Wat een ongelofelijke berg dichtbundels heeft de jury van deze eerste Grote Poëzieprijs gelezen! Honderdvijftig, bijna twee keer zo veel als er meedongen bij de laatste editie van de VSB Poëzieprijs. Gelukkig zaten daar heel veel goede bundels bij. Want ons viel niet alleen het aantal bundels op, maar ook het hoge aantal goede bundels. De jury heeft, met andere woorden, geen enkel probleem gehad bij het vinden van genoeg uitstekende titels voor de longlist, maar wel uitvoerig moeten worstelen met de vraag welke goede dichtbundels die longlist toch net niet zouden halen. Dat benadrukte voor ons nog maar een keer hoe belangrijk het is dat we een serieuze Poëzieprijs hebben in het Nederlandse literaire landschap.
We mogen namelijk concluderen dat de Nederlandstalige poëzie springlevend is. Ze is, ten eerste, divers in haar vorm. Van lyrisch tot uitgebeend, van abstract tot anekdotisch, van geëngageerd tot persoonlijk, van experimenteel tot traditioneel, en alles ertussenin. Ons viel op dat er veel gedichten waren die een expliciet of impliciet politieke lading hadden: blijkbaar vraagt deze tijd om een antwoord van de literatuur. Divers is de Nederlandstalige poëzie ook door de vertegenwoordiging van vele bevolkingsgroepen op de inzendingslijst. Vrouwen publiceren alleen nog altijd minder poëzie dan mannen: nog niet eens 30% van de gepubliceerde bundels is geschreven door een vrouw.
Wat was er nog meer anders in dit eerste jaar van de Grote Poëzieprijs? Dit jaar dongen voor de grootste poëzieprijs in het Nederlandse taalgebied voor het eerst ook bundels mee die ‘in eigen beheer’ zijn uitgegeven. Maar wat is dat eigenlijk, ‘eigen beheer’? Je zou kunnen zeggen dat, in een tijd waarin het stelsel van erkenningen in het boekenvak al lang en breed tot het verleden behoort, waarin zo’n beetje iedere dichter tegelijk zzp’er is, iedere uitgegeven bundel wordt uitgegeven door een ‘uitgeverij’. De jury ondervond daarom soms moeite de bundels eruit te pikken die ‘in eigen beheer’ zouden zijn uitgegeven, ook al omdat die publicaties in alle gevallen ook echt onder de naam van een uitgeverij waren gepubliceerd. Geen van deze bundels is uiteindelijk terechtgekomen op de longlist. Hoewel de jury enkele inzendingen met plezier gelezen heeft, bleek toch dat het selectiemechanisme van de traditionele poezie-uitgevers, zeg maar hun 'poortwachtersfunctie', goed werkt. Dat wil niet zeggen dat een in ‘eigen beheer’ gepubliceerde bundel nooit genomineerd of zelfs winnaar van De Grote Poëzieprijs zou kunnen worden maar wel dat de kans erop uiteindelijk klein is.
Met het nieuwe reglement kwam er nog een andere nieuwe regeling: het inschrijfgeld dat dit jaar voor de prijs gold. De jury heeft het debat hierover met belangstelling en soms ook instemming gevolgd. Hoewel er aan de ene kant wel begrip is voor de financiële drempel die het inschrijfgeld ook is, en voor de gedachte dat de Grote Poëzieprijs iets is dat het héle poëzieveld met elkaar kan dragen, constateert de jury een onevenredig grote last voor juist die uitgeverijen die zich veel of vooral met poëzie bezighouden: hoe meer bundels je uitgeeft en inzendt, hoe meer je moet betalen. Dat is een straf, waar eigenlijk een compliment op zijn plaats zou zijn.
