familietafel
tot het dovige oude tweetal, de vechtende tantetjes, die groots en eeuwig willen leven
tot vermaak van de nazaten die niet meer bijkomen van het lachen
om die hilarische oude heksen.
85
9935
Thuisland
Wolken werden hoog opgehangen
gras aan de rand van de vloer
en boomtoppen ergens in het midden
maan roos vis waren nog letters
en groene krasjes een fonkelend bos
gras ademde in alle vroegte
bomen maakten de wind
en wolken waren zachte raadsels
maar woorden werden dingen
en kregen een bekend gezicht
zonder veel hoogteverschil
zo in slaap gewiegd
en ik fluister je in
om een mond eens af te lezen
als een perfect geplaatst golfje op een meertje
of als inkt
86
9997
Treden
Nina de Jong
Je zegt je hebt een duikplank bij
het zwembad, je hebt ouders met
geld en geen idee hoe je een strop-
das strikken moet, je hebt voor de
gelegenheid je blazer zelf gestreken
en aardbeien in een doosje voor
mijn moeder meegebracht, ik ken
het meanderen –mooi woord− van
boven naar beneden, het water dat
de zachtste, meest meegevende
route door zijn bedding zoekt, je
hebt denk ik je haren en je handen
niet gewassen, je hebt voor je
leeftijd denk ik weinig praatjes
je hebt zeg je zwaartekracht en
zwaarte, ik laat mijn vingers uit
je vingers glippen en heb denk ik
geen van twee.
87
9480
Tussen baleinen
Ik zie de oude walvis elk jaar beter.
Van Bert moet ik minder lang
op dat balkon gaan zitten, en vaker
een wandeling over het strand gaan maken.
Bert babbelt maar. Het strand is plat en saai,
alles om je heen is gladgestreken
of weggeblazen. Nee. Vanaf mijn balkon
kan ik de walvis op zien spatten,
zie ik zijn groot groen lijf dat half boven
half onder water steeds meer in de buurt
van mijn huisklif komt. Weet je.
Oude dingen durven meer.
Bert vindt dat ik eens een keer
met hem mee moet gaan naar Koksburg
om degelijke schoenen te kopen
want deze kunnen echt niet.
Er zal inderdaad wel ooit een dag komen
dat ik op mijn balkon zit en zie
dat deze versleten schoenen spontaan
van mijn voeten beginnen te vallen. Dat is waar.
Daarna zou ik me aan de spijlen van de balustrade
uit mijn stoel hijsen, mijn benen
over de reling tillen en wachten tot we allebei
genoeg moed hebben verzameld.
88
7169
uienringen, 1
Wat er zoal niet mesjogge is.
Ik moest rillen wanneer de kaaimannen verschenen.
Analoog met wat mijnheer van Goethem mij in zijn rede
reeds verteld had, werd het er niet makkelijker op
om stenen kisten te laten maken.
Hier zou mettertijd de nieuwe tempel verrijzen. De
kinderen van Wanda Hick liepen in groep doorheen
de straat. Hun begeleiders hielden een oogje in het
zeil, en probeerden alle ruzies een stap voor te zijn.
Wie buigt er zich in het gras van voetbal en gezond
verstand. Wie is er een kleermaker voor de keizer.
Wie maakt een knieval voor doordenkers. Wat pleit
er voor een goede prestatie. Waar ligt het Mekka
voor wie van androgyne jongens houdt.
Vroeger wist je dat, voor die nieuwe gast van je
je zo deed zwijmelen. Zijn valken waren door je corridor
en alleen astronauten – en een spook – verbreken nog
de stilte. Klappen er stoelen dicht, dan ontstaat er
deining in de zaal.
Er werden Vietnamese loempia’s verdeeld.
89
8959
Uit monden
Mond - jij sponzende spraakkrater, jij pratende,
jij onverbiddelijke in het ogenblik, je knijpt
zo nat en zinnenminnend je zieleklanken klaar
tot woorden, uitgesproken naar het oppervlak
Maar het geeft niet, liefste, wat je diepste binnen
daar ooit van mij toch dacht, of hoe ze tal
van onvoltooide dingen zo waarachtig af naar
buiten bracht; zolang je mooie mond voor nu
maar even zacht, nietszeggend, naar mij lacht
En zou een zoen van binnenzin nog ooit
bij onze lippen mogen uitmonden, toe,
laat ons dan voor altijd, zielbezegeld
aan elkaar verbonden, voltooid bemind
verzoenend blijven, als aanelkaargeplaktelijven.
90
534
VLAG
Truus Roeygens
we stonden over een zee
die toen aan het slapen
tot een uur of drie
was er weinig water
buiten een graatmager meisje
met punaises in de borst en vier vriendinnen
lachend voor een camera
was het land leeg
Ik kan een ecru blouse gedragen hebben, geknoopt
aan mijn navel
en vlindermouwen
ik kan de armen opgeheven hebben
en er mijn lach mee bedekt hebben
ik kan er bleek en vermoeid uit gezien hebben
en toch geen blouse en geen vlindermouwen gedragen hebben
ik kan beseft hebben dat ik mijn liefde moest houden
en toch mijn arm opgeheven hebben, langzaam, onherroepelijk
als een uitgeputte vlag
in de wind oplossen
91
9123
Voor de nabestaanden
Peter Mangel Schots
Ruim op, schep orde en verdwijn in handelingen die herhaald
de tijd bezweren. Maak de potten schoon waarin nog restjes kleven.
