Juryrapport 2020

De Grote Poëzieprijs 2020 Juryrapport

De hedendaagse poëzie is spannend: veel dichters durven het experiment aan te gaan, waardoor ze de grenzen van het genre oprekken. In de 118 deelnemende dichtbundels is een veelheid aan stemmen en benaderingen te lezen: van zeer lyrisch tot onpersoonlijk en zakelijk, van breed uitwaaierend tot beknopt, van essayistisch tot abstract en impressionistisch, van miniatuurtjes die elk op zichzelf staan tot bundels die één groot verhaal vertellen, van opvallende debuten tot geweldige bundels van oudgedienden. Veel dichtbundels zijn uitgesproken en geëngageerd en spelen met de grenzen van de bladspiegel. We vermoeden in sommige publicaties de invloed van poetry slam en spoken word te ontdekken. De inzendingen beslaan een breed scala aan onderwerpen, waarbij het politieke niet wordt geschuwd en het opvalt dat klimaatverandering zich sterk heeft geworteld in het poëtisch bewustzijn. Ook kwamen de zon, de zee, ziekte en troost opvallend vaak voorbij. We waren blij te zien dat een aantal bundels over andere delen van het Nederlands Koninkrijk handelt dan Nederland. Het viel ons daarbij op hoe de poëzie een platform kan zijn voor verschillende stemmen en uiteenlopende verhalen over het verleden. Blij verrast waren we met de ingezonden geïllustreerde poëzie en kinderpoëzie. De diversiteit aan gedichten maakt nu al nieuwsgierig naar de dichtbundels die het komende jaar zullen worden ingezonden.

                Dit was het tweede jaar waarin ook in eigen beheer uitgegeven dichtbundels ingezonden konden worden. We ontvingen er vijftien. Daarnaast was er een tiental bundels dat verscheen bij zeer kleine uitgeverijen met slechts enkele titels in het fonds. Sommige bleven tijdens de jurering lang meedingen. We vermoeden dat de geoefende blik van een ervaren redacteur essentieel is om een bundel tot een ijzersterk werk te maken en slechts in zeer uitzonderlijke gevallen niet noodzakelijk is. Dat gezegd zijnde weten we uit ervaring hoeveel een poëziepublicatie in eigen beheer kan opleveren en hoe dankbaar en leerzaam een keuze voor die weg dus wel degelijk kan zijn.

Laudatio

Al tijdens de jurybijeenkomst in januari bleek dat we de bundel die we uiteindelijk tot winnaar zouden uitroepen, allemaal in één ruk uitlazen.

                Deze gedichten zijn openhartig, soms licht absurdistisch. Niets meligs of pastelkleurigs. Niet makkelijk, wel toegankelijk. Nuchter, maar nergens onpersoonlijk of kil. Integendeel. Geen schoonschrijverij en juist dat levert de mooiste zinnen op. En troost, daar waar er eigenlijk geen beginnen aan is.

                Herman De Coninck wist het al: een hand op je voorhoofd, ‘zo dun als sneeuw gaat liggen, / en het helpt niet: // zo helpt poëzie’. Te midden van 118 ingezonden bundels hebben we heel wat warme handen op het voorhoofd gevoeld. Ook de nodige rukwinden en kaakslagen trouwens. De winnende bundel bracht pijn en troost tegelijk, ook voor wie het beschreven leed (en het eveneens beschreven plezier) nog niet aan den lijve ondervond.

                Of poëzie pijn moet doen en moet kunnen troosten, daar zijn de meningen over verdeeld. Gebruikswaarde is voor goede poëzie zeker geen voorwaarde en wordt zelfs een beetje verdacht gevonden. De gedichten uit de winnende bundel laten echter zien dat gebruikswaarde ook geen breekpunt mag zijn: deze bundel gaan we cadeau geven aan wie deze gedichten nodig heeft. En wanneer we zelf iemand verliezen, weten we hem in de boekenkast te vinden.

                We lezen over opzichtige dromen. Over de kunst van iemand aankleden voor zijn eigen begrafenis en de sokken (die met de doodshoofden erop) die zijn zo geliefde tenen definitief bedekken. Scènes in het verpleeghuis en de wachtkamer maar ook in de Melkweg. Post aan (en uit) het hiernamaals. En nooit geweten maar het kan vermoedelijk heel goed: kwartetten met condoleancekaarten. Zo helpt poëzie.

                De Grote Poëzieprijs 2020 gaat naar Lijfrente van Vrouwkje Tuinman.

 

 

 

 

VROUWKJE TUINMAN (1974)

Lijfrente is een direct verslag van het eerste jaar na een verlies. Vrouwkje Tuinman schrijft over wat blijft, nadat iemand gestorven is. Over de pogingen om haar overleden geliefde, Frank von der Möhlen, de dichter F. Starik, ‘halsstarrig in beweging’ te houden en tegelijkertijd zelf te blijven voortbestaan. Vrouwkje Tuinman publiceerde vier romans en Lijfrente is haar zesde dichtbundel. “Ik zou heel graag eens over iets anders schrijven dan de dood, en was dat ook aan het doen. Toen werd mijn partner ziek, en overleed hij. Nu is er, meer dan ooit, geen ander onderwerp. In Lijfrente beschrijf ik de liefde tot – maar ook nadat – de dood ons scheidde. De fysieke intimiteit die steeds verder overschaduwd wordt door zorg, en uiteindelijk door rouw. De levensfase die de meeste mensen, ook ik, pas veel verderop voor zichzelf bedacht hebben.”   

F.Starik zei zelf over het schrijven over dode vrienden: “Een gedicht schrijven over een dode vriend is ‘volkomen anders’ dan over een onbekende, zegt hij. ‘Deze gedichten gaan over de verbijstering die me bevangt bij het volledig onverwachte overlijden van iemand. Dat je in iemands huis rondloopt en de krant anders legt en de gordijnen sluit. In een volledig functionerende woning hoort een bewoner en die ontbreekt. Dat is bizar. Dat schrijf ik op omdat het mij ten diepste toe beweegt. Al wordt het uiteindelijk ook een gedicht met grapjes erin.”

 

Jury De Grote Poëzieprijs 2020

De jury van De Grote Poëzieprijs bestond uit Roos Van Acker, Germanist, tv-presentator, radiomaker en zangeres; Noraly Beyer, oud-nieuwslezer van het NOS Journaal en de Wereldomroep; Anna de Bruyckere, schrijver van poëzie, toneel, essays en verhalen; Babs Gons, schrijver, performer en stuwende kracht achter een flink aantal spoken word-initiatieven en Kila van der Starre, literatuurwetenschapper en poëziecriticus.

Zij nomineerden naast Lijfrente van Tuinman ook de bundels Hogere natuurkunde van Ellen Deckwitz, Godface van Ahsa Karami, Zon van Peter Verhelst en het leven van de sterren van marwin vos.