Nog eens noemen we graag nog de titels en dichters op de longlist:
Hoe de eerste vonken zichtbaar werden van Simone Atangana Bekono – (Lebowski / Wintertuin)
Bokman van Dean Bowen – (Uitgeverij Jurgen Maas)
Stalker van Joost Decorte – (Poëziecentrum)
Habitus van Radna Fabias – (De Arbeiderspers)
Gedichten met een Mazda 626 van Jonathan Griffioen – (Lebowski)
Verlies me niet van Jacob Groot – (De Harmonie)
Ze gaan er met je neus vandoor van Ted van Lieshout – (Uitgeverij Leopold)
De volgende scan duurt vijf minuten van Lieke Marsman – (Uitgeverij Pluim)
Het woedeboek van Roelof ten Napel – (Hollands Diep)
Genadeklap van Willem Jan Otten – (Uitgeverij Van Oorschot)
Onze kinderjaren van Xavier Roelens – (Atlas Contact)
Begane grond van Hans Tentije – (De Harmonie)
Als werden wij ergens ontboden van Miriam Vanhee – (De Bezige Bij)
Om mee te geven aan een engel van Nachoem M. Wijnberg – (Uitgeverij Pluim)
De shortlist
Nachtboot van Maria Barnas,
Uitgeverij Van Oorschot
Maria Barnas is een bedachtzame dichter. Weloverwogen gedichten schrijft ze, ook in haar vijfde bundel, Nachtboot. Daarmee bedoelen we niet dat de gedichten saai zijn – integendeel. Het kan oorlog zijn in je hoofd, er kunnen bange klokken luiden, of er kunnen zich kristallen torens van gedachten vormen. Het is het hoofd vanwaar deze dichter vertrekt om te schrijven over een alarmerende wereld, als een klassiek koor: juist dichters zien afgronden en ‘onbeheersbare uitkomsten’.
Nachtboot is een bundel met scherpzinnige observaties over tijd en leegte, over kijken en ervaren, over dingen zien die men niet ziet. ‘De toekomst ligt open als een greppel, maar waar is de bodem’, vraagt de dichter zich af. Dagelijkse dingen weet zij tot raadsels te maken in haar kalme verzen met steeds twee of drie regels bij elkaar gegroepeerd. Regels waarin klanken elkaar opzoeken en bevestigen, wat de gedichten een klassiek aanzien geeft. Maar laat u niet in slaap sussen, er zit een dreigen achter deze gedichten. Onheil klinkt steeds, zoals in het indrukwekkende titelgedicht met kalme regels over ‘Een boot die niets vervoert dan nacht’.
Stalker van Joost Decorte,
Poëziecentrum
Joost Decorte schreef met Stalker een bezwerende debuutbundel: vol onbeschaamde filosofische, mystieke en evocatieve natuurlyriek. Wie er precies gestalkt wordt, is onduidelijk, maar de dichter zelf is zowel de prooi als de dader. ‘Ik aard niet/ ik benader’, schrijft hij. Zo probeert hij vat te krijgen op het andere of de ander: de geliefde, de moeder, de vader, de samenleving, het zelf buiten ons eigen idee over onszelf. Het doel wordt nooit helemaal bereikt, maar de betekenis ligt in de omweg die de verzen nemen: ‘de weg geneest de afstand’, staat er.
In deze bundel durft Decorte een klassiek aandoende taal te bezigen die verdwenen leek onder de vele meer experimentele poëzie. Toch blijft de jonge dichter ver weg van nostalgie of conservatisme. Binnen een archaïsch aandoende taal roept hij volstrekt nieuwe beelden op. Daarbij springt hij niet omzichtig om met de taal, maar buit haar lyrische, zingende mogelijkheden volledig uit in zijn indrukwekkende Stalker.
Habitus van Radna Fabias,
De Arbeiderspers
Radna Fabias laat zich niets gelegen liggen aan vaste versvormen en vindt de poëzie opnieuw uit. Vitaal, ritmisch en klankrijk, is dit sterk aardse en lichamelijke poëzie. Politieke poëzie ook, omdat het gaat over thuiskomen en over er niet bij horen. Het geweld van het ‘omgekneed’ worden door een andere cultuur, het zelfverlies dat ermee gepaard gaat, de koloniale geschiedenis, een ongelijk heden: het staat erin maar is nergens eenstemmig of eenvoudig. Fabias spreekt niet namens anderen maar wel vanuit het perspectief van anderen. De gedichten gaan over vrouw zijn, zwart zijn, over je vijand die ook je geliefde is. Je hoort aan niets dat Habitus een debuut is, of het moet zijn in de volslagen oorspronkelijkheid van de cadans van haar taal, die een brug weet te slaan tussen de geest en het eenzame, vleselijke lichaam.