Ontvlucht het huis dat niet meer spreekt, waar ochtendzoenen
een relict zijn uit een leven opgepot in blikken van verstandhouding.
Zet je voet op lange wegen. Merk dat afgevallen blaren
telbaar zijn, hoe comfortabel harde banken in het park.
Kom thuis wanneer de avond al het licht heeft weggewist
dat overdag verbloemd en afgestoft over zijn zeven foto’s viel.
Ontvang bezoek met verse koffie en met bokkenpootjes
die vervallen zijn – jij weet waarom – slechts overleven is van tel.
Vergun jezelf het dekken van een plaats te veel aan tafel
smeer terwijl het niemand ziet een extra boterham met perenjam.
Vorm telefoonnummers van onbekenden, louter om te horen
of hun stem misschien dezelfde zachtheid als de zijne heeft.
Staar met open mond de dingen aan die vroeger vanzelfsprekend leken
neem die afstand, observeer en tel voor ieder jaar een maand van rouw.
Aanvaard, maar aanvaard niet dat de herinneringen stollen
door de afkoeling van nieuwe zomers en gedeelde jam.
Eet, drink, en laat je volstromen met goede raad tot je ervaart
dat dit een tijd is dat niets moet. Doof dan de lamp, de dag is daar.
92
717
Vormen van dromen.
Als de verhuizers weg zijn luisteren we boven op bed
naar dit merkwaardig krakende huis.
Je zegt: het is overal anders en toch hetzelfde, ontdekken
dat de klok tikt betekent nog niet dat je beseft wat tijd is.
De vakantie dat we veel te hard de berg af reden,
nog net konden remmen voor de opduikende eland,
in het gieren en kantelen meteen ook ontdekten wat gevaar is.
Vroeg tante vertwijfeld aan het stervensbed van oom: waar
ben je, waar is ie nou? - om eerst met haar ogen en daarna letterlijk
de kamer van boven naar beneden af te zoeken.
Hieraan denk ik als we in het raam een luchtballon zien verdwijnen.
Op een dag zeiden we tegen elkaar geluk is niet te koop,
we moeten grondig wat roetvlekken poetsen.
En je danst jezelf de maanden door, tast met een lucifer
je gebit af, je sokken draag je binnenstebuiten omdat dat warmer is
voor je altijd koude voeten.
Het zijn allemaal vormen van dromen. Zoals de keus voor open,
voor vitrage, en met gesloten gordijnen creëren we iets
dat in de verte op een bunker lijkt.
93
9814
wanneer kan ik nog eens de nacht
May J. Oele Wapper
wanneer kan ik nog eens de nacht
aanlengen tot hij doorzichtig wordt
de wanden van de kamer omver duwen
tot ik in het midden van een kruis lig
de sterren verbinden tot dierenriemen
die niemand ooit eerder zag
wanneer groeit er nog eens een stad
uit mijn borst waarin zwerfhonden
hun hoofd op de koele stenen leggen
en ik op mijn handen kan staan
zodat de appels uit de bomen schieten
wanneer is de nacht niet meer
zo gedrongen, fouilleert het maanlicht
mijn lichaam niet steriel en bleek als latex
om een hand getrokken
94
7700
Wat we al die tijd al tegen ons aanklemden
Merel van Slobbe
Er zwemmen walvissen door het huis
ze zingen in zachte tonen die niemand hoort
maar ik wil dat je weet dat er gezongen wordt.
We plakken namen op blote huid
we zetten de douche nooit te hard, bang
dat er iets in het afvoerputje verdwijnt
wat we al die tijd al tegen ons aanklemden.
Bij het ontbijt beloof je dat we op een dag
de horizon zullen uitpakken als een boterham uit folie
en hoe we zullen hopen dat alles vers is gebleven.
Elke seconde groeien we verder ergens vandaan
maar we zijn allang vergeten wat het was
en je spiegelbeeld past nog steeds.
Ik wil dat je vreemde talen spreekt vandaag
als ik je niet versta, kun je nog alles hebben gezegd.
Wie deden we na?
Misschien waren we het altijd al zelf.
95
8422
WIE OEFENT IN VERPLAATSING KAN HET OP DEN DUUR VANZELF
Voor de deur slaan ze een jongen met houten lepels op zijn hoofd
Tanzen Cowboy! Sleep hem naar de straat en schop – ze schoppen
en ik werd opnieuw geboren terwijl ik de andere kant op keek
terwijl ik naar de anderen keek om te zien hoe ik moest leven.
Stampvoetend sta ik onder de blauwe klamboe
waarom sluit je mij hier op
waarom ben ik jouw huisdier
dagenlang hoor ik stemmen op de veranda
halve woorden waarmee ik mijn cel bekleed.