Het woedeboek van Roelof ten Napel,
Uitgeverij Hollands Diep
Het woedeboek van Roelof ten Napels mag dan eveneens een poëziedebuut zijn, hier klinkt een dichter met een meer dan voldragen, muzikale stem. De bundel is te lezen als de kroniek van een geloofsval. Maar zo eenvoudig is het niet. Want ons verleden laat zich niet straffeloos achterlaten: ‘Langzaam breekt je/ ruggengraat, je geschiedenis’, schrijft Ten Napel. De eenzaamheid en zelfdestructie die het breken met je afkomst tot gevolg heeft, wordt beschreven in haast bodemloze verzen. Behoedzaam zoeken ze, via filosofie, symboliek en erotiek, een weg door die duisternis.
Het woedeboek is een abstracte bundel, vol worsteling met een destructieve symboliek waarvan maar niet los te komen valt. Maar gaandeweg komt een belangrijke aanleiding voor deze worsteling naar boven drijven. Dan openbaart Het woedeboek zich aan de lezer als een zeer persoonlijk portret van een jonge homoseksueel in een streng christelijke omgeving. Dat mondt uit in de laatste afdeling, ‘Jongen’, een reeks liefdesgedichten die tot de mooiste van deze jonge eeuw mogen worden gerekend.
Genadeklap van Willem Jan Otten,
Uitgeverij Van Oorschot
Willem Jan Otten voegt met Genadeklap aan zijn oeuvre een nieuwe, indringende bundel toe die laat zien dat zijn ontwikkeling na decennialang schrijven nog altijd niet stilstaat. Otten is een unieke dichter en deze bundel is daarvan weer een overtuigend bewijs. Boven alles is Genadeklap een bundel over de dood, en over geloof. Op het eerste gezicht is het alsof geloof oog in oog met de dood onzekerder dan ooit is, maar juist dat maakt dat het nog dieper doordringt in de kern van Ottens dichterschap. Alsof het geloof kan wankelen juist omdat het verworven is. Niet dat de dichter wankelt, nee, hij doopt zijn pen in dat wankelen en gebruikt het om indringend de bodemloosheid onder het menselijk bestaan te beschrijven. Dat kan gaan over de machteloosheid bij de zelfgekozen dood van een vriend, of over de onmogelijkheid om tot elkaar te komen, zelfs in een lang huwelijk: ‘Ik schep u man en vrouw,/ in de echt hebt u elkaars genadeklap te zijn.’
Net als de Amerikaanse dichter John Berryman, waarvan hier schitterende vertalingen zijn opgenomen, schrijft Otten verzen die vrolijk als wanhopig op een gehoopte redding aanschrijven. Met zijn virtuoze pen en zijn kalme, vastberaden blik bewerkstelligt Otten een openheid naar de duisternis toe: ‘Hij houdt zich staande met de moed/ der poëzie’.
Onze kinderjaren van Xavier Roelens,
Uitgeverij Atlas Contact
Wie Roelens nomineert voor een prijs, nomineert ook 365 anderen. Zoveel mensen vertelden de dichter hun vroegste jeugdherinnering en vormden zo de ‘humuslaag’ waarop zijn verzen groeiden. En toch heeft de dichter de touwtjes stevig in handen en vormen de 77 gedichten in Onze kinderjaren ook een sterk vlechtwerk omdat het zijn verbeelding is die leidend is.
Terugtellend tot het jaar 1911, dicht Roelens een eeuw aan herinneringen aan elkaar. Iedere stem klinkt anders, iedere herinnering creëert volslagen nieuwe beelden. Van de smurfen tot Harry Potter, van barende moeders tot gebombardeerde steden: de twintigste eeuw trekt aan ons voorbij in al haar vormen. Het is verleidelijk om te bladeren naar je eigen geboortejaar en te zien of je jezelf in de verdichte herinnering herkent.
Met deze bundel levert Roelens misschien wel de knapst vormgegeven bundel uit alle inzendingen voor de Grote Poëzieprijs. Zowel de typografie, het algehele binnenwerk en de cover zijn subtiel op elkaar afgestemd, en geven een grid waarin de beeldenstroom wordt ingedamd. Roelens kijkt als typograaf over de grenzen van het gedicht heen, en maakt van een bundel een gesamtkunstwerk. Onze kinderjaren is een ijzersterke conceptuele bundel, zo uniek en eigengereid en, door het brede spectrum, zo algemeen herkenbaar, dat hij zich instant tot klassieker katapulteert in onze Nederlandstalige literatuur.