Er is niet veel nodig om ongenoegen in burchten te veranderen
dan was jij de vijand
ja maar ik hou van je
kan wel waar zijn maar iemand moet het doen en jij bent zwart en mager.
Ik ren de straat op – vliegensvlug stoppen ze de lepels in hun holsters
ze laten hem gaan de dief die zijn kinderen wil voeden zijn aderen.
Nu de wereld een oven wordt zie ik kans om te ontsnappen
mijn verhitte moleculen neem ik mee naar een vers lichaam.
(Dar es Salaam 2017)
96
7178
Zekerheid
Elske Kampen
Van alles tegenwoordig twee. Voor vensters identieke
vazen, Boeddha’s, orchideeën, raambekleding naturel
als waaier in de vouw gestreken. Van het midden uit
twee richtingen omhoog en naar beneden.
Je argeloze hoofd dat altijd openstaat is veel te groot
om hier alleen te dragen. Je denkt aan verre vrienden
en het voorrecht van hun sterke benen.
Je achteloze snor die het speelse snijpunt tussen neus
en lippen is, vergt vanaf nu twee strenge tegen-ogen
ter controle van de rebelse linkerkrul.
Afzonderen, overdragen, uitleveren, wakend slapen.
Een naam is van de muur geschraapt. Iemand wordt
vervangen door een levend dier.
Je handen liggen in je schoot als vijfvingerige sterren
na de vloed. Ze gaan afzonderlijk op zoek naar nieuw
houvast, naar een ander paar.
Van alles tegenwoordig twee. Vandaag wordt een kind
gevonden, wordt het lichaam van een kind gevonden.
Je streelt een steen. Voor alle zekerheid de schaduw
daarvan ook.
97
3954
Zicht
Er hangt iets in de lucht
nog zonder naam
een witgrijs gordijn met
duizenden ogen
die vanuit het open veld
ons aanstaren als
koeien in de mist, zonder poten
wachtend.
In de polder, tussen mensen
overal zetten wij ramen neer
om elkaar te zien
niet aan te hoeven raken.
De wereld komt stap voor stap
in barsten naar ons toe.
Zullen we vandaag heel stil zijn
elkaars hand vasthouden
niet meer tevoorschijn komen?
98
2152
Zomaar of is niets toeval
Het ven roddelt er honderduit op los:
jonge merels piepen als oude wekkers,
schrille eksters kussen elkaar op oude elektriciteitsdraden,
braamstruiken verraden de rulle loop van schapen.
Uit de eik zijn zwangere vrouwen gegutst.
Daar scharrelt mijn vader tussen de bloesembladeren
terwijl hij pollen proest.
Hij legt bestek op servetten,
zijn grote verwijtende ogen zeggen
dat ik te oud ben geworden voor deze kindervriend.
Geliefden en stervenden krijgen Lelietjes-van-dalen uit haar tuin.
Mijn broer zijn haar is zwart ,het lijkt of hij er kaviaar in smeert.
Op het land kruipt de prei verder,overal zijn kamers, deuren, en trappen
in de kelder eclectische meubelarij die gonst van het stof.
Er blijken verhalen te zijn die mij ontgingen,
die de ronde doen in huis zonder mijn weten,
dat verteld het oude klokje me dat er nog staat.
Op de terugweg staat de trein lang te piekeren zonder stroom,
een stel friemelt vloekend aan elkaar
iemand verhandelt brillen
een man kan niet verder lezen in de Koran,
er wordt mij verzekerd dat mijn knuffel nooit platjes heeft gehad.
99
9635
zonder titel
Robin Barry
de laatste keer dat ik je vertelde over mijn droom heb ik gefabuleerd.
wat ook zeker was: er zat een halve maan van mijn nagel in de kamerpalm
en over een van de bladeren bewoog een vlieg zich met schokkerige pootjes.
ik verzon klimop op de gevel van een gebouw omdat dat me liet denken
aan hoe badschuim er uit kan zien op een gezicht.
ik voerde de droom op in crêpepapier, niet omdat crêpepapier associaties oproept
met het gekunstelde, maar omdat hij dan lichter onontvlambaar is,
en omdat kleurstof makkelijk uit crêpepapier lekt als het nat wordt.
stel je zo een zee voor.
de laatste keer dat je me vroeg wat ik mooi vond, haalde ik een pepermuntje uit mijn mond,
legde hem half aangetast op tafel zodat de contouren van een gezicht nog net te zien waren
en onderbrak daarmee iets.
100
9161
Zware engelen
Robin Kramer
Zoals de meest engelen, zijn wij te zwaar voor onze vleugels
we zetten ons af tegen togen, waar onze telefoons met scherm omhoog
lichtgevende afgronden in het hout branden
we zetten ons af, knieën zwaar naar het trottoir
waar opstijgen uitblijft en we
de hemel met nog geen nagel zullen raken.
Maar gelukkig zijn we samen in onze zwaarte en bulken
over onze bemoste riemen uit,
als perkgoed, als de gezwollen cherubs die we zijn,
om voor altijd te lijvig voor de eeuwigheid te blijven.