Niet vijf maar zes genomineerden
Vanwege de verlengde periode waarover wordt gejureerd, het grote aantal van 150 inzendingen en de aangetroffen kwaliteit is het de jury gegund niet vijf maar zes bundels een plek op de shortlist te geven.
Laudatio voor Radna Fabias
Het is verleidelijk om Habitus van Radna Fabias te beschrijven als een bundel die ‘de zwarte stem’ vertegenwoordigt in de Nederlandse poëzie, of als een bundel die gaat over de verschillen tussen een Caribische blauwe zee en Hollandse vrieskou. Een tropisch eiland wordt immers als eerste decor afgezet tegen een land waar tropische warmwatervissen in zwart-witfoto’s boven de schoorsteenmantel belanden. En ook huidskleur speelt een grote rol en het beladen woord ‘negers’. Maar met die betiteling van ‘zwarte stem’ alleen doen we deze poëzie te kort. Habitus is juist een steengoede bundel omdat ‘identiteit’ hier vanuit vele gezichtspunten wordt onderzocht. Degene die spreekt is ook op het tropisch eiland slechts op bezoek, en heeft er de analytische blik van een buitstaander. De pijnlijke erfenis van het koloniale verleden komt aanbod maar de toon is nergens eenstemmig of gelijk hebberig: eerder ironisch en geestig. Het ‘hardnekkig erfgoed’ bestaat uit kroeshaar met een brandlucht, smeltend plastic en dode honden. Ook later in de bundel, tussen de Hollandse flatgebouwen en tippelzones, zijn de verschillende lyrische sprekers niet per se ‘thuis’ – of ze nu drugsdealer zijn of ‘ballotant’ in de Nederlandse maatschappij.
De bundel is te lezen als een felle aanklacht, maar tegelijk is het ook telkens meer dan dat. Fabias graaft net zo lang in wat bedenkelijk is – waarbij ze ook zichzelf niet spaart – totdat de complexiteit van een probleem zich openbaart. Dit maakt dat Habitus deelneemt aan het ‘gesprek van de dag’, maar tegelijk – en belangrijker – dat de bundel er ook een krachtig tegengif tegen is. Niets is eenvoudig in deze bundel, niets is op te lossen met een paar slimme oneliners of standpunten. Fabias maakt het persoonlijke politiek en het politieke persoonlijk.
U zult zich nu misschien afvragen of dat wel past bij poëzie, zo’n verhaal over identiteit, gender en kleur. Maar Fabias’ zoektocht had in geen andere vorm gesteld kunnen worden. De dichter gebruikt juist het taalspel om te demonstreren dat we allemaal slechts geknutseld zijn uit woorden en gezichtspunten, uit de taal die ons van jongs af heeft gevormd. Zoals de woorden van je overgrootmoeder uit wier schimmelende nalatenschap een stroom van voorschriften komt over hoe een goede vrouw te zijn.
De man is ondertussen een bruidegom of een dealer, een verkrachter, maar ook een Christus of een danspartner, een gevangene en een innig geliefde vijand zonder gezicht. Er is kortom geen ruimte voor afrekeningen in Habitus. Wel voor willen weten, willen onder ogen zien. En dat maakt de bundel zowel hard als zacht en teder.
Hoe eensgezind ook, de jury stond ook stil bij het feit dat Fabias vrijwel alle prijzen van het jaar heeft binnengesleept. Werkt de zoveelste lofprijzing voor een debutante niet verlammend? Ontbeert het de jury niet aan een eigen visie? Het zouden redenen kunnen zijn de prijs niet aan Radna Fabias te geven. Maar dan zouden we niet gehoorzamen aan ons geweten: De Grote Poezieprijs gaat dit jaar naar de allerbeste bundel, en dus naar: Radna Fabias!
De jury van De Grote Poëzieprijs 2019
Joost Baars, Yra van Dijk, Adriaan van Dis,
Cindy Kerseborn en Maud Vanhauwaert